Compensatie ten gevolge van de vertraging
6. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
7. De passagier heeft niet zozeer de buitengewone omstandigheid betwist maar heeft gesteld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening doordat de vlucht is aangekomen met een vertraging van meer dan 24 uur. De passagier wordt niet gevolgd in zijn stelling. De vervoerder heeft gesteld dat de oorzaak van de lange vertraging is gelegen in de lange duur van de storm. De vervoerder heeft dit onderbouwd met TAF en de Metar data. Er kon pas gevlogen worden op het moment dat het veilig was. Dat is niet bestreden door de passagier. Het betrof ook geen geannuleerde vlucht maar een fors vertraagde vlucht. De duur van de vertrekvertraging op grond van de storm bedroeg 1410 minuten. Tijdens de vlucht is een deel van de vertrekvertraging ingelopen (9 minuten). Zelfs indien dit in mindering strekt op de vertraging voor zover toegerekend aan de storm op grond van delay code 72 dan nog resteert een vertraging van 1401 minuten, hetgeen 23 uur en 31 minuten is. Gelet op de duur van de buitengewone omstandigheid kan niet gesteld worden dat de vervoerder tekort is geschoten als bedoeld in het TAP arrest (HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19, EU:C:2020:460) met betrekking tot het treffen van redelijke maatregelen ter zake van het beperken van de vertraging. Niet valt in te zien hoe de vervoerder de passagier met een minder lange vertraging op de eindbestemming had kunnen laten arriveren. De overige vertraging waar geen beroep op buitengewone omstandigheid is gedaan leidt niet tot een recht op compensatie. Dat betekent dat de vervoerder een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
Informatieplicht
8. De vervoerder heeft, los van een beroep op een buitengewone omstandigheid, altijd de plicht om de passagiers op hun rechten te wijzen op grond van de Verordening, zoals opgenomen in artikel 8 en 9, zodat zij hun rechten doeltreffend kunnen uitoefenen (zie in die zin arresten van 29 juli 2019, Rusu, C-354/18, EU:C:2019:637, punten 53 en 54, en 21 december 2021, Azurair e.a., C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270/20, EU:C:2021:1038, punten 99 en 100). Dit recht van de passagiers om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen om een juiste en weloverwogen keuze te kunnen maken, brengt voor hen geen enkele verplichting met zich om zelf actief de informatie in te winnen die deel zou moeten uitmaken van het voorstel van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren (arrest van 29 juli 2019, Rusu, C-354/18, EU:C:2019:637, punt 55). Tevens dient de luchtvaartmaatschappij de passagiers naar behoren te informeren wanneer een alternatief reisplan niet mogelijk is.
9. De passagiers kunnen op basis van hetgeen in de artikelen 8 en 9 van verordening nr. 261/2004 is bepaald, aanspraak maken op compensatie wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren de krachtens deze artikelen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen (HvJ EU 13 oktober 2011, Sousa Rodríguez e.a., C-83/10, EU:C:2011:652).
10. Die compensatie is evenwel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van elk geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren goed te maken (zie naar analogie arrest van HvJ EU van 22 april 2021, Austrian Airlines, C-826/19, EU:C:2021:318, punt 73 en HvJ EU, 08 juni 2023, nr. C-49/22).
Toepassing op het onderhavige geval
11. Anders dan de vervoerder aanvoert is de passagier via de vervoersovereenkomst, de algemene voorwaarden dan wel de website van de vervoerder niet ‘actief ‘ geïnformeerd met betrekking tot zijn rechten als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Verordening dan wel artikel 9 van de Verordening.
11. Vervolgens dient compensatie noodzakelijk, passend en redelijk te zijn. In dit geval was er sprake van buitengewone omstandigheid die ernstig was en op grond waarvan de vervoerder in het kader van de vliegveiligheid pas 23 uur 40 minuten later kon vertrekken. De passagier is vervolgens op de vertraagde vlucht meegegaan. Gesteld noch gebleken is dat hij geen gebruik had willen maken van de vertraagde vlucht dan wel heeft hij onderbouwd wat zijn schade op dit punt is, zodat op die grond geen compensatie toewijsbaar is.
11. De vervoerder is wel tekortgeschoten in de verplichting om de passagier zorg te verlenen als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b van de Verordening. Gesteld noch gebleken is dat de passagier een hotelovernachting is aangeboden. Deze verplichte bijstand is niet geleverd en de passagier heeft dit zelf moeten oplossen. Ook nadat de vervoerder tot vergoeding van de hotelkosten is aangeschreven in het buitengerechtelijke traject is hij niet overgegaan tot vergoeding van de kosten maar heeft dat pas lopende deze procedure gedaan. De kosten van de hotelovernachting zijn noodzakelijk, redelijk en passend (HvjEU, zaak C-12/11, McDonagh, EU:C:2013:43, punt 66), zodat de passagier op dit punt op goede gronden een vordering heeft ingesteld. Voor een aanvullende compensatie ziet de kantonrechter onvoldoende grond.
Buitengerechtelijke kosten
14. De passagier heeft niet aangetoond dat er meer dan een enkele standaardbrief aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast heeft de passagier naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagier heeft derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
Proceskosten
15. Gelet op het feit dat de vervoerder niet aan de informatieplicht heeft voldaan en met name gelet op hetgeen is overwogen op dit punt in rechtsoverweging 13. ziet de kantonrechter aanleiding om de vervoerder in de proceskosten te veroordelen als hierna te melden.