ECLI:NL:RBAMS:2025:2029

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
13/401177-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2005, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 11 maart 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

Het EAB, dat op 19 november 2024 is uitgevaardigd, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon vanwege het vermoeden van een strafbaar feit volgens Duits recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, een zogenoemd lijstfeit is dat in Nederland ook strafbaar is, namelijk ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft, waardoor de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft de garantie van de Staatsanwaltschaft Köln als voldoende beoordeeld, waarin is verzekerd dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in Duitsland terug naar Nederland zal worden gestuurd om zijn straf uit te zitten. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, conform de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/401177-24
Datum uitspraak: 25 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 22 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 november 2024 door het
Amtsgericht Köln, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRp-adres] ,
nu gedetineerd in P.I. [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 maart 2025 in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Köln(Duitsland) van
19 november 2024 (501 Gs 3930/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Referte

De raadsman heeft ten aanzien van de inhoud van het EAB geen verweren gevoerd. De opgeëiste persoon beroept zich wel op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW.

5.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich zoals hiervoor overwogen op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Bij e-mail van 28 januari 2025 heeft de
Staatsanwaltschaft Köln(Duitsland) de volgende garantie gegeven:
(…) with regard to the requested extradition of the Dutch national [opgeëiste persoon] , born [geboortedag] .2005 in [geboorteplaats] .
It is assured that the person being prosecuted, in the event of a final conviction in the Federal Republic of Germany, will be returned to the Netherlands for the purpose of serving a custodial sentence or measure involving deprivation of liberty, on the basis of the applicable version of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union (OJ L 327, 5 December 2008, p. 27) (...)”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Köln(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.