7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarin een patroon. Het vuurwapen is aangetroffen in het voertuig en lag binnen handbereik. Daarnaast was het vuurwapen doorgeladen en gereed voor onmiddellijk. Dat leverde daardoor een gevaarlijke en risicovolle situatie op. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan en het ongecontroleerde bezit ervan leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast vormen vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van iedere burger die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. De rechtbank is van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens uit het oogpunt van generale preventie streng moet worden opgetreden. Verder heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan opzetheling van een Volkswagen bus. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten zoals diefstal.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het aanvullend rapport van De Jeugd- & Gezinsbeschermers van 12 februari 2025 en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 januari 2025. Uit het aanvullend rapport van 12 februari 2025 blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat verdachte in zijn jeugd veel heeft meegemaakt. Het contact met zijn ouders verliep niet goed waardoor hij al op jonge leeftijd uit huis is gegaan en op meerdere woongroepen heeft gewoond. Hij is gediagnosticeerd met ADHD en ASS. Verdachte heeft verschillende hulpverlening daarvoor ontvangen, maar niets heeft hem echt geholpen alhoewel hij wel een manier heeft gevonden om ermee om te gaan. Sinds 18 oktober 2024 verblijft verdachte bij [naam zorg] . De wens bij hem is steeds groter om zelfstandig te wonen zonder hulpverlening. De komende tijd is het de uitdaging voor verdachte om zich meer te richten op het ontwikkelen van zijn zelfstandigheid om zodoende toe te groeien naar een gezonde jongvolwassene.
Uit het reclasseringsadvies van 15 januari 2025 blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat de reclassering verdachte niet heeft gesproken omdat hij niet heeft gereageerd op diverse uitnodigingen. De reclassering kan hierdoor geen criminogene factoren benoemen. De risicofactoren lijken gelegen te zijn in zijn persoonlijk functioneren, middelengebruik en gebrek aan structuur. Ondersteunende factoren zijn het begeleid wonen en het zich redelijk aan de afspraken houden. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden en behouden van dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
Toepassing jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De reclassering acht toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd. Verdachte is niet goed in staat om oorzaak en gevolg relaties te leggen. Hij is kwetsbaar en lijkt zijn leven niet te kunnen overzien. Daarnaast heeft hij veel begeleiding nodig en staat hij open voor pedagogische beïnvloeding. Ter zitting heeft mevrouw Hamchi naar voren gebracht dat verdachte zich laat beïnvloeden door zijn omgeving en dat het van belang is dat hij ondersteuning kan krijgen waarbij begeleiding door de jeugdreclassering passender is dan volwassenreclassering.
Gelet op het advies van de reclassering en hetgeen op de zitting is besproken over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte nog vatbaar is voor pedagogische beïnvloeding en dat hij daarbij gebaat zal zijn. De rechtbank is van oordeel dat het toepassen van het jeugdstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van verdachte en ook in het belang van de maatschappij, omdat het zal bijdragen aan het verminderen van het recidiverisico. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij open staat voor hulp. De rechtbank zal dan ook het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht Jeugd in aanmerking genomen. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het Amsterdamse oriëntatiepunt vuurwapenbezit minderjarigen. Dit oriëntatiepunt gaat bij het voorhanden hebben van een vuurwapen voor een minderjarige
first offenderuit van een jeugddetentie vanaf drie maanden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het vuurwapen was doorgeladen en dat verdachte ook een patroon voorhanden heeft gehad. Het oriëntatiepunt voor opzetheling is een taakstraf van 30 uur.
De rechtbank acht, rekening houdend met het hiervoor overwogene en de ernst van de feiten, een werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal een lagere werkstraf opleggen dan geëist door de officier van justitie zodat verdachte niet wordt overvraagd. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd en dat bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd, waarbinnen de reclassering verdachte passende hulp kan bieden. Daarbij is van belang dat die hulp direct kan worden geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarnaast als stok achter de deur en strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Alles overwegende legt de rechtbank een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren. Daarnaast legt de rechtbank een jeugddetentie op voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden, te weten begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen op de openbare weg. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.