7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de voorwaardelijk op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [ slachtoffer 1] (12 jaar oud) en [slachtoffer 2] (13 jaar oud), door hen met een hard voorwerp te slaan. Verdachte heeft de slachtoffers uit het niets aangevallen toen zij met hun schoolklas op straat liepen. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk, temeer nu het jonge kinderen zijn en de mishandelingen op de openbare weg hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de vernieling van fietsen en het beschadigen van een auto.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 14 maart 2025, opgemaakt door E.L. Willems. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van een patroon in het plegen van vernielingen en hij voldoet aan de harde eisen voor de ISD-maatregel. Naast een pro-criminele houding ziet de reclassering aanwijzingen voor beperkte copingvaardigheden en een gebrekkige agressieregulatie. Risicofactoren lijken te liggen in de houding en het psychosociaal functioneren. Problemen op praktische leefgebieden zoals wonen, werken en inkomen dragen daarnaast bij aan het in stand houden van het al langer durende dakloze bestaan van verdachte.
Ondanks twijfels over de haalbaarheid van een reclasseringstoezicht, gelet op de vermoedelijk aanwezige middelenproblematiek en de wisselende motivatie van verdachte, neigt de reclassering naar het adviseren van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte verblijft vooralsnog rechtmatig in Nederland en het is niet uitgesloten dat hij recht heeft op een sociale voorzieningen. Stichting Barka ziet mogelijkheden voor huisvesting en werk. Bij het inzetten van (reclasserings)interventies is taal geen belemmering. Er zijn vooralsnog geen signalen dat verdachte in detentie harddrugs gebruikt, wat zou betekenen dat hij inmiddels langere tijd abstinent van middelen is. De reclassering kan niet vaststellen dat verdachte voldoet aan de zachte criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel. Er waren (weliswaar beperkte) mogelijkheden voor begeleiding in een vrijwillig kader en verdachte heeft deze niet aangegrepen. Aan verdachte is echter nooit hulp aangeboden binnen een verplicht kader en de reclassering wil hem hierin een kans geven. Het stevige kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel is belangrijk om extra motivatie te creëren voor verdachte om zich in te zetten voor bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert om een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft voornoemde reclasseringswerker op de zitting als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie uit het reclasseringsrapport bevestigd en in aanvulling daarop verklaard dat een stevig kader nodig is om verdachte te motiveren om aan de bijzondere voorwaarden mee te werken. Oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden is daarom niet wenselijk. Verder heeft de reclasseringswerker op de zitting geadviseerd om het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 10 februari 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 27 augustus 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel voldaan.
De rechtbank is echter van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op dit moment (nog) niet opportuun is. Aan verdachte is immers nooit hulp aangeboden binnen een verplicht kader. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte hulpverlening lijkt te accepteren, acht de rechtbank de veiligheid van personen en goederen, alsmede de beveiliging van de maatschappij daarmee voldoende gewaarborgd.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank daarom volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, zodat verdachte kan worden begeleid en behandeld. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij geholpen wil worden en dat hij aan alle voorwaarden wil meewerken. Als verdachte zich niet aan deze voorwaarden houdt, dan kan – als stevige stok achter de deur – alsnog de ISD-maatregel ten uitvoer worden gelegd. De door de raadsvrouw (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden volstaat niet, omdat daar onvoldoende strafdreiging van uitgaat. De rechtbank acht een strak kader nodig om verdachte te motiveren om zich in te zetten voor bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen voor de maximale termijn van twee jaren en een proeftijd vaststellen voor duur van twee jaren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de duur van de ISD-maatregel. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van twee jaren en zal als bijzondere voorwaarden opleggen: een meldplicht, beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank zal niet bevelen dat de voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar zijn, nu de wet die mogelijkheid niet biedt in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel.