Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De beoordeling
(…) Het gemeenschappelijk bezit in [plaats] wordt verdeeld zoals in de Verdeellijsten is aangegeven.
ten aanzien van specifiek de parkeer- en botenplaatsen, geldt dat deze worden verdeeld conform Bijlage II;
(…)22.1 Partijen zullen conform de Afspraken het gemeenschappelijk bezit in [plaats] verdelen. Partijen zullen te goeder trouw hun onderhandelingen voortzetten teneinde in samenspraak met VBC Notarissen te komen tot een ordentelijke verdeling en invulling van [plaats] in overeenstemming met de Afspraken (inclusief de daarbij behorende bijlagen en tekening) en op basis van de bij Partijen bekende en uitgewisselde notities. Partijen zullen in eerste instantie de uitwerking van variant 1 van de notitie van VBC Notarissen d.d. 18 september2020 (Behoud eigendom woningen en splitsing van gemeenschappelijke delen) voortzetten.
(…)
de delen in de kleur (fel)paars worden toebedeeld aan [gedaagde] ;
de delen in de kleur (fel)oranje worden toebedeeld aan [eiser] ;
de delen in de kleur groen blijven na de verdeling gemeenschappelijk eigendom van [gedaagde] en [eiser] ;
het deel in de kleur geel betreft de nieuw te bouwen parkeerloods en blijft na de
het deel in de kleur (donker)paars is eigendom van [staak gedaagde] (althans [bedrijf] B.V.) en het deel in de kleur (donker)oranje van [staak eiser] (althans Ontwikkel en Exploitatiemaatschappij Nova Zembla B.V.) (…)”
(…) Specifiek overeengekomen werkzaamheden
(…) 2. Gehanteerde uitgangspunten notitie BaseValue
Het meewegen van de woningen met huisnummer [adres 2] en [adres 1] (…);
Het nagenoeg volledig verdelen van het landgoed (…);
Een (min of meer) gelijkwaardig aantal ligplaatsen voor boten per woning;
De (…) hoofdontsluiting en omgeving daarvan zo beperkt mogelijk houden (…);
De gehuurde terreinen worden beschouwd en gewogen als (vol) eigendom. (…)
(…) de concrete en kadastrale scheidslijnen van de percelen, (…), worden zo spoedig mogelijk en in goed overleg (…) juridisch en praktisch uitgewerkt conform de inhoud van de bovenstaande afspraken, waarbij de rode lijnen in Bijlage II richtinggevend zijn (…)”. Deze bepaling kan niet anders uitgelegd worden dan dat partijen op het moment van ondertekening van de 2019-overeenkomst de intentie hadden om op een later moment nog in overleg met elkaar te treden over hoe de kadastrale grenzen exact moeten worden vastgelegd. Dit volgt ook uit het feit dat [eiser] zich in 2020 tot VBC heeft gewend met het verzoek partijen te begeleiden bij het ‘verfijnen van de afspraken op hoofdlijnen’ en het ‘vullen van de gaten’ in deze hoofdlijnen. In artikel 22.1 van de 2020-overeenkomst hebben partijen vervolgens vastgelegd dat zij te goeder trouw hun ‘
onderhandelingen’ zullen voortzetten om zo in samenspraak met VBC te komen tot een ‘
ordentelijke verdeling en invulling van [plaats]’. Waarbij partijen zich in artikel 22.2 verplichten om zich in te zullen spannen om in de
‘uiteindelijke verdeling en invulling’ afspraken te maken om de in dat artikel opgesomde wensen te bewerkstelligen. Daarmee is het voor de rechtbank vast komen te staan dat partijen – alhoewel zij het over een aantal belangrijke punten wel eens zijn – geen overeenstemming hebben bereikt over de uiteindelijke verdeling van de gemeenschap.
- bij de verdeling van de gemeenschap zal geen rekening gehouden worden met wat aan de Staken is toebedeeld bij de zakelijke afwikkeling van het familiebedrijf;
- de bebouwde en onbebouwde percelen grond worden zoveel als mogelijk bij helfte onder de Staken verdeeld. Hierbij zal rekening worden gehouden met wat de rechtbank onder punt 2.30 heeft geoordeeld ten aanzien van de percelen die buiten de gemeenschap vallen. Dat zou kunnen betekenen dat de tuinen van [staak eiser] aanzienlijk kleiner worden dan waarvan in het plan van verdeling is uitgegaan;
- een redelijke verdeling van de gemeenschap betekent niet zonder meer dat de toe te bedelen percelen (inclusief opstallen) per Staak een gelijke financiële waarde vertegenwoordigen;
- de bestaande ligplekken en de parkeerplekken behorende tot de gemeenschap worden zoveel als mogelijk bij helfte onder de Staken verdeeld;
- de woningen (de twee onder punt 2.29 genoemde woningen uitgezonderd) worden volgens de verdeellijsten bij de 2019-overeenkomst aan de Staken toebedeeld, waarbij iedere woning in ieder geval over een tuin zal beschikken;
- de kwaliteit en staat van onderhoud van de individuele woningen worden niet meegenomen in de waardering van de verdeling;
- bij de verdeling van percelen water zal de gebruiksfunctie van het water voorop staan, zodat het water niet zonder meer bij helfte onder de Staken hoeft te worden verdeeld;
- bij de verdeling van de gemeenschap zal rekening worden gehouden met het verhuizen van de woonark van [naam 1] en het realiseren van de overdekte parkeerloods.
- Is er behalve de woningen met huisnummer [adres 2] en [adres 1] , nog ander onroerend goed dat is overgedragen aan één van de vennootschappen van de Staken en dat dus niet meer tot de gemeenschap behoort?
- De rechtbank begrijpt de vordering van [eiser] zo dat de groen en geel gearceerde gedeelten in de onder punt 2.10 opgenomen tekening in gezamenlijk eigendom moeten blijven, maar ter zitting heeft [eiser] aangegeven te willen komen tot een volledige verdeling van de gemeenschap. Daarom verneemt de rechtbank van partijen wat volgens hen het uitgangspunt moet zijn. En als het tot een volledige verdeling moet komen, hoe zien partijen bijvoorbeeld de verdeling van de te realiseren parkeerloods en oprijlaan voor zich, en in welke vorm willen zij de gebruiksrechten van de andere Staak regelen wanneer een of meerdere van deze percelen aan een Staak wordt toebedeeld. Wanneer partijen een deel in gezamenlijk eigendom willen houden, in welke vorm moet dit dan worden bewerkstelligd? Mag de rechtbank in dat geval ervan uitgaan dat partijen een Vereniging van Eigenaren als bedoeld in artikel 2:26 BW oprichten?
- Is het voor partijen belangrijk dat iedere woning toegang heeft tot water?
Als partijen niet samen tot één naam komen, mogen partijen geen suggesties aan de rechtbank doen. De rechtbank wil namelijk voorkomen dat iedere partij een eigen deskundige voorstelt, die daarna door de andere partij als partijdig wordt gezien
- de in punt 2.34 genoemde vragen van de rechtbank;
- de wijze waarop de procedure moet worden voortgezet, en wanneer zij een deskundige willen benoemen (alleen in het geval partijen overeenstemming hebben bereikt) de persoon van de deskundige, of (wanneer partijen geen overeenstemming hebben) de gewenste specialisaties van de te benoemen deskundige.
3.De beslissing
woensdag 5 februari 2025voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld onder 2.34 en 2.35, waarna zij op de rol van twee weken daarna in reactie op elkaars akte een antwoordakte kunnen nemen,