In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 april 2025 een beslissing genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1982, die in een instelling verblijft. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd na bewezenverklaring van meerdere misdrijven, waaronder vernieling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar behandeld. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman waren aanwezig op de zitting, waar ook deskundigen werden gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen van psychologen en psychiaters, die de noodzaak van verlenging van de maatregel onderbouwden. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat hij niet denkt dat zijn behandeling binnen een jaar zal zijn voltooid, maar vroeg om een verlenging van slechts één jaar. De rechtbank oordeelde echter dat een verlenging van twee jaar noodzakelijk was, gezien de ernst van de stoornissen en het recidiverisico. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de terbeschikkinggestelde.