3.2.Het oordeel van de rechtbank
3.3.. Bewezenverklaring feiten 1, 2 en 3
Verdachte had van 1 juni 2011 tot 2 aug 2021 een eenmanszaak waarin souvenirwinkels/ [naam winkel/shop 1] werden geëxploiteerd: [naam winkel/shop 1] (hierna: [naam winkel/shop 1] ), [naam winkel/shop 2] (hierna: [naam winkel/shop 2] ), [naam winkel/shop 3] (hierna: [naam winkel/shop 3] ), [naam winkel/shop 4] (hierna: [naam winkel/shop 4] ).
Op 18 april 2019 heeft een onaangekondigd controlebezoek van de Belastingdienst en de Douane plaatsgevonden in de winkels van verdachte, te weten [naam winkel/shop 2] en [naam winkel/shop 4] . Daarbij is in de winkel [naam winkel/shop 4] handgeschreven administratie van de vier winkels van verdachte over de periode september 2018 tot en met februari 2019 aangetroffen. Naar aanleiding daarvan werd een boekenonderzoek ingesteld, waarna in augustus 2020 een strafrechtelijk onderzoek is gestart.
Over het eerste kwartaal 2016 (door de Belastingdienst ontvangen op 19 april 2016) tot en met het eerste kwartaal 2018 werden er voor de winkels [naam winkel/shop 3] , [naam winkel/shop 2] , [naam winkel/shop 1] en [naam winkel/shop 4] kwartaalaangiften voor de omzetbelasting ingediend. Vanaf april 2018 tot en met april 2019 (door de Belastingdienst ontvangen op 7 mei 2019) werden er maandelijks aangiften voor de omzetbelasting gedaan.
Verdachte heeft ook voor de jaren 2016 (door de Belastingdienst ontvangen op 27 mei 2017) tot en met 2019 (door de Belastingdienst ontvangen op 23 oktober 2020) aangiften inkomstenbelasting ingediend.
In het kader van het boekenonderzoek heeft de boekhouder van verdachte namens verdachte diverse administratieve stukken van de vier winkels van verdachte ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst, waaronder de op 12 juni 2019 ter beschikking gestelde kasboeken over de jaren 2016, 2017 en 2018.
De boekhouder van verdachte, [boekhouder] , is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat [manager/medeverdachte] van 2016 tot en met 2019 de manager was, alles regelde en alles van de administratie wist en de administratie verstrekte. De gegevens die hij van [manager/medeverdachte] ontving boekte hij in de administratie. Het administratiepakket genereerde vervolgens automatisch de BTW-aangifte, waarna de boekhouder de aangifte indiende. [manager/medeverdachte] beheerde het e-mailadres waar de boekhouder de belastingaangiftes vervolgens naartoe mailde. Als de boekhouder vragen had, nam hij contact op met [manager/medeverdachte] . [boekhouder] heeft verklaard dat de verkopen in de winkels werden bijgehouden door middel van aanslagen op de kassa. Een X-afslag van de kassa kon worden gezien als een tussenstand. Een Z-afslag van de kassa kon maar één keer per dag worden gemaakt en daarin konden geen aanpassingen meer worden verricht. [boekhouder] heeft verder verklaard dat hij van [manager/medeverdachte] alleen Z-afslagen heeft gekregen. Hij heeft nooit X-afslagen gekregen of gezien.
Van 1 en 2 februari 2016 zijn X-afslagen, Z-afslagen en de kaslijsten van de winkels [naam winkel/shop 1] , [naam winkel/shop 2] en [naam winkel/shop 3] beschikbaar. Deze administratieve stukken zijn tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte op 3 februari 2016 in een andere strafzaak aangetroffen. Ook had verdachte toen € 7.025,- contant geld bij zich.
De Fiod heeft deze stukken geanalyseerd en daarover het volgende geverbaliseerd. De totaalbedragen op de X-afslagen zijn hetzelfde als de bedragen die achter ‘pin’ en ‘cash’ staat geschreven op de achterkant van de X-afslagen. De totaal gerealiseerde omzet van de winkels [naam winkel/shop 3] , [naam winkel/shop 2] en [naam winkel/shop 1] op 1 en 2 februari 2016 is vermoedelijk
€ 4.062,85 geweest, hetgeen een optelsom is van de bedragen "pin en "cash". Op de Z-afslagen van 1 en 2 februari 2016 staat een totale omzet van € 1.881,85. De omzet op de Z-afslagen is daarmee € 2.181,00 (54%) lager dan de handgeschreven omzet op de achterkant van de X-afslagen van deze dagen. De Fiod heeft verder geconstateerd dat de Z-afslagen slechts een paar minuten later zijn opgemaakt dan de X-afslagen.
De handgeschreven administratie die op 18 april 2019 in de winkel [naam winkel/shop 4] is aangetroffen, is door de Fiod geanalyseerd. Het gaat om maandoverzichten over de periode september 2018 tot en met februari 2019. Op de maandoverzichten staan bovenaan de bedragen ‘pin’ en ‘cash’ die bij elkaar worden opgeteld. Het totaalbedrag dat als ‘pin’ staat genoteerd komt telkens nagenoeg overeen met de feitelijke pinontvangsten op de bankrekeningen van de vier winkels. Onderaan de maandoverzichten staat in het Hindi “witte verkoop” en “ [naam] ” geschreven met daarachter handgeschreven bedragen. Op alle maandoverzichten is het bedrag ‘witte verkoop’ lager dan de bruto omzet bestaande uit de bedragen ‘pin’ en ‘cash’.
De Fiod heeft verder geverbaliseerd dat de bedragen ‘witte verkoop’ op de maandoverzichten (nagenoeg) overeenkomen met de omzet vermeld op de kaslijsten van de winkels. De totale bedragen Pin en Creditcards in de kaslijsten van de periode september tot en met december 2018 zijn de vergelijkbaar met de bedragen Pin op de maandoverzichten van deze periode. De omzet volgens de kaslijsten komt (nagenoeg) overeen met de omzet in de aangiften omzetbelasting. Te zien is dat de omzet in de aangiften omzetbelasting, over de periode september 2018 tot en met februari 2019, in totaal 47% bedraagt van de totale bruto omzet zoals opgenomen in de handgeschreven maandoverzichten. Hieruit volgt dat in de periode september 2018 tot en met februari 2019 vermoedelijk 53% van de gerealiseerde omzet fiscaal niet is verantwoord.
Verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat [manager/medeverdachte] de administratie doet en daarvoor verantwoordelijk is. Verdachte heeft [manager/medeverdachte] geleerd hoe hij de kassa moet afsluiten, wat hij naar de boekouder moet brengen en hoe hij geld moet afstorten.Hij heeft tegen de boekhouder gezegd dat hij [manager/medeverdachte] mag bellen als hij vragen heeft. [manager/medeverdachte] schrijft de omzet van de winkel op en hoeveel er contant en met pin is betaald.[manager/medeverdachte] maakte meestal de Z-afslagen, zelden deed verdachte dat.
Verdachte heeft verder verklaard dat de handgeschreven aantekeningen op de X-afslag van 1 februari 2016 van [manager/medeverdachte] zijn.De schoudertas waarin de handgeschreven administratie zat was ook van [manager/medeverdachte] .Verdachte heeft ook verklaard dat [manager/medeverdachte] hem ‘ [naam] ’ noemt.
[manager/medeverdachte] is door de Fiod gehoord. Hij heeft verklaard dat hij verdachte ‘ [naam] ’ noemt, dat hij sinds 2016, 2017 het kasboek opmaakt en dat verdachte hem heeft geleerd hoe hij dat moet doen.Hij deed de administratie en bracht die naar de boekhouder. Via e-mail kreeg hij een kopie van de aangifte. Vervolgens betaalde [manager/medeverdachte] de verschuldigde belasting.Het systeem was hetzelfde in 2016 als in 2019.Vóór 2019 was er een X-rapport en een Z-rapport. Het Z-rapport is het definitieve rapport. [manager/medeverdachte] verklaarde voorts dat hij dat hij de X-afslag niet aan de boekhouder gaf, maar weggooide nadat hij deze had uitgedraaid.
[manager/medeverdachte] heeft verder verklaard dat de handgeschreven aantekeningen op de achterkant van de X-afslag van [naam winkel/shop 1] van 1 februari 2016 van hem zijn.Ook de handgeschreven berekeningen en tekst “witte verkoop” op het maandoverzicht van november 2018 zijn van hem.
[manager/medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het kasboek opmaakte aan de hand van de Z-afslagen en dat hij dat per winkel deed. De Z-rapporten gingen vervolgens naar de boekhouder.
Verder zijn er werknemers van de vier winkels van verdachte als getuigen gehoord.
[werknemer 1] heeft verklaard dat verdachte de kassa’s aan het eind van de dag afsloot, maar [manager/medeverdachte] dat deed als verdachte op vakantie was.
[werknemer 2] heeft verklaard dat verdachte verantwoordelijk was voor de dagelijkse leiding en het aansturen van het personeel. Verdachte maakte ook aan het eind van de dag de administratie op. Als hij op vakantie was, dan deed [manager/medeverdachte] dat. Tijdens de vakantie van verdachte had [manager/medeverdachte] de verantwoordelijkheid over de taken van verdachte.
Ook [werknemer 3]en [werknemer 4]hebben verklaard dat [manager/medeverdachte] de administratie deed.
Overweging rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een groot gedeelte van de werkelijke omzet – ongeveer 50% – niet op de Z-afslagen werden vermeld die naar de boekhouder werden gestuurd en op basis waarvan door de boekhouder namens verdachte belastingaangiften werden gedaan. Daardoor is onjuiste aangifte omzetbelasting en vervolgens ook inkomstenbelasting gedaan. De modus operandi was als volgt:
De dagomzet van de winkels werd uitgesplitst in betalingen met contant geld en pinbetalingen. Aan het einde van de dag werden de verkopen die waren afgerekend met pin en creditcard opgeteld bij de contante verkopen. Dit resulteerde in de reële totale omzet per dag die door [manager/medeverdachte] op de achterkant van de X-afslagen werd geschreven. Vervolgens berekende [manager/medeverdachte] welk deel van de contante omzet gestort zou worden op de bankrekeningen en welk deel bestemd was voor ‘ [naam] ’, waarmee verdachte werd bedoeld. Dit schreef hij op de achterkant van de X-afslagen.
Aan het einde van de dag werd de kassa afgesloten door middel van Z-afslagen. Op deze Z-afslagen – die veelal slechts enkele minuten later werden opgemaakt dan de X-afslagen – werd niet de volledige omzet opgenomen maar slechts de omzet die per pin en creditcard was afgerekend vermeerderd met het deel van de contante omzet dat (volgens de berekeningen die op de X-afslagen waren geschreven) op de bankrekeningen gestort zouden worden. De omzet op de Z-afslagen was daarmee (ongeveer 50%) lager dan de daadwerkelijk gerealiseerde omzet. De Z-afslagen werden vervolgens in de kasboeken verwerkt en naar de boekhouder gestuurd, die vervolgens op basis daarvan de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting indiende.
Hierdoor is niet de volledige (contante) omzet van de winkels opgegeven in de aangiften omzetbelasting van de eenmanszaak van verdachte, waardoor te weinig omzetbelasting en inkomstbelasting is afgedragen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte en [manager/medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het hiervoor uiteengezette handelen met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Meestal sloot verdachte de kassa af, maar als hij op vakantie was sloot [manager/medeverdachte] de kassa af. [manager/medeverdachte] heeft van verdachte geleerd hoe hij dat moest doen. Op de handgeschreven maandoverzichten is door [manager/medeverdachte] genoteerd hoeveel de ‘witte verkoop’ bedroeg. [manager/medeverdachte] stuurde de vervalste Z-afslagen naar de boekhouder, op grond waarvan de boekhouder de omzetbelasting voor de eenmanszaak van verdachte indiende. [manager/medeverdachte] was bovendien het aanspreekpunt voor de boekhouder. Kortom, er was sprake van inwisselbare rollen.
Opzet
De bedragen op de Z-afslagen en die in de kasboeken zijn verwerkt komen overeen met de bedragen die als ‘witte verkoop’ met de hand waren genoteerd op de handgeschreven maandoverzichten. De woorden ‘witte verkoop’ bevestigen naar het oordeel van de rechtbank dat er nog een niet-fiscaal verantwoord deel van de omzet was en dat dat deel bewust buiten de boeken werd gehouden. De verklaring van [manager/medeverdachte] dat de bedragen die als ‘witte verkoop’ stonden vermeld verzonnen waren, wordt als onaannemelijk terzijde geschoven. De Fiod heeft namelijk onderzocht dat het bedrag dat in de kaslijsten van september tot en met december 2018 is opgenomen nagenoeg gelijk is aan het totale bedrag aan ‘witte verkoop’ dat is vermeld op de maandoverzichten in die periode. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank evident dat met de ‘witte verkoop’ dat deel van de omzet werd bedoeld dat in de uiteindelijke Z-afslagen opgenomen zou worden en fiscaal verantwoord zou worden. De opzet op het doen van valse belastingaangifte wordt bevestigd doordat veelal enkele minuten na het uitdraaien van X-afslagen, de Z-afslagen werden uitgedraaid. Dat de dagomzet in een paar minuten tijd met ongeveer 50% daalt is onwaarschijnlijk. Gelet op de hiervoor vastgestelde nauwe en bewuste samenwerking kan worden aangenomen dat het opzet bij zowel verdachte als [manager/medeverdachte] aanwezig was.
Pleegperiode en benadelingsbedrag
De handgeschreven maandoverzichten uit de schoudertas waaruit de daadwerkelijke omzet blijkt, beslaan niet de volledige tenlastegelegde periode. Er zijn evenwel geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die erop duiden dat het frauduleus handelen enkel in de periode heeft plaatsgevonden waarop de aangetroffen schaduwadministratie betrekking heeft. Daarbij komt dat al in februari 2016 in de jas van verdachte X-afslagen en Z-afslagen van 1 en 2 februari 2016 zijn aangetroffen waar op de achterkant handgeschreven berekeningen stonden met betrekking tot de daadwerkelijke omzet van die dagen. Bovendien heeft [manager/medeverdachte] verklaard dat het systeem van de administratie in 2016 hetzelfde was als in 2019. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de fiscale fraude voor de gehele tenlastegelegde periode kan worden bewezen, te weten januari 2016 tot en met april 2019.
De Fiod heeft berekend dat op basis van de beschikbare (schaduw)administratie het benadelingsbedrag € 46.016,- bedraagt. Voor de beantwoording van de vraag hoeveel in de overige gedeelten van de tenlastegelegde periode – waarover geen schaduwadministratie is aangetroffen – buiten de boeken is gehouden, is de Fiod uitgegaan van een vaste verhouding tussen pinomzet en reële cashomzet. Die berekening heeft geresulteerd in een benadelingsbedrag van € 320.146,- aan omzetbelasting en € 1.038.116,- aan inkomstenbelasting.. Gelet op het stelselmatige systeem van frauduleus handelen over de jaren 2016 tot en met april 2019, is de rechtbank van oordeel dat deze geëxtrapoleerde bedragen als benadelingsbedrag kunnen worden vastgesteld.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich samen met [manager/medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het opzettelijk doen van valse aangifte omzetbelasting voor de eenmanszaak van verdachte (feit 1), het doen van valse aangiften inkomstenbelasting (feit 2) en het aan de Belastingdienst ter beschikking stellen van valse kasboeken (feit 3).
De rechtbank acht het medeplegen van het onder 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen, omdat op basis van het dossier de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [manager/medeverdachte] of een ander voor wat betreft het doen van valse aangiften inkomstenbelasting en het aan de Belastingdienst ter beschikking stellen van valse kasboeken, niet kan worden vastgesteld. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van dit onderdeel.