ECLI:NL:RBAMS:2025:2416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/13/763287 / KG ZA 25-58
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking van notaris bij loting voor verdeling van gemeenschap na eerdere uitspraak

In deze zaak vordert LB Woning B.V. dat de notaris meewerkt aan een loting voor de verdeling van een gemeenschap, na een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter op 5 juni 2024. In die uitspraak werd bepaald dat de verdeling van de panden moet plaatsvinden door middel van loting, maar de notaris weigert dit uit te voeren omdat partijen het niet eens zijn over de wijze van loting. LB Woning heeft eerder een kort geding aangespannen tegen Sandstenen Projecten B.V. en [gedaagde 2] B.V. om de verdeling te gelasten. De voorzieningenrechter heeft in het eerdere vonnis geoordeeld dat LB Woning een spoedeisend belang heeft bij de verdeling, maar nu blijkt dat er onduidelijkheid bestaat over de uitleg van het vonnis. De notaris heeft aangegeven dat hij geen bevoegdheid heeft om te beslissen over de uitvoering van de loting zonder overeenstemming tussen de partijen. LB Woning stelt dat [gedaagde 2] zich niet wil meewerken aan de loting, terwijl [gedaagde 2] en de notaris verweer voeren tegen de vordering. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de partijen en de onduidelijkheid over de uitleg van het vonnis in het nadeel van LB Woning wegen. De vorderingen worden afgewezen en LB Woning wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/763287 / KG ZA 25-58 VVV/MV
Vonnis in kort geding van 16 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LB WONING B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres bij gelijkluidende dagvaardingen van 3 februari 2025,
advocaten mr. M. Marchi en mr. J.P.A.M. van Balen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
notaris te [vestigingsplaats] ,
verschenen in persoon,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaten mr. K.M.G. Verkleij en mr. J.M.W. Bindels te Arnhem.
Partijen zullen hierna LB Woning, de notaris en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
De eerste zitting in dit kort geding heeft plaatsgevonden op 12 februari 2025. Verschenen zijn [naam 1] (van LB Woning) met mr. Van Balen, de notaris en [naam 2] (van [gedaagde 2] ) met mr. Verkleij. Op initiatief van de voorzieningenrechter is de behandeling van dit kort geding aangehouden omdat op 13 februari 2025 een zitting plaatsvond bij het gerechtshof Amsterdam (in het hoger beroep tegen een eerder kortgedingvonnis) waar gesproken zou gaan worden over het treffen van een minnelijke regeling.
1.2.
Omdat die minnelijke regeling niet is getroffen heeft LB Woning op
17 februari 2025 een datum voor een tweede zitting aangevraagd. Die tweede zitting is aanvankelijk bepaald op 26 maart 2025 en nadien verplaatst naar 2 april 2025.
1.3.
Op de zitting van 2 april 2025 heeft LB Woning de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 2] heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd. LB Woning en [gedaagde 2] hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Ook de notaris heeft verweer gevoerd aan de hand van een in het geding gebrachte pleitnota. Aanwezig waren [naam 1] (van LB Woning) met mr. Van Balen, de notaris en [naam 2] (van [gedaagde 2] ) met mr. Bindels. Na verder debat is vonnis bepaald op 16 april 2025.

2.De feiten

2.1.
LB Woning, [gedaagde 2] en Sandstenen Projecten B.V. (hierna Sandstenen) zijn de vennoten in de vennootschap onder firma, genaamd [naam vof] V.O.F. (hierna de vof). Door middel van de vof zijn zij gezamenlijk eigenaar van de panden aan de [locatie] . Het aandeel van LB Woning in de vof is 50%, [gedaagde 2] en Sandstenen beschikken ieder over een aandeel van 25%. LB Woning voert de administratie van de vof.
2.2.
De notaris is verbonden aan het kantoor [naam maatschap] te [vestigingsplaats] .
2.3.
Bij brief van 6 december 2022 heeft LB Woning aan [gedaagde 2] en Sandstenen een voorstel gedaan om tot beëindiging van de samenwerking in de vof te komen. LB Woning heeft voorgesteld het aandeel van de andere twee partijen over te nemen dan wel de eigendom te splitsen “
in drie blokken van aaneengesloten opgangen” (met verrekening van de waardeverschillen tussen de blokken). Partijen zijn hierover niet tot overeenstemming gekomen.
2.4.
Bij brief van 12 april 2023 heeft LB Woning de vof opgezegd. Nadien zijn partijen wederom niet tot overeenstemming gekomen over verdeling en vereffening van de gemeenschap.
2.5.
Op 31 augustus 2023 heeft de advocaat van LB Woning een stappenplan opgesteld om tot verdeling van de gemeenschap te komen. Onderdeel hiervan is “
Verdeling per vennoot zo veel als mogelijk door aaneengesloten panden/ opgangen”. Bij e-mail van 5 september 2023 heeft de advocaat van [gedaagde 2] ingestemd met het stappenplan. Sandstenen heeft hiermee niet ingestemd. Zij heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat zij twee van de acht panden met voorrang zou mogen kiezen omdat zij de panden heeft aangebracht. LB Woning en [gedaagde 2] hebben niet ingestemd met dit voorkeursrecht van Sandstenen.
2.6. Bij brief van 7 maart 2024 van de advocaat van LB Woning aan de advocaat van Sandstenen heeft de eerste – kort gezegd – herhaald dat niet wordt ingestemd met het door Sandstenen geclaimde voorkeursrecht. Ook is in de brief opgenomen dat Sandstenen weliswaar zegt tot een spoedige verdeling te willen komen, maar dit feitelijk blokkeert. In een laatste poging om tot overeenstemming te komen is onder meer voorgesteld de panden aaneengesloten per vennoot te verdelen en over te gaan tot verrekening tussen de vennoten bij over- of onderbedeling. Gevraagd is of Sandstenen hiermee akkoord gaat, bij gebreke waarvan verhinderdata zijn aangevraagd voor een aanhangig te maken kort geding.
2.7.
LB Woning heeft bij dagvaarding van 2 mei 2024 een kort geding aanhangig gemaakt tegen Sandstenen bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Gevorderd is – kort gezegd – de verdeling te gelasten op basis van het volgende:
- hertaxatie van de panden door Cushman & Wakefield;
- partijen conformeren zich aan de uitkomst van de hertaxatie;
- op basis van de hertaxatie zullen partijen in goed gezamenlijk overleg tot overeenstemming trachten te komen over de verdeling van de panden naar rato van hun aandeel in de vof (50/25/25), waarbij de panden per pand/opgang aaneengesloten worden verdeeld en waarbij bij over- of onderbedeling verrekening tussen de vennoten plaatsvindt;
- indien dit niet binnen één maand tot overeenstemming leidt dan vindt de verdeling plaats door middel van loting op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten;
- ieder afzonderlijk lot vertegenwoordigt twee aaneengesloten panden, waarbij LB Woning twee naast elkaar gelegen loten (en dus vier aaneengesloten panden) krijgt toegewezen;
- loting vindt plaats door een notaris van het kantoor [naam maatschap] te [vestigingsplaats] .
2.8.
[gedaagde 2] heeft zich in het onder 2.7 genoemde kort geding gevoegd aan de zijde van LB Woning. Zij heeft zich aangesloten bij hetgeen door LB Woning in dat kort geding naar voren is gebracht.
2.9.
Op 5 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen. Hierin is onder meer overwogen dat LB Woning een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vordering en dat Sandstenen zich niet op een voorkeursrecht kan beroepen. De vordering van LB Woning is toegewezen in die zin dat de verdeling en vereffening is gelast op de wijze zoals hiervoor weergegeven onder 2.7. Sandstenen is op straffe van dwangsommen geboden aan die vereffening en verdeling haar medewerking te verlenen en alle (rechts)handelingen te verrichten die daarvoor nodig zijn. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitvoer bij voorraad verklaring is in het vonnis niet gemotiveerd.
2.10.
Cushman &Wakefield heeft de hertaxatie uitgevoerd. Op 21 november 2024 heeft zij het taxatierapport aan LB Woning, [gedaagde 2] en Sandstenen toegestuurd.
2.11.
Op 29 november 2024 heeft de notaris partijen verzocht hem uiterlijk vóór
20 december 2024 te berichten of zij overeenstemming hebben bereikt, bij gebreke waarvan hij reeds aankondigde op 20 december 2024 om 15.00 uur de loting te zullen uitvoeren.
2.12.
Enkele uren voor de loting zou plaatsvinden is namens [gedaagde 2] te kennen gegeven dat zij zich tegen de loting verzet.
2.13.
Bij e-mail van 20 december 2024 heeft de notaris bericht dat er kennelijk bij meerdere partijen onduidelijkheid bestaat over de lezing van het vonnis van 5 juni 2024 en dat het niet aan hem is om hier een oordeel over te vellen. Indien de advocaten van partijen er niet in onderling overleg uitkomen, zal de loting niet plaatsvinden, aldus de e-mail van de notaris.
2.14.
Sandstenen heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam tegen het vonnis van 5 juni 2024. Op 6 en 13 februari 2025 heeft een zogenoemde ‘comparitie na aanbrengen’ plaatsgevonden. Er is geen minnelijke regeling getroffen. Op de rolzitting van 1 april 2025 heeft Sandstenen haar memorie van grieven ingediend.

3.Het geschil

3.1.
LB Woning vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. de notaris te gebieden om uitvoering te geven aan de loting uit het vonnis van 5 juni 2024;
ii. de notaris te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat hij geen uitvoering geeft aan die loting, tot een maximum van € 100.000,-;
iii. [gedaagde 2] te gebieden aan de vereffening en verdeling uit het vonnis van 5 juni 2024 haar medewerking te verlenen en alle (rechts)handelingen te verrichten die daarvoor nodig zijn;
iv. [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van
€ 10.000,- per dag dat zij haar medewerking niet verleent aan een voor de vereffening en verdeling benodigde (rechts)handeling, tot een maximum van
€ 100.000,- per (rechts)handeling is bereikt, met een maximum van € 1.000.000,- in totaal;
v. de notaris en [gedaagde 2] ieder te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
LB Woning stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Om onbegrijpelijke redenen wil [gedaagde 2] niet meewerken aan de loting. [gedaagde 2] geeft nu plotseling te kennen dat zij zich niet eerder had gerealiseerd dat LB Woning als gevolg van die loting vier aaneengesloten panden zou krijgen en dus niet in aanmerking kan komen voor de panden [nummer 1] en [nummer 2] . Volgens [gedaagde 2] is dit relevant omdat in het pand met nummer [nummer 1] een coffeeshop is gevestigd. LB Woning stelt hiertegenover dat partijen in de twee jaar die zijn voorafgegaan aan het vonnis van 5 juni 2024 steeds hebben gesproken over “aaneengesloten panden”. Dit impliceert dat LB Woning inderdaad niet in aanmerking kan komen voor de panden [nummer 1] en [nummer 2] . [gedaagde 2] heeft zich nota bene in het eerdere kort geding gevoegd aan de zijde van LB Woning en zich geschaard achter het standpunt van LB Woning dat de loting voor iedere partij zou moeten leiden tot “aaneengesloten panden”. Hierdoor is sprake van een gerechtelijke erkenning door [gedaagde 2] in de zin van artikel 154 Rv. Het vonnis van 5 juni 2024 is dus duidelijk en moet worden uitgevoerd. Ten aanzien van de notaris is de grondslag van de vordering de ministerieplicht van artikel 21 van de Wet op het Notarisambt.
3.3.
[gedaagde 2] heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Op hoofdlijnen is zij het nog steeds eens met LB Woning: er moet een verdeling komen en Sandstenen heeft geen voorkeursrecht. Na het vonnis van 5 juni 2024 bleek echter dat partijen een andere uitleg geven aan de wijze waarop de verdeling en vereffening is gelast. De uitleg die LB Woning geeft aan het vonnis komt erop neer dat de panden [nummer 1] en [nummer 2] nooit bij haar terecht kunnen komen. Dit komt feitelijk neer op een voorkeursrecht voor LB Woning en [gedaagde 2] bestrijdt het bestaan hiervan. Dit is met name van belang omdat in pand [nummer 1] een coffeeshop is gevestigd en dit pand dus moeilijker gefinancierd kan worden. Het pand met nummer [nummer 1] is bovendien te hoog getaxeerd door Cushman & Wakefield, zodat een verrekening een en ander niet recht zal trekken. Dit meningsverschil tussen partijen heeft ertoe geleid dat de notaris geen uitvoering wil geven aan de loting.
3.4.
De notaris heeft – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hij een protocol voor de loting heeft opgesteld. Hij heeft dit aan partijen voorgelegd voor inhoudelijk commentaar. Omdat Sandstenen en [gedaagde 2] bezwaar hebben gemaakt en hij geen bevoegdheid heeft hierover te beslissen, heeft hij besloten de loting vooralsnog niet door te laten gaan. Aangezien de notaris geen onderdeel van het conflict wil worden verzoekt hij om een duidelijke uitleg van het vonnis van 5 juni 2024. Omdat in de memorie van grieven van Sandstenen (zie 2.14) zijn reputatie ernstig wordt beschadigd en omdat hij geen onderdeel van het conflict wil worden, merkt de notaris op dat ook de rechter zelf de loting kan uitvoeren dan wel dat dit door een andere notaris kan worden gedaan. Tot slot voert de notaris aan dat de voorzieningenrechter, net als hij zelf, rekening moet houden met de belangen van Sandstenen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het vonnis van 5 juni 2024 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit houdt in dat LB Woning het vonnis in beginsel ten uitvoer kan leggen ondanks het door Sandstenen aanhangig gemaakte (en nog lopende) hoger beroep. LB Woning kan echter in dit geval niet tot tenuitvoerlegging overgaan, omdat zij hiervoor afhankelijk is van de medewerking van de notaris, die dit heeft geweigerd.
4.2.
De vraag die in dit kort geding voorligt is of LB Woning in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep het vonnis van 5 juni 2024 ten uitvoer mag leggen, in die zin dat de notaris ertoe moet worden veroordeeld de loting uit te voeren op de in het vonnis beschreven wijze, met name in die zin dat ieder der vennoten “aaneengesloten” panden zal verkrijgen.
4.3.
Dit kort geding heeft – ondanks dat Sandstenen hierin geen partij is – kenmerken van een executiegeschil. Volgens het arrest van de Hoge Raad van
20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) geldt in een executiegeschil – kort gezegd – het volgende. Indien een partij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis wenst te executeren, terwijl die uitvoerbaar bij voorraad verklaring in dat vonnis niet is gemotiveerd en daarover dus nog geen afweging van belangen heeft plaatsgevonden, dient de rechter in een executiegeschil die afweging alsnog te maken.
4.4.
Om onderstaande redenen valt een afweging van belangen uit in het nadeel van LB Woning.
(1) [gedaagde 2] en LB Woning leggen het vonnis van 5 juni 2024, met name het begrip “aaneengesloten” panden, ieder op hun eigen manier uit. Omdat Sandstenen wel partij was in het eerdere kort geding, maar niet in dit kort geding, ligt het niet voor de hand dat de voorzieningenrechter in dit kort geding het vonnis van 5 juni 2024 (nader) gaat uitleggen. Er kan dan ook niet zonder meer worden geoordeeld dat de uitleg die LB Woning aan het vonnis geeft de juiste is.
(2) Uit de in het geding gebrachte correspondentie volgt weliswaar dat [gedaagde 2] het standpunt van LB Woning over de wijze van loting steeds heeft gedeeld, hetgeen ook volgt uit het feit dat zij zich in het eerdere kort geding heeft gevoegd aan de zijde van LB Woning, maar uit die correspondentie valt niet af te leiden dat ook Sandstenen zich (expliciet) akkoord heeft verklaard met de nu door LB Woning voorgestane wijze van loting. Ondanks dat Sandstenen geen partij is in dit kort geding, dient de voorzieningenrechter rekening te houden met haar belangen.
(3) Het feit dat zich in het pand met nummer [nummer 1] een coffeeshop bevindt is geen onderwerp van debat geweest in het eerdere kort geding. Dat de door LB Woning voorgestane wijze van loting tot gevolg heeft dat zij nimmer in aanmerking kan komen voor het pand met de coffeeshop is evenmin onderwerp van debat geweest in het eerdere kort geding. Dat Cushman & Wakefield dat pand volgens [gedaagde 2] te hoog heeft getaxeerd, waardoor volgens haar een nadere verrekening op basis daarvan ongunstig uitvalt, is een omstandigheid die zich heeft voorgedaan na het wijzen van het vonnis van 5 juni 2024.
(4) In het vonnis van 5 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat LB Woning een spoedeisend belang heeft bij verdeling en vereffening. LB Woning kan echter nog immer, indien zij dit wenst, een spoedige verdeling en vereffening bewerkstelligen door akkoord te gaan met verkoop van de acht panden en verdeling van de opbrengst dan wel door akkoord te gaan met de door [gedaagde 2] voorgestane wijze van loting (waardoor LB Woning ook kans heeft op het pand met de coffeeshop). Om haar moverende redenen heeft LB Woning niet ingestemd met deze voorstellen.
(5) De notaris heeft voorshands terecht aangevoerd dat toewijzing van de jegens hem ingestelde vordering hem gezien de slechte onderliggende verhoudingen tussen de drie vennoten in een lastig parket brengt. Toewijzing van de vorderingen jegens de notaris en jegens [gedaagde 2] , op straffe van dwangsommen, kan eveneens gezien de onderliggende slechte verhoudingen, alleen maar leiden tot nieuwe executiegeschillen.
Dit alles maakt dat het belang van behoud van de bestaande toestand (als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019) zwaarder weegt dan het belang om het vonnis van 5 juni 2024 ten uitvoer te leggen, zonder de uitkomst van het hoger beroep af te wachten. De vorderingen zullen dus worden afgewezen.
4.5.
LB Woning zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris
1.107,00
Totaal € 1.821,00.
De kosten aan de zijde van de notaris worden begroot op € 331,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt LB Woning in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.821,00,
5.3.
veroordeelt LB Woning in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.4.
veroordeelt LB Woning in de proceskosten, aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 331,00,
5.5.
veroordeelt LB Woning in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van de notaris begroot op de explootkosten van de betekening van dit vonnis, onder de voorwaarde dat die betekening heeft plaatsgevonden,
5.6.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025. [1]

Voetnoten

1.type: MV