ECLI:NL:RBAMS:2025:229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
13/336081-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar detentieomstandigheden in Polen in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon, geboren in Polen. De rechtbank constateerde dat het onderzoek ter zitting niet volledig was geweest met betrekking tot de detentieomstandigheden in de Poolse gevangenis in Barczewo. Daarom besloot de rechtbank het onderzoek te heropenen en te schorsen, zodat dit onderwerp op een volgende zitting kan worden besproken. De rechtbank verlengde de beslistermijn met 30 dagen op basis van artikel 22, vijfde lid, van de Overleveringswet (OLW), omdat er onderzoek wordt gedaan naar een reëel gevaar van schending van grondrechten, zoals vermeld in artikel 22, vierde lid, sub b, OLW. Tevens werd de gevangenhouding van de opgeëiste persoon verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

De behandeling van het EAB vond plaats op 31 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De opgeëiste persoon was ook aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank had eerder de termijn voor uitspraak over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznan op 10 februari 2016 en betreft een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd bij een vonnis van 19 oktober 2011 door de rechtbank in Chodziez.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, niet heeft aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank concludeert dat aan de eisen van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW is voldaan, en dat het feit naar Nederlands recht een overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de beslistermijn te verlengen, met de verplichting om de behandeling van het EAB opnieuw te plannen voor 19 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336081-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 14 januari 2025
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 24 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 februari 2016 door
the Regional Court in Poznan, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats], Polen, op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 december 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court in Chodziezvan 19 oktober 2011 (II K 551/11).
Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat tegen het hiervoor genoemde vonnis beroep is ingesteld. Uit het EAB en aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon zowel tijdens de procedure in eerste aanleg als in beroep in persoon is verschenen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Het vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW; heropening van het onderzoek

De rechtbank constateert dat het onderzoek ter zitting niet volledig is geweest ten aanzien van de detentieomstandigheden in Polen in de gevangenis in Barczewo. De rechtbank zal het onderzoek heropenen en schorsen teneinde dit punt op een volgende zitting te bespreken. De rechtbank zal de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengen met 30 dagen omdat zij onderzoek doet naar een reëel gevaar van schending van grondrechten (artikel 22, vierde lid, sub b, OLW) onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid OLW.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum
en -tijdstip teneinde op de volgende zitting de detentieomstandigheden in de penitentiaire instelling in Barczewo nader te bespreken.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de behandeling van het EAB opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen
vóór 19 februari 2025, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.