ECLI:NL:RBAMS:2025:2267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
13/172997-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot ontploffing en voorhanden hebben van vuurwapen

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot ontploffing en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op. De zaak kwam voort uit een incident op 5 juni 2023, waarbij de verdachte betrokken was bij het plaatsen van een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) in Amsterdam-Noord. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de poging tot ontploffing, ondanks dat er geen daadwerkelijke explosie had plaatsgevonden. De verdachte had DNA-sporen achtergelaten op de IED, wat leidde tot zijn veroordeling. Daarnaast werd op 11 juli 2024 een doorgeladen vuurwapen aangetroffen in de woning van de verdachte, wat ook bijdroeg aan de strafoplegging. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor wapenfeiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving en dat een langdurige gevangenisstraf noodzakelijk was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/172997-23
Datum uitspraak: 8 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A.J. Brahm, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging op de zitting en samengevat - tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
primair: het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 5 juni 2023 in Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
subsidiair: het medeplegen van een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 5 juni 2023 in Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
meer subsidiair: het medeplegen van het voorbereiden van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 5 juni 2023 in Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
het medeplegen van het voorhanden hebben van een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) op 5 juni 2023 in Amsterdam;
het voorhanden hebben van een vuurwapen en/of munitie op 11 juli 2023 in Rotterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing op 5 juni 2023 vrijgesproken moet worden. Er is geen bewijs dat er daadwerkelijk een ontploffing heeft plaatsgevonden omdat de cobra’s6 niet zijn afgegaan.
Volgens de officier van justitie kan op basis van DNA-onderzoek, onderzoek naar de telefoon van verdachte, pintransacties, camerabeelden en ANPR-gegevens wel bewezen worden wat onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste is gelegd. Verdachte kan als medepleger worden aangemerkt van de poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en van het voorhanden hebben van een geïmproviseerde explosieve constructie (hierna: IED).
Het onder 3 tenlastegelegde kan ook bewezen worden, omdat het wapen en de munitie bij de doorzoeking van de woning in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen en verdachte dit ter terechtzitting heeft bekend.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten vrijgesproken moet worden. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte heeft meegewerkt aan het plaatsen of ontsteken van de explosieven. Hij wist hier ook niets van. Er is ook geen sprake van bewuste en nauwe samenwerking met een ander, noch van gedragingen die tot uitvoering van het delict zouden kunnen hebben geleid. De enkele aanwezigheid van zijn DNA op een onderdeel van het IED betekent niet dat verdachte het explosief voorhanden heeft gehad.
Verdachte bekent het voorhanden hebben van het aangetroffen vuurwapen en bijbehorende munitie en dit kan ook bewezen worden.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 – feiten en omstandigheden
Op 5 juni 2023 om 04:15 uur hoorde de politie een harde knal vanuit de omgeving van het [adres] in Amsterdam-Noord. Toen de politie ter plaatse kwam, lagen er voor de portiek van [adres] nummers [huisnummers] twee cobra’s6 die met grijze duct tape aan elkaar vastgemaakt waren. De lonten van die cobra’s6 waren donker verkleurd en vlakbij was een natte plek die naar benzine rook.
Op 5 juni 2023 om 11:00 uur heeft de bewoner van [adres] [huisnummer] de politie gebeld, omdat hij op het balkon aan de voorkant van zijn woning een fles met gele vloeistof en een stuk grijze duct tape had gevonden. Het balkon van [adres] [huisnummer] bevindt zich recht boven de plek waar de cobra’s6 zijn aangetroffen. De inhoud van de fles rook naar brandstof.
Vergelijkend onderzoek naar de duct tape op de cobra’s6 en de fles heeft uitgewezen dat het extreem waarschijnlijk is dat de duct tape op de cobra’s6 en de fles afkomstig zijn van één en dezelfde rol grijze duct tape. Daarbij is voorts gebleken dat het zeer waarschijnlijk is dat de cobra’s6, de duct tape en de fles samen een IED hebben gevormd.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de nacht van 4 op 5 juni 2023 in de Hyundai van zijn opa met het kenteken [kenteken] van Rotterdam naar Amsterdam is gereden. Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte is naar voren gekomen dat er die nacht om 00:47 uur met de pas van verdachte drie drankjes en een aansteker zijn gekocht bij een [naam] tankstation in [plaats] . Ook is er om 04:57 uur gepind met de pas van verdachte bij tankstation [naam] aan het [adres] in Amsterdam-Noord. Op camerabeelden van dit tankstation is rond diezelfde tijd een witte Hyundai met het kenteken [kenteken] te zien. Het tankstation [naam] ligt op 3 minuten rijden vanaf de [adres] .
3.3.2.
Ten aanzien van feit 1 primair
Op basis van het procesdossier kan de rechtbank niet vaststellen dat er op 5 juni 2023 een explosie heeft plaatsgevonden bij de woningen aan de [adres] [huisnummers] in Amsterdam. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde opzettelijk teweegbrengen van een explosie.
3.3.3.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feit 1 subsidiair en feit 2 en overweegt daartoe als volgt.
De aangetroffen cobra’s6, de fles en de duct tape zijn bemonsterd. Op de duct tape is een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen van verdachte en op de cobra’s6 een DNA-hoofdprofiel van verdachte, waarvan de frequentie van voorkomen bij beide DNA-profielen kleiner is dan één op één miljard. Dat wil zeggen dat de kans dat een willekeurig, niet verwant persoon dat DNA-profiel heeft, kleiner is dan één op de één miljard. De bewijskracht van deze DNA-matches is dus zeer groot. Een enkelvoudig DNA-profiel vertegenwoordigt zelfs de grootste bewijswaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het DNA-profiel dat is aangetroffen op de duct tape en de cobra’s6 van iemand anders zou zijn dan van verdachte en stelt daarom vast dat de aangetroffen DNA-profielen aan verdachte toebehoren.
De DNA-sporen zijn aangetroffen op onderdelen van de IED en kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als dadersporen. De rechtbank stelt vast dat dadersporen op onderdelen van de IED, namelijk de cobra’s6 en de duct tape zijn aangetroffen. Het is dan aan verdachte om een concreet en aannemelijk alternatief scenario te schetsen van hoe het DNA-materiaal op deze onderdelen is terechtgekomen en hoe die onderdelen op de plaats delict zijn terechtgekomen. Dat heeft verdachte niet gedaan. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij denkt dat zijn DNA op de cobra’s6 en de duct tape terecht is gekomen via de auto van zijn grootvader. Omdat deze verklaring onvoldoende concreet en daarom niet verifieerbaar is, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte in de nacht van 4 op 5 juni 2023 van Rotterdam naar Amsterdam is gereden in de Hyundai van zijn opa en daar in de omgeving van de [adres] een IED, bestaande uit met duct tape aan elkaar geplakte cobra’s6 en een fles gevuld met brandbare stof, voorhanden heeft gehad en daarmee heeft gepoogd een ontploffing teweeg te brengen.
Gevaar voor goederen, levensgevaar, zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij de poging tot ontploffing brengen van de IED gevaar voor goederen, levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
De rechtbank stelt vast dat de IED werd ontdekt rond 04:15 uur. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat het merendeel van de bewoners van de woningen aan [adres] [huisnummers] en de omliggende woningen thuis zijn. De rechtbank stelt vast dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. De cobra’s6 zijn aangetroffen bij een woning, onder een raam waar op dat moment een kind lag te slapen. De rechtbank is op grond van forensisch onderzoek en het onderzoek ter plaatse van oordeel dat, bij gebruikmaking van een dergelijk zwaar explosief in een dichtbevolkt deel van Amsterdam op een tijdstip dat doorgaans veel bewoners thuis zijn, het gevaar voor de woningen aan [adres] [huisnummers] en de omliggende woningen en voor levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich vlakbij de ontploffing bevinden, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van schade of letsel van personen als gevolg van de explosie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat bij de poging tot het ontploffing brengen van de IED gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte aangemerkt kan worden als het medeplegen. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat verdachte de IED voorhanden heeft gehad. Op onderdelen van de IED is naast DNA van verdachte ook een vingerafdruk van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen, namelijk op de duct tape die op de fles zat. Daarnaast maakte de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 5 juni 2023 tussen 02:18 uur en 04:16 uur dataverbinding met basisstations op het [adres] in Amsterdam-Noord. Dat is vlakbij de [adres] . Dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan, wordt bevestigd doordat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij die nacht samen met anderen in de Hyundai met het kenteken [kenteken] in Amsterdam is geweest. Om 04:57 uur is met de pas van verdachte gepind bij tankstation [naam] aan het [adres] in Amsterdam-Noord. Op camerabeelden van het tankstation is rond dat tijdstip de Hyundai met het kenteken [kenteken] te zien. De GPS-locatie van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] gaf rond diezelfde tijd ook tankstation [naam] aan. Uit onderzoek blijkt dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] daarna verbinding heeft gemaakt met het infotainmentsysteem van de Hyundai. Dat verdachte die nacht met anderen, in ieder geval medeverdachte [medeverdachte] , van Rotterdam naar Amsterdam-Noord is gereden om daar met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte] een ontploffing tot stand te brengen, staat daarom naar het oordeel van de rechtbank vast.
De bijdrage van verdachte zoals hiervoor uiteengezet is van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is daarom van oordeel dat medeplegen kan worden bewezen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een explosie (feit 1 subsidiair) en het voorhanden hebben van een IED (feit 2) op 5 juni 2023 in Amsterdam.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde feiten hebben betrekking op dezelfde IED en de gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
3.3.4.
Ten aanzien van feit 3
Op 11 juli 2024 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning waar verdachte woont. Onder zijn matras is een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Uit het onderzoek blijkt dat het gaat om een pistool met een kogel in de kamer van de loop en een kogel in het patroonmagazijn. Op de zitting heeft verdachte bekend dat hij dit wapen en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en munitie.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 subsidiair
op 5 juni 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de aan de [adres] [huisnummers] gelegen woningen en/of aangrenzende/ omliggende woningen en/of in die woning(en) aanwezige goederen en/of het trottoir en/of de muur naast de centrale toegangsdeur, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige bewoner van de benedenwoning en diens in de benedenwoning aanwezige kind en/of voor omwonenden te duchten was,
met dat opzet
- een meegebracht explosief, te weten stukken zwaar vuurwerk (Cobra’s, Super 6) in combinatie met een plastic fles met een brandbare stof zijnde een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) nabij (het portiek van de) aan de [adres] [huisnummers] gelegen woningen heeft geplaatst en/of aldaar gegooid en
- de lonten van een meegebracht explosief, te weten stukken zwaar vuurwerk (Cobra’s, Super 6) in combinatie met een plastic fles met een brandbare stof zijnde een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) nabij het portiek van de aan de [adres] [huisnummers] gelegen woningen tot ontbranding heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2
op 5 juni 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 3
op 11 juli 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk FEG, model PA63, kaliber 7,65mm Browning (synoniem .32 ACP), zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 2 patronen, kaliber 7,65mm Browning (synoniem .32 ACP), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het gegeven dat de zaak van enige tijd geleden is en de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft negatieve effecten voor verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Er is een enorme toename te zien in het aantal explosies in woonwijken. Dit soort explosies zorgt niet alleen bij de aanwezigen in die woning, en de overige bewoners in de straat en de betreffende woonwijk, maar ook in Amsterdam en in Nederland, voor grote gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen. Hij heeft zich ook niet druk gemaakt om de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Dat niemand gewond is geraakt, is alleen te danken aan het feit dat de IED niet is ontploft. Als dit wel was gebeurd, zoals kennelijk de bedoeling was, zou dat heel anders zijn geweest.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen. Het ongecontroleerd bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in 2022 voor een wapenfeit is veroordeeld. Op het strafblad staat ook een veroordeling van 19 februari 2024 voor autodiefstal. Dit betekent dat de rechtbank artikel 63 Sr zal toepassen, omdat de behandeling van onderhavige zaak bij de behandeling van de zaak op 19 februari 2024 had kunnen worden meegenomen.
Uit het reclasseringsadvies van 11 maart 2025 volgt dat de reclassering het recidiverisico inschat als gemiddeld-hoog. Verdachte heeft meerdere veroordelingen op zijn naam staan en is vaker in een schorsingstoezicht gerecidiveerd. Als hij schuldig wordt bevonden is sprake van recidive binnen een lopende proeftijd. De reclassering vindt de toename van contacten met de politie en justitie zorgelijk. De reclassering ziet ook risicofactoren in de pro-criminele houding van verdachte en zijn sociale netwerk dat hij deelt met zijn medeverdachten. De beschermingsfactoren zijn een betaalde baan en daarmee ook een stabiel legaal inkomen. Verdachte heeft in de ogen van de reclassering een positief toekomstperspectief. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat op gemiddeld. Hoewel verdachte goed contact onderhoudt met de reclassering, heeft hij moeite met het naleven van zijn bijzondere voorwaarden. Met name het locatiegebod heeft hij meerdere keren overtreden. Verdachte heeft ook met de pet gegooid naar zijn behandelverplichting. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en adviseert een straf zonder toezicht. Een gevangenisstraf kan betekenen dat verdachte zijn werk kwijt raakt.
De straf
De rechtbank houdt rekening met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van drie jaren is. De rechtbank komt echter niet tot een bewezenverklaring van het voltooide delict, maar tot een bewezenverklaring van een poging. Vertrekpunt voor de strafoplegging is in dat geval twee derde deel van het oriëntatiepunt voor het voltooide delict. Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een explosief in de openbare ruimte is een gevangenisstraf van vijftien maanden. De rechtbank houdt verder rekening met de eendaadse samenloop van de bewezenverklaarde feiten onder 1 en onder 2.
Voor het voorhanden hebben van het vuurwapen en de bijbehorende munitie zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van een wapen categorie III onder 1. Dat is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank houdt verder rekening met de samenloop van de bewezenverklaarde feiten onder 3.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat zowel aan de maatschappij als aan verdachte een signaal moet worden gegeven dat dergelijke gedragingen niet zijn toegestaan en een gevangenisstraf de enige passende straf is.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet geen aanleiding tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis en zal de vordering van de officier van justitie daarom afwijzen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 2 STK Patroon (G6366423);
- 1 STK Pistool (G6366247);
- 1 STK GSM(G6350219);
- 1 STK vuurwapen (G6366416).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
- 2 STK Patroon (G6366423);
- 1 STK Pistool(G6366247);
- 1 STK vuurwapen (G6366416).
Met het vuurwapen (G6366416) en de patronen (G6366423) is het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan. Bovendien zijn deze voorwerpen en het pistool (G6366247) van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven GSM (G6350219) dient te worden bewaard ten behoeve van de - op dit moment nog onbekende - rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen
  • 36b, 36c, 36d, 45
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
eendaadse samenloop van
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onder 7
ten aanzien van feit 3:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, onder 1
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar
.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde volgende voorwerpen:
- 2 STK Patroon (G6366423);
- 1 STK Pistool(G6366247);
- 1 STK vuurwapen (G6366416).
Beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het volgende voorwerp:
- GSM (G6350219).
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mr. J.G. Vegter en mr. L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2025.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
  • […]
  • […]