ECLI:NL:RBAMS:2025:2262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
13/347115-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering beëindiging opschorting termijn van feitelijke overlevering wegens ernstige humanitaire omstandigheden

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de feitelijke overlevering het leven of de gezondheid van de opgeëiste persoon ernstig in gevaar zou brengen. De opgeëiste persoon, geboren in 1971 in Polen, heeft ernstige gezondheidsklachten, waaronder problemen met zijn blaas, nieren en hart, waarvoor hij in detentie behandeld wordt. De rechtbank had eerder, op 20 februari 2025, de overlevering aan Polen toegestaan, maar op 26 februari 2025 werd de termijn van feitelijke overlevering opgeschort op verzoek van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, vanwege ernstige humanitaire redenen.

De officier van justitie heeft op 26 maart 2025 gevorderd dat de opschorting van de termijn voor de feitelijke overlevering beëindigd zou worden, omdat volgens hem de ernstige humanitaire redenen niet meer zouden bestaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon nog steeds ernstig zijn en dat het onduidelijk is of hij veilig per vliegtuig vervoerd kan worden. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen en de opschorting van de termijn voor de feitelijke overlevering gehandhaafd. Tevens heeft de rechtbank besloten om de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon met 30 dagen te verlengen, zoals vastgelegd in een afzonderlijke beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Internationale rechtshulpkamer

Parketnummer : 13-347115-24
Afwijzing vordering beëindiging opschorting termijn van feitelijke overlevering wegens ernstige humanitaire omstandigheden (artikel 35, derde lid, vierde volzin OLW)
De uitvaardigende justitiële autoriteit van Polen heeft om overlevering verzocht van de opgeëiste persoon:

[de opgeëiste persoon],

geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in [detentieadres].
Raadsvrouw mr. C.C.J. Mouwen.

Procedure

Op 20 februari 2025 is de overlevering aan Polen van de opgeëiste persoon toegestaan.
Bij beslissing van de rechtbank van 26 februari 2025 is de termijn van feitelijke overlevering op verzoek van de raadsvrouw van opgeëiste persoon opgeschort wegens ernstige humanitaire redenen op grond van artikel 35 lid 3, eerste volzin OLW. Tevens is op die datum de vrijheidsbeneming verlengd op grond van art. 34 OLW.
De officier van justitie heeft op 26 maart 2025 op grond van artikel 35, derde lid, vierde volzin OLW gevorderd dat de opschorting van de termijn voor de feitelijke overlevering moet worden beëindigd, omdat naar het oordeel van de officier van justitie de ernstige humanitaire redenen niet meer bestaan. Tevens heeft de officier van justitie (bij afzonderlijke vordering) gevorderd dat op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, OLW de vrijheidsbeneming met 30 dagen wordt verlengd.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon nog steeds gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de feitelijke overlevering het leven of de gezondheid van de opgeëiste persoon ernstig in gevaar zou brengen.
Uit hetgeen is aangevoerd door de opgeëiste persoon blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon ernstige klachten heeft aan zijn blaas, nieren en hart en dat hij hiervoor behandeld wordt in detentie. Inmiddels heeft hij een uroloog bezocht, maar onduidelijk is of er (nog) sprake is van ernstig nierfalen waarvoor een operatie noodzakelijk is; ook is niet duidelijk of hij per vliegtuig vervoerd kan worden.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen. Er is derhalve nog steeds sprake van opschorting van de in artikel 35, eerste lid, OLW bedoelde termijn. De rechtbank zal de vrijheidsbeneming op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, OLW met 30 dagen verlengen, deze beslissing is afzonderlijk vastgelegd.

Beslissing

De rechtbank:

WIJST AF de vordering ex artikel 35, derde lid, vierde volzin OLW;

Deze beslissing is genomen op 26 maart 2025 door
mr. B.M. Vroom-Cramer, rechter,
en in tegenwoordigheid van D. Vermeulen, griffier.