ECLI:NL:RBAMS:2025:2334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
13-654107-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tbs-maatregel en verlenen rechterlijke machtiging op grond van artikel 2.3 Wfz jo. 24 Wzd

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van de tbs-maatregel van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1969, die momenteel verblijft in Amsta. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene goed is ingebed in zorg en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Echter, de deskundigen hebben aangegeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging niet mogelijk is, omdat dit zou betekenen dat de betrokkene naar een andere instelling zou moeten verhuizen, wat risico's met zich meebrengt voor zijn behandeling en resocialisatie. De rechtbank heeft daarom besloten om de tbs-maatregel te beëindigen, maar tegelijkertijd een rechterlijke machtiging af te geven op basis van artikel 24 Wzd, zodat de betrokkene bij Amsta kan blijven en de zorg kan worden voortgezet. De beslissing is genomen na het horen van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsman en deskundigen, waarbij de rechtbank heeft geconstateerd dat de huidige zorgstructuur passend is voor de betrokkene en dat er geen verhoogde risico's zijn. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen en de maatregel beëindigd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-654107-14
Beslissing op vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 30 januari 2025 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans verpleegd in [forensisch psychiatrisch centrum] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 25 februari 2015 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 21 maart 2023 voor de tijd van twee jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met een jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 13 januari 2025 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met een jaar, alsmede de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen;
  • het advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS van 4 oktober 2024, waarin de minister van Justitie en Veiligheid wordt geadviseerd opnieuw een machtiging voor transmuraal verlof te verlenen conform het gewijzigde verlofplan.
Daarnaast heeft de rechtbank in het kader van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg (Wfz) kennisgenomen van alle stukken in het kader van een gelijktijdig behandelde vordering tot het afgeven van een rechterlijke machtiging in de zin van artikel 24 Wet zorg en dwang (Wzd).
De rechtbank heeft op 25 maart 2025 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. M. Heikens, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige W.A.Th. Bos , verbonden aan [forensisch psychiatrisch centrum] , op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
In het kader van de rechterlijke machtiging heeft de rechtbank daarnaast de civiele advocaat van betrokkene, mr. B.G.M.C. Peters, alsmede de deskundigen M. Kraai , verbonden aan Amsta [locatie] (hierna: Amsta), en [naam medewerker] , verbonden aan Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), gehoord.

De beoordeling

Aan genoemd advies van [forensisch psychiatrisch centrum] van 13 januari 2025 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie en een verstandelijke beperking. Tevens wordt een stoornis in het gebruik van cannabis (ernstig) en cocaïne (licht) geclassificeerd, beiden langdurig in remissie wegens verblijf in een sterk gereguleerde omgeving.
Behandelverloop en risicotaxatie
Er is al jaren, naast de aanwezige verstandelijk beperking, sprake van een psychiatrisch beeld, veroorzaakt door de schizofrenie. Sinds de instelling op anti-psychotische medicatie is er sprake van een positieve ontwikkeling op alle gebieden. Betrokkene heeft baat bij een gestructureerde leefomgeving met voldoende begeleiding, ondersteuning en controle. Hij toont zich soms toch wat ambivalent, passend bij het onvoldoende zicht hebben op de aanwezige psychiatrische problematiek. Betrokkene geeft soms in gesprekken aan in de toekomst weer te willen gaan blowen en te kunnen stoppen met medicatie. Deze houding is inherent aan het psychiatrisch beeld en er kan niet worden verwacht dat hij meer inzicht krijgt in deze risicofactoren. Externe sturing en controle is daarvoor blijvend noodzakelijk. Gunstig is dat hij zich zeer begeleidbaar opstelt en zich houdt aan alle afspraken die met hem gemaakt worden in het kader van veiligheid en recidiverisico.
Betrokkene heeft in samenwerking met het eerdere behandelteam van de FPA zijn zelfstandigheid verder uitgebreid ter voorbereiding op zijn verdere resocialisatietraject. Hij stelt zich tot op heden coöperatief op tijdens zowel de voorbespreking(en) als de verloven, houdt zich aan de gemaakte afspraken, stelt zich begeleidbaar op en werkt mee met alle controles. Deze houding, in combinatie met de aanwezige professionele ondersteuning zoals momenteel wordt gerealiseerd vanuit Amsta, zorgt ervoor dat oplopende spanningen tijdig kunnen worden aangepakt. Het risico op recidive van een nieuw gewelddadig delict wordt als ‘laag’ ingeschat, ook nu hij bij Amsta verblijft. Wanneer de beschreven delictgerelateerde criminogene factoren adequaat (extern) gemanaged worden en de mate van zelfstandigheid zeer geleidelijk wordt uitgebreid is er een laag risico op ongeoorloofde afwezigheid. Een rechtelijke machtiging is passend om het risico laag te kunnen houden.
Koers en advies
Met een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging kan betrokkene niet verblijven binnen de instelling Amsta, omdat deze instelling niet beschikt over forensische bedden. Hij zal dan noodgedwongen opnieuw moeten verblijven in de instelling buiten Amsterdam, waarbij niet ondenkbaar is dat hij dan eerst moet terugkeren naar de kliniek, niet wetende welke instelling binnen de VG-sector in aanmerking zou kunnen komen op dit moment om passend zorg voor betrokkene te kunnen bieden vanuit een voorwaardelijke beëindiging. De doelstelling is dan ook om betrokkene binnen de instelling Amsta te laten verblijven met een kader vanuit de Wet zorg en dwang (Wzd). De bewegingsvrijheid binnen het huidige transmuraal verlofkader en verblijf is passend voor betrokkene. Van belang voor zijn plaatsing binnen de instelling Amsta is dat er blijvend nog sprake gaat zijn van een kader. Het is dan ook passend dat betrokkene op basis van artikel 2.3 van de Wet op de forensische zorg (Wfz) een kader aangereikt krijgt, zodat de zorg binnen de instelling Amsta gecontinueerd kan blijven en het kader vanuit de tbs-matregel met dwangverpleging volledig kan vervallen. In het kader van risicomanagement is dit een verantwoorde stap en Amsta voelt zich voldoende capabel om vanuit het kader van de Wzd de juiste passende zorg die wordt geboden te continueren.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Aan het advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS van 4 oktober 2024 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is een kwetsbare man, maar er is sprake van een goedlopend traject en het verblijf binnen Amsta lijkt passend voor hem. De verloven verlopen goed en er hebben geen incidenten plaatsgevonden. De risico's worden ingeschat als laag en er worden geen verhoogde risico’s gezien binnen de gevraagde uitbreiding. Het college acht het voorliggende verlofplan dan ook voldoende veilig en adviseert positief over de aanvraag tot het opnieuw verlenen van een machtiging transmuraal verlof.
De rechtbank stelt vast dat aan de terbeschikkinggestelde bij vonnis van 25 februari 2015 is opgelegd terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ter zake van poging tot doodslag. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt.
De rechtbank is – gelet op het advies en het verhandelde ter zitting – van oordeel dat de tbs-maatregel moet worden beëindigd.
De rechtbank overweegt dat betrokkene op dit moment en binnen de instelling waar hij nu verblijft (Amsta) goed is ingebed in zorg. Het recidiverisico wordt ingeschat als ‘laag’, maar een kader blijft nodig om betrokkene ook te kunnen blijven begeleiden. Hij staat binnen het traject van de tbs-maatregel eigenlijk op het punt waar de dwangverpleging voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd. Deze stap behoort volgens de deskundigen echter niet tot de mogelijkheden, omdat betrokkene dan niet langer bij Amsta kan verblijven en naar een andere instelling zal moeten verhuizen. Dit brengt weer de nodige risico’s met zich mee, waardoor deze stap voorwaarts in het traject in werkelijkheid een stap terug betekent in de behandeling en resocialisatie van betrokkene. Een andere optie zou zijn om de tbs-maatregel als zodanig te beëindigen, maar tegelijkertijd een rechterlijke machtiging af te geven in het kader van artikel 24 Wzd. Daarmee kan betrokkene wél bij Amsta blijven, terwijl Amsta ook in staat is het benodigde risicomanagement te continueren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit de beste stap is voor zowel betrokkene in het kader van zijn behandeling en resocialisatie, als de maatschappij in het kader van de veiligheid van personen. De rechtbank zal de tbs-maatregel dan ook beëindigen en een rechterlijke machtiging afgeven in het kader van artikel 2.3 Wfz jo. 24 Wzd, die afzonderlijk is opgemaakt.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en beëindigt de maatregel van terbeschikkingstelling.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2025.
.