Uitspraak
- namens [eiser] de heer [naam] bijgestaan door zijn gemachtigde; en
- [gedaagde] bijgestaan door zijn gemachtigde.
- de dagvaarding van 19 februari 2025 met producties; en
- de producties van [gedaagde] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2025, is een huurder betrokken die sinds 2013 een studio huurt op de vierde verdieping van een pand. De huurder, aangeduid als [gedaagde], heeft sinds 2016 een parkeervergunning van de gemeente Amsterdam, aangevraagd via het adres van de studio. De verhuurder, aangeduid als [eiser], is sinds 2023 eigenaar van het pand en heeft een tweede parkeervergunning aangevraagd voor de familie [familienaam], die sinds 2024 in het pand woont. De verhuurder vordert in kort geding dat de huurder zijn parkeervergunning opzegt, zodat de familie [familienaam] deze kan overnemen.
De kantonrechter heeft in deze procedure beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang voor de verhuurder. De rechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is, omdat de familie [familienaam] geen tweede auto heeft en er geen noodzaak is om de bodemprocedure af te wachten. De kantonrechter verklaart de verhuurder niet-ontvankelijk in zijn vordering. Bovendien wordt opgemerkt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de huurder om de verhuurder te informeren over het aanvragen van een parkeervergunning. De kantonrechter wijst de vordering van de verhuurder af en veroordeelt deze in de proceskosten, die worden begroot op € 610,50.
De uitspraak benadrukt dat de huurder niet onredelijk of onbillijk heeft gehandeld en dat de communicatie van de verhuurder niet kan worden aangemerkt als een bindende afspraak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden betaald.