ECLI:NL:RBAMS:2025:2256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/13/766370
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontruiming van gekraakte woning te Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, eigenaar van een onroerende zaak, en meerdere gedaagden, die als krakers in het pand verblijven. De eiser vorderde ontruiming van het pand, dat op 16 maart 2025 door de gedaagden was gekraakt, en stelde dat hij spoedeisend belang had bij de ontruiming omdat hij het pand als woning voor zichzelf en zijn gezin gebruikt. De gedaagden voerden verweer en stelden dat het pand al lange tijd leegstond en dat zij door de woningnood geen andere woonruimte konden vinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het pand daadwerkelijk bewoond was en dat hij concrete plannen had om het weer in gebruik te nemen. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de eiser in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen het eigendomsrecht van de eiser en het huisrecht van de gedaagden, waarbij de rechter concludeerde dat de belangen van de gedaagden zwaarder wogen in deze situatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/766370 / KG ZA 25-195 EAM/MA
Vonnis in kort geding van 3 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 20 maart 2025,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam,
tegen
1.
HEN DIE VERBLIJVEN IN EN OP DE ONROERENDE ZAAK OF GEDEELTEN DAARVAN AAN HET ADRES [gedaagde 1],
van wie zijn verschenen:
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
advocaat mr. E.M. Prins te Den Haag,
4.
[gedaagde 4],
5.
[gedaagde 5],
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,
alle gedaagden wonende te [plaats] .
Eiser zal hierna [eiser] en gedaagden gezamenlijk [gedaagden] of de krakers worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 25 maart 2025 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagden] heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Het bezwaar dat mr. Posthuma heeft gemaakt tegen het toelaten van de producties die mr. Schuckink Kool op de avond van de 24e maart 2025 heeft geüpload in het digitale dossier, wordt verworpen. Ten eerste betreft het hier een spoedzaak. De dagvaarding is op 20 maart 2025 uitgebracht en de zitting was op 25 maart 2025 om 09:30 uur in de ochtend. Dit betekent dat er tussen het uitbrengen van de dagvaarding en de dag van de zitting vier dagen zitten en dat in deze vier dagen ook nog een weekend valt. Daarbij vergt het lezen/bekijken van die producties hooguit twee minuten. Deze omstandigheden maken dat de producties worden toegelaten.
Ter zitting waren aanwezig:
[eiser] met zijn partner en mr. Posthuma, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met mr. Prins en [gedaagde 4] en [gedaagde 5] met mr. Schuckink Kool.
Vonnis was bepaald op 8 april 2025 of zoveel eerder als mogelijk en wordt bij vervroeging heden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds februari 1996 eigenaar van de onroerende zaak, een woning, gelegen aan de [adres 1] . Het pand betreft een rijksmonument.
2.2.
Het pand is op 16 maart 2025 gekraakt door [gedaagden]
2.3.
Op maandag 17 maart 2025 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van huisvredebreuk. [eiser] verklaart in zijn aangifte onder meer:
“(..) Sinds ik het pand bezit dient het doel van het pand als woning voor mijzelf, mijn partner en zoon. Wij gebruiken het pand als hoofdwoning en hebben het voor dag dagelijks gebruik nodig. Het pand zal ook in de toekomst nog steeds gebruikt worden als woning voor mij, mijn partner en zoon. Ik was op het moment van kraken op vakantie in Engeland (..)
Ik heb op het moment van aangifte niet het elektra, gas of water afgesloten van de woning. De meest recente meterstanden die ik op het moment van aangifte heb kunnen vinden zijn van 9 augustus 2024 (..)
Ik heb op het moment van aangifte geen foto’s gevonden van de inrichting zoals ik mijn huis heb achtergelaten. Ik ga zoeken of ik foto’s heb van de inrichting.
(..)”
2.4.
[eiser] stond niet ingeschreven in de gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van het pand [adres 1] . Op 18 maart 2025 heeft hij zich in de BRP op laatstgenoemd adres ingeschreven. [eiser] is ook eigenaar van het pand [adres 2] . Daar stond hij tot 18 maart 2025 ingeschreven. Zijn partner is eigenaar van een woning in [plaats] en staat daar ook ingeschreven in de BRP.
2.5.
De krakers hebben een handgeschreven briefje in de brievenbus van het pand aan de [adres 2] gedeponeerd waarin staat:
“Onlangs hebben wij het pand op de [adres 1] gekraakt. Hier hebben wij spullen van emotionele waarde aangetroffen. Wij zijn natuurlijk bereid dit terug te geven. Voor nu hebben we alles veilig gesteld. U kunt contact opnemen via: (..) We hopen spoedig iets van u te vernemen. (..)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – verkort weergegeven – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis: ontruiming van de krakers uit het pand [adres 1] met al de hunnen en hun persoonlijke bezittingen, zo nodig met behulp van de sterke arm, vaststelling van een anti-herkraaktermijn van een jaar en veroordeling van de krakers in de ontruimingskosten mochten zij niet vrijwillig aan de veroordeling voldoen, alsmede de proceskosten.
3.2.
Hij stelt daartoe dat de krakers inbreuk op zijn eigendomsrecht maken, zij verblijven zonder recht of titel in het pand. [eiser] vreest dat de krakers het pand schade toebrengen. In het pand liggen persoonlijke eigendommen van hem, zijn partner en zijn zoon. Hij verbleef regelmatig in het pand. Dat hij daar niet stond ingeschreven, betreft pure nalatigheid. De twee weken vóór de kraak was hij twee weken met partner en zoon in Engeland op vakantie, dit betrof als het ware een afscheidstournee. Tot 2015 was [eiser] in Engeland werkzaam in loondienst en vanaf 2015 als ZZP’er. In januari 2025 heeft hij die werkzaamheden beëindigd. Het andere pand aan de [gedaagde 1] betreft het familiehuis en dat staat nu in de verkoop.
[eiser] had mondeling afspraken gemaakt met werklieden om het pand [adres 1] en de tuin binnenkort op te knappen. Deze afspraken zijn in goed vertrouwen gemaakt en zijn niet schriftelijk vastgelegd.
3.3.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd. De woning heeft volgens hen meer dan 9 jaar leeg gestaan. Dat is ook goed te zien op de foto’s die zijn gemaakt in de eerste dagen van de bewoning. Het huis was aan het verkrotten. Ook omwonenden hebben het huis de laatste jaren leeg zien staan. Als [eiser] misschien wel eens een kijkje kwam nemen was dit wellicht om wat post op te halen. Post die is aangetroffen dateert van augustus 2024. Basale voorzieningen in het pand ontbraken. Zo was er geen warm water omdat de boiler niet werkte. Dat nu wordt aangegeven dat [eiser] op 16 maart 2025 naar de woning kwam om er zijn intrek in te nemen kan weinig serieus worden genomen. Als eigenaar staat het [eiser] in beginsel vrij gebruik te maken van zijn woning, zolang dit gebruik niet in strijd is met de rechten van anderen en met beperkingen op grond van wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht. [eiser] kan in zijn eigendomsrecht worden beperkt op grond van een afweging van de wederzijdse belangen. Het belang van [eiser] om zijn eigendomsrecht uit te oefenen staat hier tegenover het belang van de krakers bij de bescherming van hun huisrecht en het voorkomen dat zij gedwongen worden te ontruimen voor leegstand. [gedaagden] waren dakloos en hebben door de schrijnende woningnood en hun beperkte financiële middelen ook niet snel zicht op een woning. Aldus [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagden verstek zal worden verleend.
4.2.
Niet in geschil is dat [eiser] de eigenaar is van het pand [adres 1] . Het uitgangspunt is dat [eiser] als eigenaar van de woning op grond van artikel 5:1 lid 2 BW vrij staat daarvan gebruik te maken in welke vorm dan ook met uitsluiting van een ieder
, zolang dit gebruik niet in strijd is met de rechten van anderen en met beperkingen op grond van wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht.De eigenaar kan in zijn eigendomsrecht worden beperkt op grond van een afweging van de wederzijdse belangen. Enerzijds is dat het belang dat de eigenaar zijn eigendomsrecht kan uitoefenen, anderzijds het belang van de krakers bij de bescherming van hun huisrecht en het voorkomen dat zij gedwongen worden te ontruimen voor leegstand. Rode draad in de rechtspraak van de afgelopen decennia is dat niet wordt ontruimd voor leegstand.
4.3.
De vraag die nu voorligt is of [eiser] spoedeisend belang heeft bij zijn ontruimingsvordering. Indien het pand werd bewoond tijdens de kraak en de kraak plaatsvond tijdens een vakantie, is het evident dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de ontruimingsvordering.
4.4.
Het is echter niet geloofwaardig geworden dat het pand werd bewoond. Dit wordt afgeleid uit de door de krakers in het geding gebrachte foto’s en de overige bekend geworden omstandigheden. De door [eiser] ter zitting gedane verklaringen hebben dit beeld niet ontkracht.
Uit de foto’s blijkt van een bende in de woning. Ruimtes zijn volgestouwd met volle tassen, die daar blijkbaar al zo lang liggen dat die tassen aan het vergaan zijn en aangeknaagd zijn door muizen. Een zeer verouderd model televisie zit onder het stof en schimmel. De keukenvloer is bezaaid met muizenkeutels en er ligt een muizenlijkje. De houdbaarheidsdatum op kruidenpotjes in de keuken is met vele jaren overschreden. Niet voorstelbaar is dat deze keuken in gebruik was c.q. dat er in deze keuken werd gekookt.
Er was geen warm water in het pand. Er is een foto van de boiler in het geding gebracht waaruit op de display staat dat er een storing is. Niet voorstelbaar is dat je in de koude wintermaanden in een pand woont zonder warm water, al helemaal niet als je op leeftijd bent.
Er zijn verrotte kozijnen. Er is schimmel op de muren, afbladderende verf, lekkages, fikse scheuren in de muren. De tuin is verwilderd. De schutting is verwaarloosd en ingezakt. In de uitpuilende brievenbus zitten buurtkrantjes uit augustus 2024. In de brievenbus bevindt zich verder geen aan [eiser] persoonlijk gerichte post. Voor de hand ligt dat de persoonlijke post werd bezorgd op het adres waar [eiser] stond ingeschreven.
Al met al maakt het pand binnen een onbewoonde en verwaarloosde indruk. [eiser] heeft weliswaar verklaard dat in het pand meubels, bedden en kasten aanwezig waren, maar volgens de krakers zat alles onder een dikke laag stof en muizenkeutels.
Bij de aangifte op 18 maart jl. kon [eiser] geen foto’s van de inrichting van het pand laten zien. Het ligt voor de hand dat als je ergens woont, je foto’s (op je telefoon) hebt, waar je/je gezin aan tafel zit of op de bank of in de tuin. Niet iedereen is constant zijn leven aan het vastleggen, maar helemaal geen foto’s kunnen laten zien van het interieur van het pand waar je zou wonen, is toch opmerkelijk te noemen.
[eiser] stond niet ingeschreven op het adres van het pand en werkte tot januari 2025 in Engeland. De partner van [eiser] staat ingeschreven op een woning in [plaats] . [eiser] verklaarde desgevraagd ter zitting dat hij in [plaats] twee appartementjes heeft. Alle bovengenoemde omstandigheden tezamen maken het niet geloofwaardig dat het pand aan de [adres 1] werd bewoond.
4.5.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of het aannemelijk is geworden dat [eiser] het pand op korte termijn in gebruik wil nemen. Volgens [eiser] heeft hij met werklieden mondeling afspraken gemaakt om het pand op te knappen en de tuin onder handen te nemen. [eiser] heeft daarvan echter niets zwart op wit. Het had op zijn weg gelegen stukken in het geding te brengen zoals offertes, kostenramingen en verklaringen waaruit blijkt wanneer begonnen wordt met de werkzaamheden. Niets van dat alles.
4.6.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de woningnood hoog is. Nu niet is gebleken van bewoning en niet is gebleken van concrete plannen het pand weer bewoonbaar te maken en erin te trekken, valt de belangenafweging in dit stadium uit in het voordeel van de krakers. De gevraagde voorzieningen zullen daarom worden afgewezen.
4.7.
Ter zitting is door [gedaagden] nogmaals toegezegd de persoonlijke spullen die zij hebben aangetroffen in het pand af te willen geven. Partijen kunnen daarvoor dus afspraken maken.
4.8.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op:
  • € 90,00 aan griffierecht en € 1.107,00 salaris advocaat aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ; en
  • € 90,00 aan griffierecht en € 1.107,00 salaris advocaat aan de zijde van [gedaagde 5] en [gedaagde 4] .
De nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.2.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (mr. Prins) tot op heden begroot op € 1.197,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 5] en [gedaagde 4] (mr. Schuckink Kool) tot op heden begroot op € 1.197,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis wordt betekend,
5.5.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025. [1]

Voetnoten

1.type: MA