ECLI:NL:RBAMS:2025:1978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13/403220-24 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met toetsing van verdedigingsrechten en detentieomstandigheden

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 23 oktober 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en gedetineerd in Nederland, heeft tijdens de zittingen op 13 februari en 12 maart 2025 zijn identiteit bevestigd en is bijgestaan door een raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon getoetst aan artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) en de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld. In een tussenuitspraak op 27 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/403220-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 18 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 oktober 2024 door de
Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny (District Court of Zamość, second Penal Division), Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 13 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
Het EAB in deze zaak (EAB I) is gelijktijdig behandeld met het EAB in de zaak met parketnummer 13/403187-24 (EAB II).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 27 februari 2025
De rechtbank heeft op 27 februari 2025 [3] een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek ter
zitting is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de in de tussenuitspraak onder 3.1.2 genoemde vragen – ten aanzien van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW – voor te leggen aan de Poolse autoriteiten.
Zitting 12 maart 2025
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 12 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.M. van Boekel, advocaat te Amsterdam, die waarneemt voor mr. L.J.H. Kortz, en door een tolk in de Poolse taal.
Het EAB in deze zaak is wederom gelijktijdig behandeld met EAB II.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 27 februari 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid, de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van samenvoegingsvonnis (II K 186/19) en de detentieomstandigheden zoals bedoeld in
artikel 11 OLW. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen in rubriek 3.1 van de tussenuitspraak van 27 februari 2025. Verder is het volgende van belang.
Het onderliggend vonnis II K 189/17
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de aanvullende informatie van 13 februari 2025 stelt de rechtbank verder vast dat het vonnis aan de opgeëiste persoon in persoon is betekend op 16 maart 2017, de opgeëiste persoon daarbij is geïnformeerd over zijn recht op verzet of hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, maar de opgeëiste persoon niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub c, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Het onderliggend vonnis II K 475/18
Uit de aanvullende informatie van 13 februari 2025 van de Poolse autoriteiten volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op de zitting die tot de beslissing heeft geleid. Dat betekent dat artikel 12 OLW niet van toepassing is op dit vonnis.
Het onderliggend vonnis II K 502/18
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de stukken volgt dat de opgeëiste persoon voor het feit waarvoor hij is veroordeeld is verhoord. De opgeëiste persoon heeft daarbij een adresinstructie ontvangen, waarbij hij is gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en op de gevolgen van het nalaten daarvan. De oproep voor de zitting die tot de beslissing heeft geleid is gezonden aan het door de opgeëiste persoon opgegeven adres. De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
De beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
Bij beslissing van
the District Court of Zamośćvan 28 januari 2022 is de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling bevolen van de straf die bij het samenvoegingsvonnis is opgelegd.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie van 6 maart 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is bevolen wegens de veroordeling van een nieuw strafbaar feit, namelijk het feit waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld bij beslissing van
the District Court in Tomaszów Lubelski in caseII K 757/21. Zoals reeds bij tussenuitspraak van 27 februari 2025 in EAB II is overwogen en geoordeeld, is de opgeëiste persoon in persoon verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, zodat artikel 12 OLW ten aanzien van die beslissing niet van toepassing is.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van
the District Court of Zamośćvan 28 januari 2022 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]
Concluderend staat artikel 12 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9, 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny (District Court of Zamość, second Penal Division), Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (