In de zaak tussen de stichting Waternet en een gedaagde, heeft de kantonrechter op 4 april 2025 uitspraak gedaan. Waternet, een drinkwaterbedrijf dat verantwoordelijk is voor de waterlevering in Amsterdam, vorderde betaling van € 332,76 van de gedaagde, die in een woning van HVO Querido woont. De vordering was gebaseerd op drie onbetaalde facturen en een voorschotfactuur. De gedaagde betwistte echter dat er een overeenkomst tot waterlevering was gesloten, en voerde aan dat hij pas op 22 juni 2023, na ontvangst van de facturen, een overeenkomst had ondertekend. De kantonrechter oordeelde dat Waternet zich onjuist had voorgelicht in de dagvaarding en dat de stellingen niet naar waarheid waren aangevoerd. De rechter wees de vordering af op grond van artikel 21 van het Wetboek van Rechtsvordering, omdat Waternet niet kon aantonen dat de gedaagde zich daadwerkelijk had aangemeld voor de waterlevering op de door Waternet gestelde datum. Bovendien bleek uit de aanvullende producties dat Waternet in eerdere facturen te veel had gefactureerd. De kantonrechter veroordeelde Waternet tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde, die op € 70,- werden begroot.