ECLI:NL:RBAMS:2025:230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
24/024051 en 24/024052
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding voor onterecht ondergane overleveringsdetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 januari 2025 een beschikking gegeven inzake de verzoeken tot schadevergoeding van verzoeker, die onterecht was gedetineerd in het kader van een overleveringsprocedure. Verzoeker had op 25 september 2024 schriftelijke verzoeken ingediend voor schadevergoeding wegens vrijheidsbeneming en de kosten van rechtsbijstand, na de weigering van zijn overlevering door de Internationale Rechtshulpkamer op 15 augustus 2024. De rechtbank heeft op 31 december 2024 de raadsvrouw van verzoeker, mr. P.M. Langereis, en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken ontvankelijk waren en dat verzoeker recht had op schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in totaal € 8.330,- aan schadevergoeding voor de ondergane vrijheidsbeneming kan ontvangen, bestaande uit € 130,- voor één dag politiebureau en € 8.200,- voor 82 dagen in het Huis van Bewaring. Daarnaast is er € 680,- toegewezen voor de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 67 van de Overleveringswet en relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waarbij werd vastgesteld dat de overlevering van verzoeker was geweigerd en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de schadevergoeding. De rechtbank heeft de gevraagde schadevergoeding en de kosten van rechtsbijstand toegewezen, en de beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/165446-24
RK nummers: 24/024051 en 24/024052
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker],
geboren in [geboorteplaats], [geboorteland] op [geboortedag] 1989,
te dezen domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. P.M. Langereis, [adres],
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoeken, bij de rechtbank ingediend op 25 september 2024, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank te Amsterdam (hierna: IRK) van 15 augustus 2024 tot weigering van de overlevering van verzoeker, en om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in verband met dit verzoek.
De rechtbank heeft op 31 december 2024 de raadsvrouw van verzoeker, mr. P.M. Langereis, advocaat in Zoetermeer, en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, in openbare raadkamer gehoord.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Bij vonnis van 5 april 2022 van
the Regional Courtin Kielce, Polen, met zaaknummer IX K 1330/21, is verzoeker veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar;
- Op 29 februari 2024 is door
the District Courtin Kielce, Polen, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Polen, in verband met de tenuitvoerlegging van voornoemde straf;
- Op 18 mei 2024 is verzoeker aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- Op vordering van de officier van justitie van 18 mei 2024 is het overleveringsverzoek behandeld op de zitting van 17 juli 2024, vervolgens heeft de rechtbank op 24 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan en daarna is de behandeling van het overleveringsverzoek voortgezet op de zitting van 8 augustus 2024;
- Op 8 augustus 2024 is de overleveringsdetentie van verzoeker opgeheven;
- Bij uitspraak van deze rechtbank en kamer van 15 augustus 2024 is de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.

3.Verzoeken

De verzoeken, aangepast op de zitting van 31 december 2024, strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 8.330, -
€ 8.330, -voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
1 dag politiebureau: 1 x € 130, - = € € 130, -
82 dagen Huis van Bewaring: 82 x € 100, - = € 8.200, -
- € 680, -
€ 680, -voor de kosten die in verband met het (opstellen, indienen en behandelen) van de verzoeken zijn gemaakt.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 8.330,- voor de ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming kan worden toegewezen. Hij heeft zich ten aanzien van het toe te wijzen bedrag in verband met de kosten van rechtsbijstand gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

5.Oordeel van de rechtbank

Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 533, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 534, 535 en 536 Sv zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 529 en 530 Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv kent de rechtbank een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.
De rechtbank zal gelet het hiervoor weergegeven toetsingskader en de onder punt 2 weergegeven feiten de gevraagde schadevergoeding toewijzen.

6.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEde gevraagde vergoeding van de schade door de ondergane vrijheidsbeneming en de gevraagde vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, ten bedrage van:
  • € 8.330,-vanwege de vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en
  • € 680,-voor de kosten van rechtsbijstand in verband met dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 14 januari 2025 en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 9.010,- (negenduizendtien euro) op
[rekeningnummer] ten name van
Dobosz Advocatuur B.V.,
onder vermelding van
vergoeding 67 OLW, 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker].
Aldus gedaan op 14 januari 2025
door mr. A.K. Glerum, voorzitter.