ECLI:NL:RBAMS:2025:2418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11367096 \ EA VERZ 24-1003
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herroeping van een beschikking van de kantonrechter

In deze zaak heeft verzoekster op 18 oktober 2024 een verzoekschrift ingediend tot herroeping van een beschikking van de kantonrechter van 19 juli 2024. De VvE heeft hiertegen verweer gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2025 heeft verzoekster aanvullende producties ingediend. De kern van het verzoek is dat de beschikking berust op bedrog door de VvE en dat er stukken zijn achtergehouden die van beslissende aard zijn. De VvE heeft zich verweerd door te stellen dat verzoekster het bedrog al tijdens de procedure had kunnen ontdekken en dat zij daarom niet ontvankelijk is in haar verzoek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekster de email waar zij zich op beroept, op 3 juli 2024 heeft ontvangen, ruim voor de beschikking van 19 juli 2024. Hierdoor komt verzoekster geen beroep toe op de gronden van herroeping zoals genoemd in artikel 382 Rv. De kantonrechter heeft de verzoeken van verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van € 610,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11367096 \ EA VERZ 24-1003
Beschikking van 15 april 2025
in de zaak van
[verzoekster],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. L.C.M. Jurgens,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN [verweerder],
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. S. van der Klaauw,

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 18 oktober 2024 een verzoekschrift met producties ingediend dat strekt tot herroeping van de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2024, geregistreerd onder zaak-/rekestnummer 10850120 EA VERZ 23-1324 (hierna te noemen: de beschikking).
1.2.
De VvE heeft een verweerschrift met producties ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2025. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] de nadere producties 3 tot en met 14 ingediend. [verzoekster] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De VvE is vertegenwoordigd door [naam 1] , werkzaam bij [bedrijf] B.V., tijdelijk bestuurder van de VvE, vergezeld door de gemachtigde. Als belanghebbenden zijn verschenen [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] , [belanghebbende 7] en [belanghebbende 8] . Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, de gemachtigden aan de hand van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.4.
Daarna is een datum voor beschikking bepaald.

2.Het verzoek

2.1.
[verzoekster] verzoekt dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
2.1.1.
de beschikking herroept, het geding heropent en partijen vervolgens gelegenheid geeft om
de gronden van de inleidende verzoeken in de hoofdzaak te wijzigen en aan te vullen, daaronder begrepen een wijziging en aanvulling van de verzoeken in de hoofdzaak zelf,
hun stellingen te wijzigen en aan te vullen en
hun verweren te wijzigen en aan te vullen, en,
2.1.2.
opnieuw rechtdoende, de alsdan aangevulde en gewijzigde verzoeken in de hoofdzaak alsnog integraal toewijst,
2.1.3.
de VvE veroordeelt in de kosten van zowel het oorspronkelijke geding als het geding in herroeping.
2.2.
Aan het verzoek heeft [verzoekster] de volgende gronden ten grondslag gelegd:
2.2.1.
de beschikking berust op bedrog door de VvE en (in de hoofdprocedure verschenen) belanghebbenden,
2.2.2.
de beschikking berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld,
2.2.3.
[verzoekster] heeft na het geven van de beschikking stukken van beslissende aard in handen gekregen die door toedoen van de VvE waren achtergehouden.
2.3.
De VvE voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoekster] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, hierna nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In de kern komen de stellingen van [verzoekster] erop neer dat de in de hoofdprocedure verschenen gemachtigden en belanghebbenden in strijd met de waarheid hebben aangevoerd dat er geen rechtsgeldig bestuur van de VvE is. Zij heeft in dit verband een email van 3 juli 2024 overgelegd, afkomstig van de heer [naam 2] , hoofd juridische zaken van Woningstichting Rochdale. In deze email is het volgende vermeld:
“Geachte mevrouw [verzoekster] ,
Naar aanleiding van onderstaand bericht heb ik navraag gedaan bij mijn collega’s die zich bezig houden met VVE beheer. Die komen regelmatig mensen van Pro VvE beheer tegen in vergaderingen. Uit die connectie heb ik begrepen dat (de rechtsvoorganger van) Woningstichting Rochdale al sinds de vergadering d.d. 14 juli 1997 geen bestuurder meer is en per die datum [bedrijf] B.V. werd aangewezen als bestuurder. Onderliggende stukken hiervan heb ik helaas niet ontvangen, noch heb ik een reactie ontvangen over de aanwezigheid van twee verschillende VvE’s.
Het mysterie is daarmee niet opgelost, maar wellicht dat het weer een puzzelstukje heeft opgeleverd in uw speurtocht naar de historie.
Vertrouwende u hiermee voldoende te hebben geinformeerd.
Vriendelijke groet,
[naam 2]
(overigens een meneer en geen mevrouw)”
3.2.
[verzoekster] stelt dat uit de email van 3 juli 2024 blijkt dat de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. per 14 juli 1997 als bestuurder van de VvE is benoemd. Door dit te verzwijgen heeft de VvE bedrog gepleegd, hetgeen tot herroeping van de beschikking moet leiden.
3.3.
De VvE heeft zich tegen het verzoek tot herroeping onder meer verweerd door aan te voeren dat [verzoekster] een beschikking wil aanvechten waartegen gewone rechtsmiddelen hebben opengestaan.
3.4.
De kantonrechter begrijpt het verweer van de VvE aldus dat de VvE zich op het standpunt stelt dat [verzoekster] het door haar gestelde bedrog niet pas na de procedure heeft ontdekt, maar al tijdens de procedure, zodat haar om die reden geen beroep op artikel 382 Rv toekomt.
3.5.
Artikel 390 Rv bepaalt dat een beschikking op verzoek van de oorspronkelijke verzoeker of van een belanghebbende kan worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382, tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet. De artikelen 382 tot en met 384 en 386 tot en met 389 zijn van overeenkomstige toepassing (artikel 391 Rv).
3.6.
Artikel 382 Rv bepaalt dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, op vordering van een partij kan worden herroepen indien:
a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd,
b. het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of
c. de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
3.7.
Artikel 383 lid 1 Rv bepaalt dat het rechtsmiddel moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en de eiser daarmee bekend is geworden. De termijn vangt niet aan dan nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
3.8.
Herroeping is een buitengewoon rechtsmiddel dat tegen in kracht van gewijsde gegane vonnissen, arresten en beschikkingen kan worden aangewend. Het gesloten stelsel van in de wet geregelde rechtsmiddelen brengt mee dat een onjuist geachte rechterlijke uitspraak niet anders dan door het (tijdig) aanwenden van een gewoon rechtsmiddel (verzet, hoger beroep of cassatie) kan worden aangetast. Bij gebreke daarvan is de uitspraak onherroepelijk en bindt deze de daarbij betrokken partijen (het beginsel van het gezag van gewijsde). Dit betekent dat het rechtsmiddel uitsluitend behoort open te staan als het werkelijk om ernstige inbreuken op de rechtvaardigheid gaat.
3.9.
Het ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn sluit een vordering tot herroeping in beginsel uit. Van de partij die zich in de procedure - voor de eindbeslissing - bedrogen voelt op een van de in artikel 382 Rv genoemde gronden mag worden verlangd dat zij het door haar gestelde bedrog of de valsheid dan wel de achterhouding van stukken aanvecht in hoger beroep. Alleen ingeval het bedrog of de valsheid dan wel achterhouding van stukken wordt ontdekt tijdens de beroepstermijn - na de eindbeslissing - zou zij op grond van artikel 383 lid 1 Rv de vrije keus hebben tussen het instellen van het gewone rechtsmiddel dan wel het buitengewone rechtsmiddel, waarbij het eerste moet worden aangewend vóór de afloop en het laatste ná de afloop van de gewone beroepstermijn. De voorrangsregel (gewoon rechtsmiddel moet eerst als het nog kan) geldt alleen niet in dit bijzondere geval. Met deze bepaling heeft de wetgever immers willen voorkomen dat de termijn samenloopt met de termijn voor het instellen van hoger beroep in gevallen waarin het bedrog wordt ontdekt voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
3.10.
In dit geval is het bedrog of de valsheid dan wel achterhouding van stukken niet ontdekt tijdens de beroepstermijn. [verzoekster] heeft de email waar zij zich op beroept, op 3 juli 2024 ontvangen, ruim twee weken voordat de beschikking op 19 juli 2024 werd gegeven. Aan [verzoekster] komt daarom geen beroep toe op één van de gronden van artikel 382 Rv. Dat [verzoekster] deze email voor de eindbeslissing onder de aandacht heeft gebracht van de rechter met het verzoek om heropening van het onderzoek, welk verzoek is afgewezen, maakt dit niet anders.
3.11.
Uit het voorgaande volgt dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen. De overige stellingen van partijen kunnen onbesproken blijven.
3.12.
In een verzoekschriftprocedure kan de rechter een veroordeling in de proceskosten uitspreken (artikel 289 Rv). [verzoekster] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De VvE heeft verzocht om een veroordeling van [verzoekster] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.13.
Voor een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten kan alleen plaats zijn in buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Aan beoordeling van de vraag of hiervan sprake is, komt de kantonrechter niet toe omdat de VvE haar proceskosten niet heeft gespecificeerd. Toewijzing van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten is alleen om die reden al niet toewijsbaar. De proceskosten worden daarom aan de hand van het liquidatietarief begroot op:
- salaris € 542,00 (2,00 punten × € 271,00)
- nakosten € 68,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de
beslissing)
totaal € 610,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de verzoeken af,
4.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van € 610,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoekster] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
33806