ECLI:NL:RBAMS:2025:2264

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
11142949 CV EXPL 24-6683
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en informatieplicht bij vertraagde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderde de passagier, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, compensatie van de vervoerder, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V., vanwege een vertraagde vlucht van meer dan 25 uur. De passagier had aanspraak gemaakt op compensatie op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk een tropische storm, en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat zij aan haar informatieplicht had voldaan, zoals vereist door de Verordening. De passagier had recht op vergoeding van de hotelkosten, maar de overige vorderingen werden afgewezen. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de kosten van de hotelovernachting, maar niet tot aanvullende compensatie. Het vonnis werd uitgesproken op 8 april 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11142949 CV EXPL 24-6683
vonnis van: 8 april 2025
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en Struijk.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 15 mei 2024 met producties;
  • antwoord met producties;
  • repliek met producties;
  • dupliek met productie;
  • akte uitlating productie, tevens vermindering van eis;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
De passagier heeft bij de vervoerder een vlucht geboekt van [vertrekplaats] naar [bestemming] uit te voeren op [vluchtdatum] 2022 met vlucht [vluchtnummer] .
1.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van 25 uur en 26 minuten gearriveerd op de eindbestemming.
1.3.
Op het moment van de geplande aankomst van de vlucht trok er een tropische storm, genaamd Bonnie, over [bestemming] .
1.4.
In het OCC rapport is opgenomen
‘Delay Code 1 72Delay Code 1 Duration 1410,Delay Code 2 58Delay Code 2 Duration 86Departure Delay Duration 1496Arrival Delay Duration 1487’
Delay Code 72 staat voor ‘WT Destination Station Weather Conditions at Destination Station Below Aircraft Operating Minima’
Delay Code 58 staat voor ‘Other Automated Systems’.
1.5.
De passagier heeft bij de vervoerder aanspraak gemaakt op compensatie ten gevolge van de vertraging van de vlucht, waaronder kosten voor een hotelovernachting op [vluchtdatum] 2022 van € 110,56.
1.6.
De vervoerder heeft geweigerd de compensatie te betalen en heeft de kosten van de hotelovernachting op 17 december 2024 aan de gemachtigde van de passagier betaald.

Vordering en verweer

2. De passagier vordert bij dagvaardingt dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 600,00 aan compensatie te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum
van de vlucht tot de algehele voldoening;
b. € 110,56 aan kosten voor een hotelovernachting;
c. € 106,58 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente;
d. de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na
dagtekening van het vonnis.
Bij akte vordert de passagier niet langer de onder b. opgenomen hotelkosten.
3. De passagier baseert de vordering op Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraagde aankomst op de eindbestemming gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 lid 1 van de Verordening. De vervoerder heeft reeds gelet op de duur van de vertraging op de eindbestemming niet alle redelijke maatregelen getroffen om de duur daarvan te beperken, zie ook het TAP arrest (ECLI:EU:C:2020:460). Voorts heeft de vervoerder in strijd gehandeld met artikel 8 lid 1 van de Verordening en artikel 9 lid sub b door de passagier geen bijstand te verlenen. Ook gelet daarop dient de vervoerder compensatie te betalen.
4. De vervoerder voert verweer en voert – kort gezegd – aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor geen compensatie verschuldigd is. De vlucht is vertraagd uitgevoerd door de storm Bonnie. Uit de Terminal Aerodrome Forecast (TAF) en de METAR data volgt dat er sprake was van een tropische storm die over [bestemming] trok ten tijde van de geplande aankomsttijd van de vlucht waardoor er niet gevlogen kon worden. De vervoerder heeft gewacht totdat het weer veilig was om te vliegen. De vervoerder heeft alle redelijke maatregelen getroffen. De vervoerder kon niet eerder vliegen. Het betrof ook geen geannuleerde vlucht maar een vertraagde vlucht. Anders dan de passagier stelt is hij wel actief geïnformeerd over zijn rechten door de vervoerder. Deze informatie is opgenomen in de overeenkomst tussen partijen, de algemene voorwaarden en op de website van de vervoerder.
5. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

Compensatie ten gevolge van de vertraging

6. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
7. De passagier heeft niet zozeer de buitengewone omstandigheid betwist maar heeft gesteld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening doordat de vlucht is aangekomen met een vertraging van meer dan 24 uur. De passagier wordt niet gevolgd in zijn stelling. De vervoerder heeft gesteld dat de oorzaak van de lange vertraging is gelegen in de lange duur van de storm. De vervoerder heeft dit onderbouwd met TAF en de Metar data. Er kon pas gevlogen worden op het moment dat het veilig was. Dat is niet bestreden door de passagier. Het betrof ook geen geannuleerde vlucht maar een fors vertraagde vlucht. De duur van de vertrekvertraging op grond van de storm bedroeg 1410 minuten. Tijdens de vlucht is een deel van de vertrekvertraging ingelopen (9 minuten). Zelfs indien dit in mindering strekt op de vertraging voor zover toegerekend aan de storm op grond van delay code 72 dan nog resteert een vertraging van 1401 minuten, hetgeen 23 uur en 31 minuten is. Gelet op de duur van de buitengewone omstandigheid kan niet gesteld worden dat de vervoerder tekort is geschoten als bedoeld in het TAP arrest (HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19, EU:C:2020:460) met betrekking tot het treffen van redelijke maatregelen ter zake van het beperken van de vertraging. Niet valt in te zien hoe de vervoerder de passagier met een minder lange vertraging op de eindbestemming had kunnen laten arriveren. De overige vertraging waar geen beroep op buitengewone omstandigheid is gedaan leidt niet tot een recht op compensatie. Dat betekent dat de vervoerder een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.

Informatieplicht

8. De vervoerder heeft, los van een beroep op een buitengewone omstandigheid, altijd de plicht om de passagiers op hun rechten te wijzen op grond van de Verordening, zoals opgenomen in artikel 8 en 9, zodat zij hun rechten doeltreffend kunnen uitoefenen (zie in die zin arresten van 29 juli 2019, Rusu, C-354/18, EU:C:2019:637, punten 53 en 54, en 21 december 2021, Azurair e.a., C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270/20, EU:C:2021:1038, punten 99 en 100). Dit recht van de passagiers om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen om een juiste en weloverwogen keuze te kunnen maken, brengt voor hen geen enkele verplichting met zich om zelf actief de informatie in te winnen die deel zou moeten uitmaken van het voorstel van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren (arrest van 29 juli 2019, Rusu, C-354/18, EU:C:2019:637, punt 55). Tevens dient de luchtvaartmaatschappij de passagiers naar behoren te informeren wanneer een alternatief reisplan niet mogelijk is.
9. De passagiers kunnen op basis van hetgeen in de artikelen 8 en 9 van verordening nr. 261/2004 is bepaald, aanspraak maken op compensatie wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren de krachtens deze artikelen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen (HvJ EU 13 oktober 2011, Sousa Rodríguez e.a., C-83/10, EU:C:2011:652).
10. Die compensatie is evenwel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van elk geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren goed te maken (zie naar analogie arrest van HvJ EU van 22 april 2021, Austrian Airlines, C-826/19, EU:C:2021:318, punt 73 en HvJ EU, 08 juni 2023, nr. C-49/22).

Toepassing op het onderhavige geval

11. Anders dan de vervoerder aanvoert is de passagier via de vervoersovereenkomst, de algemene voorwaarden dan wel de website van de vervoerder niet ‘actief ‘ geïnformeerd met betrekking tot zijn rechten als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Verordening dan wel artikel 9 van de Verordening.
11. Vervolgens dient compensatie noodzakelijk, passend en redelijk te zijn. In dit geval was er sprake van buitengewone omstandigheid die ernstig was en op grond waarvan de vervoerder in het kader van de vliegveiligheid pas 23 uur 40 minuten later kon vertrekken. De passagier is vervolgens op de vertraagde vlucht meegegaan. Gesteld noch gebleken is dat hij geen gebruik had willen maken van de vertraagde vlucht dan wel heeft hij onderbouwd wat zijn schade op dit punt is, zodat op die grond geen compensatie toewijsbaar is.
11. De vervoerder is wel tekortgeschoten in de verplichting om de passagier zorg te verlenen als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b van de Verordening. Gesteld noch gebleken is dat de passagier een hotelovernachting is aangeboden. Deze verplichte bijstand is niet geleverd en de passagier heeft dit zelf moeten oplossen. Ook nadat de vervoerder tot vergoeding van de hotelkosten is aangeschreven in het buitengerechtelijke traject is hij niet overgegaan tot vergoeding van de kosten maar heeft dat pas lopende deze procedure gedaan. De kosten van de hotelovernachting zijn noodzakelijk, redelijk en passend (HvjEU, zaak C-12/11, McDonagh, EU:C:2013:43, punt 66), zodat de passagier op dit punt op goede gronden een vordering heeft ingesteld. Voor een aanvullende compensatie ziet de kantonrechter onvoldoende grond.

Buitengerechtelijke kosten

14. De passagier heeft niet aangetoond dat er meer dan een enkele standaardbrief aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast heeft de passagier naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagier heeft derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.

Proceskosten

15. Gelet op het feit dat de vervoerder niet aan de informatieplicht heeft voldaan en met name gelet op hetgeen is overwogen op dit punt in rechtsoverweging 13. ziet de kantonrechter aanleiding om de vervoerder in de proceskosten te veroordelen als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af:
veroordeelt de vervoerder in de proceskosten, aan de zijde van de passagier tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 218,00
-exploot: € 135,97
-salaris: € 80,00
--------------
totaal: € 433,97
inclusief eventueel verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover tot de algehele voldoening indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw, en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover tot de algehele voldoening indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder II, en III voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wesdorp, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.