In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van de tbs-maatregel van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1969, die momenteel verblijft in Amsta. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene goed is ingebed in zorg en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Echter, de deskundigen hebben aangegeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging niet mogelijk is, omdat dit zou betekenen dat de betrokkene naar een andere instelling zou moeten verhuizen, wat risico's met zich meebrengt voor zijn behandeling en resocialisatie. De rechtbank heeft daarom besloten om de tbs-maatregel te beëindigen, maar tegelijkertijd een rechterlijke machtiging af te geven op basis van artikel 24 Wzd, zodat de betrokkene bij Amsta kan blijven en de zorg kan worden voortgezet. De beslissing is genomen na het horen van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsman en deskundigen, waarbij de rechtbank heeft geconstateerd dat de huidige zorgstructuur passend is voor de betrokkene en dat er geen verhoogde risico's zijn. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen en de maatregel beëindigd.