ECLI:NL:RBAMS:2025:2048

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
13/038828-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en verkopen van harddrugs en overtreding van een tijdelijk huisverbod

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en verkopen van harddrugs, alsook aan voorbereidingshandelingen van de Opiumwet en het overtreden van een tijdelijk huisverbod. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk vervoeren van cocaïne en heroïne, en het voorbereiden van de verkoop van deze middelen. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 12 maart 2025 heeft de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, zijn vordering gepresenteerd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. W.P.A. Vos. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlasteleggingen in zaken A, B en D, maar heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van zaak C, omdat de eigenaar van het vernielde goed geen klacht had ingediend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/038828-24 (zaak A), 13/237134-23 (zaak B), 13/399103-24 (zaak C) en 13/403169-24 (zaak D)
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaken A, B, C en D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.P.A. Vos, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen door de reclasseringswerker, [reclasseringswerker] , naar voren is gebracht.

2.De tenlasteleggingen

In
zaak Ais aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 2 februari 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. het opzettelijk vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van 23 bolletjes en/of twee papiertjes/wikkels cocaïne (in totaal 6,65 en/of 1,65 gram) en/of 2 bolletjes en/of één zakje heroïne (in totaal 5,09 en/of 8,92 gram) en/of 2 bolletjes 6-monoacetylmorfine (in totaal 0,37 gram);
2. het opzettelijk verkopen, afleveren of verstrekken van bolletjes cocaïne aan [getuige] ;
3. medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne en/of heroïne door een snorfiets, een contant geldbedrag van € 570,- en een tweede (deal)telefoon voorhanden te hebben.
In
zaak Bis aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 februari 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van 8,06 gram metamfetamine, 3,44 gram cocaïne, 0,79 gram cocaïne en/of 0,28 gram cocaïne;
2. medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van het opzettelijk binnen en/of buiten Nederland brengen en/of het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine en/of cocaïne door het voorhanden hebben en/of aanschaffen van een snorfiets en/of het voorhanden hebben van een contant geldbedrag van € 89,65, een tweede (burner/deal)telefoon, 88,06 gram metamfetamine, 3,44 gram cocaïne, 0,79 gram cocaïne en/of 0,28 gram cocaïne.
In
zaak Cis aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 16 december 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan vernieling van een stoel die toebehoorde aan [slachtoffer] .
In
zaak Dis aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 18 december 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het overtreden van een tijdelijk huisverbod doordat hij de woning aan [adres 2] heeft betreden en/of zich in de nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met de in het huisverbod genoemde personen.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en gelden als hier ingevoegd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De rechtbank zal, net zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsvrouw is bepleit, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van het in zaak C ten laste gelegde. Krachtens artikel 353 Wetboek van Strafrecht (verder Sr) in verbinding met artikel 316 Sr is vernieling tussen bloedverwanten in de rechte lijn alleen op klacht vervolgbaar. Nu vader, als eigenaar van de stoel, geen klacht tot vervolging heeft ingediend tegen verdachte, zijn zoon, is het openbaar ministerie voor dat feit nietontvankelijk.
Het openbaar ministerie kan voor het overige in de vervolging van verdachte worden ontvangen.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde in zaken A, B en D wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het in zaak B ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. De verklaring van verdachte is geloofwaardig. Indien de rechtbank desondanks tot een bewezenverklaring komt, dan kan medeplegen niet worden bewezen.
De raadsvrouw heeft in de zaken A en D geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals omschreven in rubriek 5, op basis van de processenverbaal van bevindingen ter plaatse, het verhoor van getuige [getuige] , het laboratoriumrapport en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht niet bewezen het onder 3 ten laste gelegde medeplegen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt. Van dit ten laste gelegde onderdeel wordt verdachte vrijgesproken.
Zaak B
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals omschreven in rubriek 5, op basis van het procesverbaal van bevindingen en de laboratoriumrapporten.
Het alternatieve scenario van verdachte, inhoudende dat de vorige eigenaar van de scooter de verdovende middelen in de voering van het beenkleed heeft achtergelaten, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De aangetroffen verdovende middelen vertegenwoordigen een behoorlijke straatwaarde. Het is daarom niet aannemelijk dat een persoon deze verdovende middelen heeft achtergelaten in het beenkleed. Dit brengt immers risico’s met zich mee, zoals het risico dat diegene die het ontdekt zich de waardevolle drugs toe-eigent of besluit om de politie in te lichten. Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank de verklaring van verdachte terzijde.
De rechtbank acht, net zoals door de raadsvrouw is bepleit, niet bewezen het onder 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt. Van dit ten laste gelegde onderdeel wordt verdachte vrijgesproken.
Zaak D
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde, zoals omschreven in rubriek 5, op basis van het proces-verbaal van bevindingen, het huisverbod en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Zaak A
ten aanzien van feit 1:op 2 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd
- 23 bolletjes en twee papiertjes/wikkels cocaïne, in totaal 6,65 en 1,64 gram, en
- 2 bolletjes en één zakje heroïne, in totaal 5,09 en 8,92 gram, en
- 2 bolletjes 6-monoacetylmorfine, in totaal 0,37 gram;
ten aanzien van feit 2:op 2 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht een bolletje cocaïne aan [getuige] ;
ten aanzien van feit 3:
op 2 februari 2024 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en heroïne, voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een snorfiets en
- een contant geldbedrag van € 570,- en
- een tweede (deal)telefoon
voorhanden te hebben;
Zaak B
ten aanzien van feit 1:
op 28 februari 2023 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd 8,06 gram metamfetamine, 3,44 gram cocaïne en 0,79 gram cocaïne en 0,28 gram cocaïne;
ten aanzien van feit 2:
op 28 februari 2023 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van metamfetamine en/of cocaïne, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een snorfiets (van het merk Kymco Agility50) en
- een contant geldbedrag van € 89,65 en
- een tweede (burner/deal) telefoon en
- 8,06 gram metamfetamine, 3,44 gram cocaïne en 0,79 gram cocaïne en 0,28 gram cocaïne voorhanden te hebben;
Zaak D
als degene aan wie namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 18 december 2024 te Amsterdam in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres 1] , zich in nabijheid van die woning heeft opgehouden.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.De motivering van de straf

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering is geadviseerd.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en het verkopen van harddrugs. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen van de Opiumwet. Het gebruik van harddrugs is schadelijk voor de gezondheid. De handel in harddrugs en het gebruik ervan gaan vaak gepaard met overlast en overige vormen van criminaliteit. Dit alles heeft verdachte, terwijl hij aan den lijve heeft ondervonden hoe schadelijk harddrugs voor een verslaafde gebruiker zijn, er niet van weerhouden door te gaan met zijn handel.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een tijdelijk huisverbod. Hierdoor hebben zijn ouders overlast en hinder ervaren. Hij heeft hiermee het openbaar gezag ondermijnd.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 februari 2025. Hieruit blijkt dat niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van Fivoor van 5 maart 2025 opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] . Hierin is gerapporteerd dat er geen sprake is van een delictpatroon. Er is wel sprake van ernstige verslavingsproblematiek. Deze problematiek zorgt voor instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden en maakt dat behandeling niet van de grond komt. Er is ook sprake van agressieregulatieproblematiek. De instabiliteit en de verslavings- en psychische problematiek maken dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat. Ondanks dat verdachte langere tijd abstinent is, vanwege zijn detentieperiode, heeft hij nog geen behandeling gehad. Dit maakt dat er een hoog risico bestaat op een terugval. Verder wordt het risico op onttrekken aan voorwaarden ingeschat als gemiddeld. Verdachte toont zich gemotiveerd voor behandeling. Hij heeft deze motivatie tijdens het eerdere schorsingstoezicht echter niet laten zien. Verdachte is in contact met de reclassering en behandelaren, maar tot een inhoudelijke behandeling komt het niet. De reclassering hoopt de kans van slagen van een behandeltraject te vergroten door middel van een klinische opname. Dit zou de kans op een terugval in middelengebruik kunnen verkleinen. Echter concludeert de reclassering dat een klinische opname op korte termijn niet kan worden gerealiseerd, omdat er momenteel geen plek is voor verdachte. Hoewel verdachte is aangenomen bij Yes We Can Clinics is er nog geen opnamedatum bekend. Daarom adviseert de reclassering om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Op de terechtzitting van 12 maart 2025 heeft voornoemde reclasseringswerker verklaard dat verdachte op 14 mei 2025 terecht kan bij Yes We Can Clinics. De kans dat verdachte voor 14 mei 2025 bij de FPA Utrecht terecht kan is nihil, gelet op de wachtlijst.
Strafoplegging
De rechtbank houdt rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op grond van de aard en de ernst van de feiten is een gevangenisstraf een passende straf. De rechtbank ziet in het reclasseringsadvies aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden. Hiermee krijgt verdachte een kans om gedurende de proeftijd met behulp van de reclassering zijn leven op een andere manier in te richten.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar. Aan de proeftijd worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals door de reclassering is geadviseerd, te weten meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.

10.Het beslag

Zaak A
Onder verdachte zijn een geldbedrag van € 570,- (goednummer 6457442) en een telefoon (goednummer 6457455) in beslag genomen. De rechtbank neemt hierover geen beslissing, omdat verdachte schriftelijk afstand heeft gedaan van dit geldbedrag en deze telefoon.
Zaak B
Onder verdachte zijn de volgende goederen en geldbedragen in beslag genomen:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307732)
2. 8 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307735, Bruin, merk: Kristalpoeder)
3. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307744, Wit)
4. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307746, Wit, merk: Kristalpoeder)
5. 11 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307747, Wit)
6. 89,65 EUR (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307749 IBG 28-02-2023)
Verbeurdverklaring
Het geldbedrag, dat in beslag is genomen en niet is teruggegeven (nummer 6 op de beslaglijst), moet verbeurd worden verklaard, nu dat geldbedrag aan verdachte toebehoort en dat geldbedrag geheel of grotendeels uit de baten van het onder 1 en 2 bewezen geachte is verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven verdovende middelen (nummers 1 tot en met 5 op de beslaglijst) moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang en de feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan.

11.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 55, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet en de artikelen 2, 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.

12.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart
het openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte ter zake van het
in zaak C ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
feiten 1 en 3:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Zaak B
ten aanzien van feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Zaak Dhandelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclasseringDe veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de schorsing bij Reclassering Inforsa [adres 3] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
-
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
De veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
-
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
-
Meewerken aan middelencontrole
De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdrachtals bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht
toezicht te houdenop de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
Zaak B
6. 89,65 EUR (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307749 IBG 28-02-2023)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:Zaak B
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307732)
2. 8 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307735, Bruin, merk: Kristalpoeder)
3. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307744, Wit)
4. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307746, Wit, merk: Kristalpoeder)
5. 11 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023046635-G6307747, Wit)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.H. Broesterhuizen, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank va26 maart 2025.
[…]