In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2025 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Portugese autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Portugal, werd beschuldigd van strafbare feiten volgens Portugees recht. Tijdens de zitting op 19 maart 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en uiteindelijk op 20 maart 2025 de gevangenhouding opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB en het nationale aanhoudingsbevel zijn uitgevaardigd door een officier van justitie, wat volgens de Portugese wetgeving niet onderhevig is aan rechterlijke toetsing. Dit leidde tot de vraag of er sprake was van effectieve rechtsbescherming voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheid was voor rechterlijke toetsing van het EAB voordat het werd uitgevoerd, wat in strijd is met de vereisten van effectieve rechtsbescherming zoals vastgesteld door het Europees Hof van Justitie. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB.