ECLI:NL:RBAMS:2025:1980

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13-017610-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Nowy Sącz, Polen. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1986, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 maart 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de processen die hebben geleid tot de veroordelingen in Polen, maar heeft geoordeeld dat er geen schending van de verdedigingsrechten is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de detentieomstandigheden in Barczewo geen algemeen gevaar opleveren voor de opgeëiste persoon. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-017610-25
Datum uitspraak: 26 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 oktober 2019 door
the Circuit Court in Nowy Sącz, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of Sąd Rejonowy [District Court] in Nowy Sącz issued on30 November 2015 made in the case ref. no. II K 976/15, which became final and absolute on 25.12.2015;
judgement of Sąd Rejonowy [District Court] in Nowy Sącz issued on23 March 2016 made in the case ref. no. II K 1443/15, which became final and absolute on 14 May 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van respectievelijk één jaar (II K 976/15) en twee jaren (II K 1443/15), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB respectievelijk nog negen maanden (II K 976/15) en één jaar, vijf maanden en achtentwintig dagen (II K 1443/15). De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Vonnis II K 976/15
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de stukken volgt dat de opgeëiste persoon voor het feit waarvoor hij is veroordeeld is verhoord. De opgeëiste persoon heeft daarbij een bekennende verklaring afgelegd en heeft een overeenkomst met de officier van justitie gesloten over de straf. Uit de aanvullende informatie van 13 februari 2025 volgt verder dat de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor een adresinstructie heeft ontvangen, waarbij hij is gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en op de gevolgen van het nalaten daarvan. De oproep voor de zitting die tot de beslissing heeft geleid is gezonden aan het door de opgeëiste persoon opgeven adres. De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
Vonnis II K 1443/15
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op 16 maart 2016 de oproep in persoon heeft opgehaald, waarbij hij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. De rechtbank stelt daarom vast dat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces. De rechtbank is gelet op voornoemde van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen van vonnis II K 976/15 en vonnis II K 1443/15
De vrijheidsstraffen zijn aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij latere beslissing is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraffen bevolen vanwege de niet naleving van opgelegde bijzondere voorwaarden.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De beslissing tot tenuitvoerlegging zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straffen zijn opgelegd.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten, m.u.v. feit 1, aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het onder 1 genoemd feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden in Barczewo

De rechtbank heeft in een andere zaak [6] vragen gesteld over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. De rechtbank heeft in die zaak op 14 februari 2025 uitspraak gedaan, [7] waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden die daar worden gedetineerd worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden. Derhalve is de gestelde vraag of de opgeëiste persoon na overlevering in de gevangenis in Barczewo wordt gedetineerd niet langer relevant.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Nowy Sącz, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
6.Rb. Amsterdam d.d. 16 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:326).