In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, is er sprake van een bevoegdheidsincident in een verzetzaak. De eiser, Modern Entertainment B.V., heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in Spanje woont. De rechtbank heeft eerder in een verstekvonnis op 4 september 2024 de vorderingen van Modern Entertainment c.s. toegewezen, met uitzondering van een dwangsom. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis en heeft verzocht om onbevoegdheid van de rechtbank, met het argument dat de vorderingen betrekking hebben op schade buiten het grondgebied van Nederland.
De rechtbank heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis-Verordening. Artikel 7 lid 2 van deze verordening biedt een alternatieve bevoegdheidsregel voor geschillen over onrechtmatige daad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van Modern Entertainment c.s. zijn gebaseerd op een onrechtmatige daad door een schending van hun eer en goede naam in e-mails afkomstig van de gedaagde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat Modern Entertainment c.s. in Nederland zijn gevestigd en hun belangen zich daar bevinden.
De rechtbank heeft het verzoek van de gedaagde om onbevoegdheid afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten zijn begroot op € 598,- aan salaris advocaat. De rechtbank heeft ook besloten om de hoofdzaak te voegen met een andere verzetprocedure, zodat beide zaken gelijktijdig kunnen worden behandeld. Het vonnis is uitgesproken op 15 januari 2025.