8.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen bij verschillende winkels. Dat zijn vervelende feiten waardoor schade en overlast wordt veroorzaakt bij de winkeliers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een verblijfsverbod. Deze verboden worden opgelegd ter bescherming van de openbare orde, bijvoorbeeld in verband met drugsgebruik of overlast op straat. Door het verbod te negeren en zich schuldig te maken aan diefstallen, laat verdachte zien geen respect te hebben voor de autoriteit en het eigendom van anderen. De rechtbank rekent verdachte dat aan.
Het advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 14 maart 2025, opgemaakt door [naam reclasseringswerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte heeft de Poolse nationaliteit en verblijft op dit moment volgens de informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) onrechtmatig in Nederland. Momenteel is hij in afwachting van de beroepsprocedure tegen zijn ongewenstverklaring. Hij mag de beslissing in Nederland afwachten, maar verdachte mag hier feitelijk gezien niet meer zijn. Verdachte heeft onvoldoende financiële middelen, wat in relatie staat tot de gepleegde feiten. De reclassering ziet risicoverhogende factoren zoals de instabiliteit op het gebied van huisvesting, dagbesteding, inkomen, het gebrek aan een steunend netwerk in Nederland en mogelijk het psychosociaal welzijn. Daarnaast is ook sprake van problematisch middelengebruik, wat delictgerelateerd is. Verdachte heeft niet eerder hulp vanuit de reclassering gekregen. Dit is echter momenteel ook niet mogelijk vanwege zijn onrechtmatige verblijfsstatus. Verdachte heeft in 2023 voor hulp bij Amoc aangeklopt, maar is daar door onbekende reden uit beeld verdwenen. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor een reclasseringstoezicht omdat de interventies binnen een toezicht zijn gericht op de resocialisatie in Nederland, terwijl verdachte hier niet mag verblijven. Wel zou verdachte baat hebben bij hulp gelet op de risicoverhogende factoren die de reclassering signaleert. Verdachte kan vanwege zijn verblijfsstatus geen zelfvoorzienend bestaan opbouwen dan wel aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen in Nederland. Gelet op voorgaande adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Binnen de intramurale setting van een ISD-maatregel zal worden onderzocht, hoe verdachte, eventueel met zorg, zou kunnen terugkeren naar [geboorteland] .
Ter terechtzitting van 27 maart 2025 heeft de rechtbank reclasseringswerker [naam reclasseringswerker] , als deskundige gehoord. Zij heeft het reclasseringsadvies bevestigd. Bij de reclassering bestaat de indruk dat verdachte – nu de ISD-maatregel boven zijn hoofd hangt – zegt te willen vertrekken uit Nederland, terwijl hij dat al eerder had kunnen regelen. Daarnaast betekent een eventuele gegrondverklaring van het beroep tegen zijn ongewenstverklaring niet direct dat hij aanspraak kan maken op sociale voorzieningen in Nederland. Verdachte moet dan eerst zelfvoorzienend zijn.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Voor deze bewezen verklaarde misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 12 februari 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 16 december 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank stelt vast dat verdachte inmiddels meerdere gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen en ondergaan als gevolg van de door hem gepleegde diefstallen. Deze hebben er niet toe geleid verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe feiten.
Vanwege de illegale status van verdachte kan de reclassering hem niet begeleiden of ondersteunen in het kader van bijzondere voorwaarden. Het verzoek van de raadsman om verdachte de mogelijkheid te bieden om alsnog zelfstandig Nederland te verlaten vanwege het principe dat de ISD-maatregel een ultimum remedium is, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte over voldoende financiële middelen beschikt om Nederland te verlaten en hij heeft daarnaast nog geen paspoort. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Verdachte komt bij een voorwaardelijke ISD-maatregel vrij zonder plan. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop.
De rechtbank oordeelt dat, gelet op de illegale status van verdachte, het niet zelfvoorzienend zijn en het ontbreken van andere mogelijkheden voor de reclassering om verdachte te begeleiden, alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel resteert. Verdachte heeft ter zitting verklaard uit Nederland te willen vertrekken zodra hem die kans wordt geboden. Redenen waarom de rechtbank de ISD-maatregel voor de termijn van één jaar aan verdachte zal opleggen, conform de vordering van de officier van justitie. De invulling van de ISD-maatregel zal zich voornamelijk richten op repatriëring. De rechtbank oordeelt dat de periode van een jaar voldoende moet zijn om verdachte te helpen om terug te keren naar Polen. De rechtbank zal de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Bovendien ziet de rechtbank geen aanleiding om een tussentijdse toetsing te bepalen nu de ISD-maatregel slechts voor één jaar wordt opgelegd.