ECLI:NL:RBAMS:2025:2412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
Zaaknummer: C/13/749465 / HA ZA 24-366
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van franchiseovereenkomst en schadevergoeding in het kader van onrechtmatige concurrentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Huur een Box B.V. en Box at Work Amsterdam B.V. Huur een Box, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vorderde betaling van omzetafdrachten en schadevergoeding van Box at Work, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De partijen waren betrokken bij een franchiseovereenkomst die op 16 mei 2018 was gesloten voor een periode van vijf jaar, zonder automatische verlenging. Huur een Box stelde dat Box at Work haar verplichtingen uit de overeenkomst niet was nagekomen, met name met betrekking tot de omzetafdracht. Box at Work voerde verweer en vorderde in reconventie schadevergoeding wegens wanprestatie en onrechtmatige concurrentie. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst op 15 mei 2023 was geëindigd en dat Box at Work niet gerechtigd was om gebruik te maken van de opslagfaciliteiten van Huur een Box na deze datum. De rechtbank wees de vorderingen van Box at Work af en kende Huur een Box de gevorderde bedragen toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank concludeerde dat Huur een Box niet onrechtmatig had gehandeld door haar activiteiten over te dragen aan een concurrent, en dat Box at Work niet had aangetoond dat Huur een Box in strijd met de overeenkomst had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/749465 / HA ZA 24-366
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUUREENBOX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Huur een Box,
advocaat: mr. T.C. Boer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOX AT WORK AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Almelo,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Box at Work,
advocaat: mr. O.L. Andriesse.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 maart 2023, met producties,
- de incidentele conclusie tevens conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis in conventie,
- de akte aan de zijde van Huur een Box van 14 augustus 2024,
- de akte aan de zijde van Box at Work van 16 oktober 2024,
- het tussenvonnis van 13 november 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte aan de zijde van Huur een Box van 16 december 2024,
- de akte wijziging van eis aan de zijde van Box at Work,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 januari 2025.
- de akte na mondelinge behandeling aan de zijde van Huur een Box,
- de akte na mondelinge behandeling aan de zijde van Box at Work.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Huur een Box behoort tot de Loogman Groep, een familiebedrijf dat onder meer wasstraten exploiteert. Vanaf 2003 is Huur een Box begonnen met het verhuren van opslagruimten. Het gaat daarbij om ‘self storage’, waarbij de klant de spullen zelf brengt en ophaalt. Huur een Box verhuurde onder meer opslagruimten boven een wasstraat van de Loogman Groep aan de [locatie] . Dat pand was eigendom van Loogman Vastgoed B.V., een andere vennootschap van de Loogman Groep.
2.2.
Box at Work is in 2014 opgericht door [naam] , die de Boxie24 formule heeft bedacht. Die biedt de klant een totaal pakket voor ‘storage’, waarbij verhuismateriaal wordt geleverd en de spullen gratis worden opgehaald en gebracht. De opslag is aan de rand van de stad of daarbuiten, zodat de prijzen laag kunnen blijven. Alle contracten zijn online af te sluiten. Box at Work doet daarnaast ook aan ‘self storage’.
2.3.
Op 16 mei 2018 hebben partijen een overeenkomst gesloten, waarbij Huur een Box als franchisenemer opslagruimten aan de [locatie] en in [plaats 1] ter beschikking stelde voor de opslag van spullen van klanten van franchisegever Box at Work in die regio’s, een en ander volgens de Boxie24 formule. Hiervoor ontving Huur een Box 80% van de door Box at Work maandelijks behaalde omzet. Eenzelfde soort overeenkomst is kort daarna ook gesloten voor de regio’s [plaats 3] en [plaats 4] .
2.4.
Volgens artikel 19 is de overeenkomst gesloten voor een periode van vijf jaar en zal die niet automatisch worden verlengd. Over (de voorwaarden voor) verlenging moeten partijen volgens dat artikel een jaar voor ommekomst van de termijn met elkaar in overleg treden. Indien zij geen overeenstemming bereiken over het aangaan van een nieuwe overeenkomst, eindigt de overeenkomst na vijf jaar van rechtswege.
2.5.
Volgens artikel 23 van de overeenkomst mag de franchisenemer haar bedrijf slechts na schriftelijke toestemming van de franchisegever geheel of gedeeltelijk overdragen aan een derde en moet zij het bedrijf in dat geval eerst tegen dezelfde voorwaarden schriftelijk aanbieden aan de franchisegever.
2.6.
In artikel 31 staat onder de kop ‘Concurrentiebeding’ niet meer dan: “Franchisenemer en Franchisegever zijn op de hoogte van elkaars concepten en deze zijn overlappend.” Gedurende de samenwerking heeft Huur een Box onder eigen naam haar ‘self storage’ activiteiten voortgezet.
2.7.
In 2022 hebben partijen gesproken over een raamovereenkomst voor hun totale samenwerking. Daaronder zouden de regio’s [plaats 5] en [plaats 1] vallen, maar er is ook gekeken naar verdere samenwerking in [plaats 6] . Dat laatste is uiteindelijk niet doorgegaan, omdat Box at Work daar andere partijen had gevonden om mee samen te werken.
2.8.
In februari/maart 2022 is Loogman Vastgoed B.V. benaderd door Shurgard Nederland B.V. met een aanbod om een deel van het pand aan de [locatie] te kopen. Shurgard had in 2020 en 2021 ook al pogingen daartoe gedaan, maar dat was op niets uitgelopen, omdat Loogman het bod te laag vond. In 2022 werd meer geboden. Dat heeft geresulteerd in een koopovereenkomst van 14 december 2022, waarbij Loogman Vastgoed B.V. een deel van het pand heeft verkocht aan VMK5, een aan Shurgard gelieerde vennootschap. Bij dezelfde overeenkomst heeft Huur een Box haar eigen ‘self storage’ activiteiten in het pand overgedragen aan Shurgard. In artikel 21 van deze overeenkomst is onder meer opgenomen dat Huur een Box met Box at Work in overleg zal treden over de ontruiming dan wel verplaatsing naar elders van haar Boxie24 opslagboxen uiterlijk 17 mei 2023. Tot die datum zou een zogenaamde ‘signing’ van Box at Work/Boxie24 op de begane grond aanwezig blijven.
2.9.
Op 12 december 2022 is Box at Work geïnformeerd over de overeenkomst tussen Loogman vastgoed B.V., Huur een Box en VMK5. Bij brief van 13 december 2022 heeft Box at Work zich buitengewoon ontstemd getoond over de verkoop van deze voor haar zo belangrijke locatie aan een rechtstreekse concurrent en over het feit dat zij daarvan pas twee dagen tevoren op de hoogte werd gesteld. Zij wenste naleving van de overeenkomst.
Op dezelfde dag heeft Huur een Box gereageerd dat de activiteiten voor Box at Work in [plaats 5] tot 15 mei 2023, de einddatum van de overeenkomst, konden worden voortgezet.
2.10.
Bij aangetekende brief van 16 december 2022 heeft Box at Work de franchise overeenkomst van 16 mei 2018 met onmiddellijke ingang beëindigd wegens wanprestatie en onrechtmatige handelen van Huur een Box. De toegang tot het online platvorm van Box at Work werd haar op dezelfde dag ontzegd.
2.11.
Bij e-mail van 29 december 2022 heeft Huur een Box de beschuldigingen weersproken en een oplossing aangeboden in de vorm van verhuizing van de Boxie24 klanten naar de locatie in [plaats 3] , opdat die klanten geen hinder zouden ondervinden van de beëindiging van de overeenkomst.
2.12.
Bij brief van 9 januari 2023 heeft de advocaat van Box at Work de brief van 16 december 2022 ingetrokken.
2.13.
Op 31 januari 2023 heeft Huur een Box Box at Work gesommeerd om binnen 30 dagen de opslagruimte te ontruimen en de achterstallige omzetafdracht te voldoen.
2.14.
Op 6 februari 2023 heeft Huur een Box een voorstel gedaan waarbij de opruimingstermijn werd verlengd tot 1 april 2023, op voorwaarde dat de omzetafdracht tijdig zou worden voldaan, Box at Work afstand deed van haar recht tot opschorting en verrekening, en dat Huur een Box weer toegang zou krijgen tot het online platform.
Dit voorstel is niet aanvaard.
2.15.
Op 16 maart 2023 heeft Huur een Box ten laste van Box at Work derdenbeslag doen leggen onder de ING Bank N.V.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Huur een Box vordert - samengevat – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Box at Work te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst met Huur een Box, door over te gaan tot betaling van de omzetafdracht over de periode tot en met 15 december 2022 van € 22.797,11, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover, althans de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
II. Box at Work te veroordelen tot betaling van € 223.782,71, zijnde de omzetafdrachten over de periode van 16 december 2022 tot en met 15 mei 2023, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente daarover vanaf de schadedatum, althans met ingang vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
III. Box at Work te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit twee andere franchiseovereenkomsten met Huur een Box, door over te gaan tot betaling van de omzetafdrachten over de periode januari 2023 tot en met juli 2024 van € 65.177,23, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover, althans de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. Box at Work te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de beslagkosten.
3.2.
Huur een Box stelt daartoe dat Box at Work op grond van de overeenkomst is gehouden om 80% van de omzet die zij behaalt met de verhuur van opslagruimte aan klanten uit de regio [plaats 5] , aan Huur een Box af te staan. Deze omzetafdracht heeft niet plaatsgevonden voor de maand december 2022. Hetzelfde geldt voor de omzetafdracht voor de regio’s [plaats 3] en [plaats 4] over de periode januari 2023 tot en met juli 2024. Verder heeft Box at Work gebruik gemaakt van de opslagruimten in de locatie [locatie] nadat de overeenkomst voor die locatie op 16 december 2022 was beëindigd. In de periode van 16 december 2022 tot en met mei 2023 zat Box at Work daar dus zonder recht of geldige titel en was het gebruik onrechtmatig. Huur een Box heeft daardoor schade geleden.
3.3.
Box at Work voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Box at Work vordert – samengevat – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te verklaren voor recht dat Huur een Box toerekenbaar tekort is geschoten tegenover Box at Work door op of omstreeks 15 december 2022:
zonder toestemming van Box at Work haar onderneming te verkopen en over te dragen aan Shurgard, respectievelijk VMK5;
zonder toestemming van Box at Work haar activiteiten te staken op de vestigingen [plaats 5] en [plaats 1] ;
vertrouwelijke informatie aan Shurgard respectievelijk VMK5 te hebben verschaft;
II. Huur een Box te veroordelen tot betaling van € 6.276.741;
III. Huur een Box te veroordelen tot betaling van de door haar verbeurde boetes aan Box at Work voor een bedrag van € 100.000,-, zijnde de acht bij elkaar opgetelde verbeurde eenmalige boetes van € 12.500,- en met betrekking tot elk van die acht genoemde schendingen een bedrag van € 10.000,- per dag tot aan de dag van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover met ingang van de eerste boetedatum tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Huur een Box te veroordelen in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.6.
Box at Work stelt daartoe primair dat Huur een Box op grond van de overeenkomst een aanbiedingsplicht had jegens haar. Huur een Box heeft deze plicht geschonden door opzettelijk en zonder kennisgeving te onderhandelen met Shurgard en de vestiging te verkopen. Hierdoor heeft Box at Work schade geleden. Subsidiair beroept Box at Work zich op ongerechtvaardigde verrijking. Huur een Box heeft actief deelgenomen aan de samenwerking met Loogman en zij heeft bewust gebruik gemaakt van het door Box at Work opgebouwde huurdersbestand om haar eigen positie en die van Loogman te versterken zonder compensatie voor Box at Work. Verder heeft Huur een Box gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid door Box at Work pas op het laatste moment in te lichten over de overeenkomst met Shurgard zonder overleg over alternatieven. Deze gang van zaken heeft schade toegebracht aan de marktpositie van Box at Work en daarbovenop is zij door Huur een Box achtergelaten met aanzienlijke kosten.
3.7.
Huur een Box voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de nauwe samenhang zullen de vorderingen over en weer tegelijk worden behandeld.
4.2.
De overeenkomst van 16 mei 2018 had een looptijd van vijf jaar en zou van rechtswege eindigen als partijen het niet voor ommekomst eens waren geworden over een nieuwe overeenkomst. Artikel 19 van de door Box at Work zelf opgestelde overeenkomst is daarover heel duidelijk. Partijen zijn het niet eens geworden over een nieuwe overeenkomst, dus zou de overeenkomst in ieder geval op 15 mei 2023 zijn geëindigd.
4.3.
Box at Work heeft correspondentie overgelegd uit 2021 en 2022, waaruit volgens haar blijkt dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst van 16 mei 2018 na vijf jaar zou worden verlengd. Uit die correspondentie valt op te maken dat Huur een Box de totale samenwerking, dus ook in de regio [plaats 5] , in de vorm van een raamovereenkomst wilde gieten, waarover nog werd gesproken. Partijen stelden zich over en weer positief op over de samenwerking, maar op sommige punten, bijvoorbeeld de regio [plaats 6] , leidde dat uiteindelijk niet tot overeenstemming. Zij waren er kortom nog niet uit. Van een concrete uitlating van de kant van Huur een Box, op grond waarvan Box at Work erop mocht vertrouwen dat de overeenkomst voor de regio [plaats 5] na vijf jaar zou worden verlengd, is niet gebleken. De overeenkomst zou dus sowieso op 15 mei 2013 zijn geëindigd.
4.4.
De verkoop van zijn opslagfaciliteiten aan de [locatie] aan een directe concurrent is [naam] rauw op het dak gevallen en dat is te begrijpen. Dat werd er niet beter op, toen hem bleek dat dit twee dagen later al een voldongen feit zou zijn. Aan de andere kant had Shurgard al twee keer eerder een bod gedaan zonder dat dit tot iets had geleid en gingen de onderhandelingen met deze beursgenoteerde vennootschap niet zo snel.
Dat Box at Work niet eerder op de hoogte werd gesteld dan nadat de deal met Shurgard helemaal rond was, is dan ook niet onredelijk. [naam] lijkt hier te zijn opgelopen tegen de harde realiteit van het zakenleven, waarin het eigen gewin eerst pleegt te komen. Als hem aan behoud van de locatie aan de [locatie] zoveel gelegen was, dan had hij er bovenop moeten zitten en tijdig op overeenstemming over die locatie moeten aansturen. In ieder geval schoot Huur een Box niet te kort, noch handelde zij onrechtmatig door deel te nemen aan de (onderhandelingen over de) overeenkomst met Shurgard en Box at Work daarvan pas op de hoogte te stellen toen die overeenkomst een feit was.
4.5.
Met een beroep op artikel 23 van de overeenkomst stelt Box at Work dat Huur een Box het bedrijf eerst schriftelijk aan haar had moeten aanbieden voordat het aan Shurgard werd overgedragen. Huur een Box had echter zowel het bedrijf dat zij als franchisenemer voor Box at Work uitoefende als haar eigen ‘self storage’ activiteiten onder de naam Huur een Box. Blijkens artikel 31 van de overeenkomst was dat bij beide partijen bekend. Alleen dat laatste bedrijf is overgedragen. Er is geen reden om aan te nemen dat het overdrachtsrecht uit de franchiseovereenkomst zich verder uitstrekt dan tot de onderneming die de franchisenemer in het kader van die overeenkomst drijft. Met andere activiteiten heeft de franchisegever immers niets te maken. Zo hebben partijen het in de gegeven omstandigheden over en weer ook redelijkerwijs mogen begrijpen. Dat Huur een Box klanten van Box at Work aan Shurgard zou hebben overgedragen heeft Box at Work tegenover de gemotiveerde betwisting door Huur een Box niet waar kunnen maken.
Van een verplichting uit hoofde van artikel 23 tot aanbieding aan Box at Work van het pand, dat niet aan Huur een Box maar aan Loogman Vastgoed B.V. toebehoorde, kan al helemaal geen sprake zijn. Dat zowel Huur een Box als Loogman Vastgoed B.V. tot de Loogman Groep behoren maakt dat niet anders. Voor vereenzelviging is heel wat meer nodig en daartoe is onvoldoende gesteld.
4.6.
Volgens Box at Work werd de verkoopprijs van het pand aan de [locatie] gunstig bepaald door de omstandigheid dat de opslagruimten volledig waren verhuurd, wat mede te danken was aan de ‘storage’ en ‘self storage’ activiteiten van Box at Work. Huur een Box zou daardoor ongerechtvaardigd zijn verrijkt.
Als de volledige bezettingsgraad al bepalend is geweest voor de waardering van het pand, dan zou Loogman Vastgoed B.V. als verkoper daarvan hebben geprofiteerd en niet Huur een Box. Gelet op het bepaalde in artikel 21 van de overeenkomst met Shurgard, dat erop was gericht om zo snel als juridisch mogelijk afscheid te nemen van Box at Work als huurster, komt het echter niet waarschijnlijk voor dat die verhuur een noemenswaardige rol heeft gespeeld bij bepaling van de koopprijs. Ook dit verwijt treft dus geen doel.
4.7.
Nu het Huur een Box vrijstond de overeenkomst na de vijf jaar waarvoor die was aangegaan niet voort te zetten en deze in december 2022 dus in ieder geval al na een paar maanden zou kunnen eindigen, handelde Huur een Box ook niet in strijd met de overeenkomst of onrechtmatig door haar eigen bedrijf op 14 december 2022 te verkopen aan een concurrent van Box at Work. Evenmin kan worden gezegd dat de handelwijze van Huur een Box in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.8.
Bij brief van 16 december 2022 heeft Box at Work de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd. Een dergelijke verklaring moet ingevolge artikel 3:37 derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), om haar werking te hebben, degene tot wie de verklaring is gericht hebben bereikt. Dat is hier het geval (dezelfde dag) en Huur een Box heeft zich tegen die beëindiging niet verzet. Intrekking van de beëindiging zou alleen werking hebben gehad als die Huur een Box eerder of tegelijk met de beëindiging had bereikt (artikel 3:37 vijfde lid BW). De intrekking een maand later door de advocaat van Box at Work had dan ook geen effect meer. Uitgangspunt is dus dat de overeenkomst op 16 december 2022 is geëindigd. Niet valt in te zien waarom het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Huur een Box vasthoudt aan deze beëindiging, te minder nu zij in de weken daarna redelijke voorstellen heeft gedaan voor een fatsoenlijke afwikkeling.
4.9.
Voor zover Box at Work het Huur een Box verwijt dat zij na 15 december 2022 haar verplichtingen uit de overeenkomst niet meer is nagekomen, stuit dat af op het feit dat zij die overeenkomst zelf per 16 december 2022 heeft beëindigd.
4.10.
Huur een Box heeft gemotiveerd betwist dat zij in strijd met haar geheimhoudingsverplichting informatie aan Shurgard heeft verschaft. Die verplichting strekt zich blijkens artikel 30 van de overeenkomst uit tot al hetgeen haar ter kennis is gekomen in het kader van de uitoefening van de overeenkomst betreffende de Box at Work formule, alsmede de organisatie van Box at Work. Het had op de weg van Box at Work gelegen om tegenover deze betwisting duidelijk te maken welke onder de geheimhoudingverplichting vallende concrete informatie met Shurgard zou zijn gedeeld. Dat heeft zij nagelaten, zodat dit verwijt onvoldoende handen en voeten heeft gekregen.
verder in reconventie
4.11.
De slotsom is dat geen van de verwijten die Box at Work aan Huur een Box maakt doelt treft, zodat de vorderingen van Box at Work moeten worden afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij wordt zij veroordeeld in de proceskosten.
Vanwege de samenhang met de conventie worden deze begroot op nihil.
verder in conventie
4.12.
Nu de vorderingen in reconventie worden afgewezen, kan Box at Work zich niet meer met succes beroepen op opschorting of verrekening.
4.13.
De vordering tot betaling van de omzetafdracht tot en met 15 december 2022 is niet betwist en dus toewijsbaar.
4.14.
De vordering tot betaling van de omzetafdracht van 16 december 2022 tot en met 15 mei 2023 is cijfermatig niet betwist. Die vordering kan niet worden gebaseerd op de overeenkomst, want die is per 16 december 2022 geëindigd. Nu vaststaat dat Box at Work niettemin gedurende deze hele periode gebruik heeft gemaakt van de opslagfaciliteiten van Huur een Box zonder daarvoor te betalen, zal dit bedrag als gebruiksvergoeding, dan wel als schadevergoeding wegens gebruik zonder recht of titel worden toegewezen.
4.15.
De vordering waarmee Huur een Box haar eis heeft vermeerderd heeft betrekking op twee andere franchise overeenkomsten. Over de toelaatbaarheid van die eisvermeerdering is al beslist. De hoogte van deze vordering is gebaseerd op de creditnota’s die Box at Work zelf maandelijks heeft verstuurd en is door haar alleen ongemotiveerd betwist. Huur een Box heeft gemotiveerd betwist dat zij onder deze overeenkomsten tekortgeschoten zou zijn en Box at Work heeft ook niet duidelijk gemaakt welke schade zij door eventueel tekortschieten zou hebben geleden. Ook deze vordering is toewijsbaar.
4.16.
De wettelijke handelsrente over de toegewezen bedragen is als onweersproken toewijsbaar.
4.17.
Huur een Box vordert vergoeding van € 2.655,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarop is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden en Huur een Box heeft voldoende toegelicht dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden, die overeenkomstig het Besluit hoger uitvallen dan het gevorderde zodat dit toewijsbaar is.
4.18.
Ook de beslagkosten zijn toewijsbaar. Deze worden begroot op € 271,86 en € 92,67 aan verschotten en 1 punt tarief aan kosten van de advocaat, samen € 3.078,53.
4.19.
Box at Work is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Huur een Box worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.452,44
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Box at Work om aan Huur een Box te betalen een bedrag van
€ 22.797,11, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 30 maart 2023 tot aan de algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Box at Work om aan Huur een Box te betalen een bedrag van
€ 223.782,71, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf de schadedatum tot aan de algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Box at Work om aan Huur een Box te betalen een bedrag van
€ 65.177,23, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 30 maart 2023 tot aan de algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Box at Work tot betaling van € 2.655,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 30 maart 2021 tot aan de algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt Box at Work tot betaling van € 3.078,53 aan beslagkosten,
5.6.
veroordeelt Box at Work in de proceskosten van € 11.452,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Box at Work niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt Box at Work tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen van Box at Work af,
5.11.
veroordeelt Box at Work in de op nihil begrote proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.J. Hamming, op 9 april 2025.