ECLI:NL:RBAMS:2025:2227

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
10347429 \ CV EXPL 23-2502
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenrecht en leaseovereenkomst met ambtshalve toetsing van informatieplichten en bedingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 4 april 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Terberg Business Lease Group B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Terberg Business Lease Group B.V., heeft een vordering ingesteld tot betaling van facturen met een totaalbedrag van € 551,81, die onder andere betrekking hebben op schade aan een geleased voertuig en meer gereden kilometers. De procedure is gestart met een dagvaarding op 10 februari 2023, maar de gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft ambtshalve toetsing toegepast op de consumentenrechtelijke aspecten van de leaseovereenkomst, waarbij de informatieplichten van de eisende partij aan de orde zijn gesteld. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen via een online bestelproces en dat de eisende partij aan haar informatieplichten heeft voldaan. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd hoe de schadebedragen zijn vastgesteld en hoe de vordering voor meer gereden kilometers is berekend. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating door de eisende partij over deze punten, waarbij de eisende partij ook verplicht is om de akte tijdig aan de gedaagde partij te sturen, zodat deze kan reageren.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat verdere beslissingen worden aangehouden tot de eisende partij haar akte heeft ingediend en de gedaagde partij in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren. De zaak wordt opnieuw behandeld op 2 mei 2025, waar de kantonrechter zal beoordelen of de eisende partij aan de vereisten heeft voldaan en of de vordering kan worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10347429 \ CV EXPL 23-2502
Vonnis van 4 april 2025
in de zaak van
TERBERG BUSINESS LEASE GROUP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 februari 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen eisende partij als handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet, ook als de vordering wordt erkend of niet wordt betwist, ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet worden getoetst of eisende partij de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Daarnaast moeten de bedingen in de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Informatieplichten
2.2.
In de dagvaarding is niet gesteld op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen. Evenmin is in de dagvaarding gemotiveerd gesteld dat aan de informatieplichten is voldaan. Dat zal eisende partij in het vervolg in de dagvaarding moeten stellen. Wel heeft eisende partij als productie een informatieformulier met bijlagen overgelegd, waaruit één en ander kan worden afgeleid.
2.3.
De overeenkomst komt volgens eisende partij als volgt tot stand. Via de website wordt (een begin van) een bestelproces doorlopen. Dit online bestelproces heeft eisende partij door middel van schermafdrukken toegelicht. Met afronding van dit online bestelproces wordt een vrijblijvende offerte aangevraagd. Vervolgens ontvangt de aanvrager twee e-mails. De eerste e-mail bevat inloggegevens voor een persoonlijk online klantenportaal. In de tweede e-mail wordt uitgelegd hoe het bestelproces verder verloopt. Dat gebeurt via het online klantenportaal. De aanvrager moet diverse financiële gegevens verstrekken, die onder meer betrekking hebben op het inkomen, de woonlasten en de burgerlijke staat. Daarnaast moet het rijbewijs worden geüpload. Ten slotte moet een machtiging worden ondertekend en kan de aanvrager de overeenkomst, die volledig kan worden doorgelezen, ondertekenen. Dat gebeurt op digitale wijze, aan de hand van een tweestapsverificatie, waarbij een validatiecode wordt toegestuurd die moet worden ingevuld. Pas daarna gaat de leaseovereenkomst in en begint de bedenktijd van 14 dagen te lopen (rubriek F, artikel 3 en 4 van de algemene voorwaarden keurmerk private lease).
2.4.
Gelet op de beschreven wijze van totstandkoming van de overeenkomst, waarbij gebruik wordt gemaakt van een georganiseerd systeem, is sprake van een overeenkomst op afstand. In dat geval moet zijn voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Geoordeeld wordt dat een bestelknop in de zin van artikel 6:230v lid 3 BW niet aan de orde is, gelet op de beschreven wijze van digitale ondertekening van de overeenkomst.
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat gedurende het bestelproces, dus in de precontractuele fase voordat de overeenkomst definitief is ondertekend, alle essentiële informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW aan gedaagde partij is verstrekt. In de contractuele fase, dus in (de bevestiging van) de overeenkomst c.q. de algemene voorwaarden, is alle essentiële informatie bevestigd op een duurzame gegevensdrager.
2.6.
Conclusie is dan ook dat eisende partij heeft voldaan aan haar informatieplichten.
Toetsing van bedingen
2.7.
De bedingen in de overeenkomst die over de prijs gaan, zijn op duidelijke en begrijpelijke wijze geformuleerd, zodat ambtshalve toetsing op oneerlijkheid daarvan ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn niet aan de orde is.
2.8.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard, die eisende partij in het geding heeft gebracht.
2.9.
In de overeenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden staan bedingen die voor de vordering van belang zijn, omdat ze aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd. Alle bedingen die aan de vordering zijn of kunnen worden gelegd moeten door de kantonrechter worden getoetst. Dat volgt uit de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger). Op grond van deze arresten moet de kantonrechter ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, zoals ten aanzien van de rente, ambtshalve onderzoeken of het beding voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan eisende partij ingevolge deze arresten geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.10.
Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is dus de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg.
2.11.
Eisende partij heeft in de dagvaarding niet gesteld welke bedingen in de algemene voorwaarden aan de afzonderlijke onderdelen van de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd, noch heeft zij een toelichting gegeven over de (on)eerlijkheid van die bedingen. Dat zal eisende partij alsnog bij akte moeten doen.
2.12.
Eisende partij vordert in deze procedure betaling van facturen met een totaal beloop van € 551,81. Dat bedrag wordt aan hoofdsom gevorderd. De facturen zien, naast enkele creditbedragen, op in rekening gebrachte bedragen aan eigen risico vanwege schade, op een doorbelast bedrag vanwege ontbrekende onderdelen bij inname en een vergoeding voor meer gereden kilometers.
Bedragen aan eigen risico vanwege schade en doorbelasting bedrag vanwege ontbrekende onderdelen
2.13.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat bij de inname van het voertuig diverse schades zijn geconstateerd. Blijkens het inspectierapport is er voor € 1.565,00 aan niet-acceptabele schade geconstateerd aan het voortuig. Hiervan wordt € 565,00 doorbelast aan gedaagde partij. Op grond van de overeenkomst bedraagt het eigen risico per schadegeval € 150,00. Daarnaast ontbrak de reservesleutel, waarvoor € 150,00 is doorbelast. De stellingen van eisende partij over de grondslag van dit gedeelte van de vordering en de hoogte van de schadebedragen volgt uit de stukken. Eisende partij heeft echter niet toegelicht hoe de schadebedragen zijn vastgesteld. Ook niet hoe zij aan de waarde van een reservesleutel komt. Dat volgt ook niet uit de stukken. De genoemde bedragen staan weliswaar in het inspectierapport dat eisende partij zelf heeft opgemaakt, maar zijn niet te herleiden naar een objectieve prijzenvaststelling of een factuur met daadwerkelijk gemaakte reparatie- of vervangingskosten. Bovendien volgt uit de overeenkomst dat een all-risk verzekering is afgesloten voor de auto. Daarom zal eisende partij nader moeten toelichten en onderbouwen wat haar daadwerkelijke schade is.
Vergoeding voor meer gereden kilometers
2.14.
In de dagvaarding stelt eisende partij dat het kilometrage is overschreden. In de overeenkomst is bepaald dat maandelijks 1.500 kilometer bij de prijs zit inbegrepen en dat per meer gereden kilometer € 0,07 in rekening wordt gebracht. Uit de facturen en andere stukken die eisende partij heeft overgelegd blijkt echter niet wat de beginkilometerstand was. Hierdoor kan niet worden nagegaan hoeveel kilometers gedaagde partij volgens eisende partij teveel heeft gereden. Een berekening ontbreekt ook. Bovendien bevindt zich bij de stukken, naast het gefactureerde bedrag aan meer gereden kilometers, ook een creditfactuur vanwege minder gereden kilometers. Eisende partij dient uit te leggen hoe dat zich met elkaar verhoudt en zal daarnaast gemotiveerd moeten toelichten hoe zij aan het gevorderde bedrag aan meer gereden kilometers komt.
2.15.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte uitlating door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.11, 2.13 en 2.14.
2.16.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 2 mei 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.11, 2.13 en 2.14,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.16,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.
991