ECLI:NL:RBAMS:2025:1972

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11496274
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van concurrentiebeding in kort geding afgewezen

In deze zaak heeft [eiser] B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die eerder in dienst was als general manager. De vordering van [eiser] betreft de nakoming van een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding, dat volgens [eiser] is geschonden door [gedaagde] door in dienst te treden bij een concurrent, We Are Key (WAK). De arbeidsovereenkomst van [gedaagde] bij [eiser] was voor bepaalde tijd en is op 30 juni 2024 geëindigd. De kantonrechter heeft op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechter oordeelde dat de bedingen niet rechtsgeldig waren overeengekomen, omdat deze niet schriftelijk in de arbeidsovereenkomst waren vastgelegd, zoals vereist door artikel 7:653 BW. De rechter concludeerde dat [eiser] niet voldoende spoedeisend belang had bij de vorderingen en dat de vorderingen tot nakoming van het geheimhoudingsbeding en het voorschot op verbeurde boetes ook niet konden worden toegewezen. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11496274 \ KK EXPL 25-32
Vonnis in kort geding van 21 maart 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E.G. Hoorn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.J. de Looff.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 21 januari 2025, met producties, heeft [eiser] een voorlopige voorziening gevorderd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 maart 2025. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] een conclusie van antwoord, met producties, ingediend. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, mede aan de hand van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 1 juli 2022 in dienst getreden bij [eiser] als general manager met een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar. In de arbeidsovereenkomst staat onder meer het volgende:

Artikel 6: Geheimhoudingsplicht
6.1
De werknemer is verplicht om, zowel tijdens als na beëindiging van het dienstverband, strikte geheimhouding te bewaren over alle zaken en bijzonderheden betreffende de onderneming van de werkgever, diens bestuurder / directe en/of vennoten, die hem uit hoofde van zijn functie of anderszins bekend zijn. Het voorgaande geldt niet voor zover mededeling van die gegevens noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de opgedragen werkzaamheden.
(…)
Artikel 8: Nadere bepalingen
(…)
8.2
Binnen de onderneming van de werkgever zijn huisregels van toepassing. De inhoud hiervan is de werknemer bekend. Werknemer verklaart door ondertekening van deze overeenkomst een kopie van de huisregels te hebben ontvangen en verklaart de bepalingen uit de huisregels te hebben ontvangen en verklaart de bepalingen uit de huisregels na te komen. Werknemer is er mee bekend en stemt er mee in dat de huisregels eenzijdig door de werkgever kunnen worden gewijzigd.
8.3
Werkgever houdt zich het recht voor een in deze arbeidsovereenkomst voorkomende of daaruit voortvloeiende arbeidsvoorwaarde eenzijdig te wijzigen, mits hij daartoe een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer, dat door de wijziging wordt geschaad, daartoe naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is op 16 juni 2023 verlengd voor de duur van één jaar.
2.3.
In november 2023 heeft [eiser] de huisregels aangepast. Hierin zijn een non-concurrentie-, relatie- en boetebeding opgenomen ten aanzien van medewerkers die betrokken zijn bij de ontwikkeling en implementatie van een systeem om via holografische- en videotechnieken hotelrecepties te ‘bemensen’ (hierna: Holo techniek).
2.4.
Op 30 juni 2024 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen op initiatief van [eiser] – die het dienstverband niet wilde verlengen – geëindigd.
2.5.
[gedaagde] is per 1 oktober 2023 in dienst getreden bij We Are Key (hierna: WAK), in de functie Business Development & Project Lead.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
tot nakoming van het non-concurrentie-, relatie-, en geheimhoudingsbeding op straffe van een dwangsom van € 500,00, voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft;
om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 40.000,00 als (voorschot op de) verbeurde boetes, vermeerderd met de wettelijke rente over de boete sinds de successievelijke data van verschuldigdheid; en
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt – kort gezegd – aan de vordering het volgende ten grondslag. Tussen partijen is een non-concurrentie-, relatie-, en geheimhoudingsbeding overeengekomen. Door in dienst te treden bij WAK, heeft [gedaagde] in strijd met het non-concurrentie- en relatiebeding gehandeld. WAK is een directe concurrent van [eiser] . Beide bedrijven houden zich bezig met
remote hostingvan hotelrecepties, waaronder de Holo techniek valt. [gedaagde] heeft vanuit zijn functie die hij bij [eiser] heeft bekleed, inzicht gehad in de ontwikkeling en implementatie van de Holo techniek. Voorts is het gelet op de aard van de werkzaamheden van [gedaagde] bij WAK, niet realistisch dat [gedaagde] het geheimhoudingsbeding niet overtreedt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert – in de kern samengevat – het volgende aan. [gedaagde] stelt dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, nu [eiser] niet heeft onderbouwd waarin dit is gelegen. [gedaagde] betwist voorts dat er enig concurrentie- relatie- of boetebeding is overeengekomen, aangezien niet voldaan is aan het vormvereiste dat dergelijke bedingen schriftelijk in de arbeidsovereenkomst moeten worden overeen gekomen. De huisregels waarin deze bedingen later zijn opgenomen, heeft hij bovendien nooit ontvangen. Bovendien zijn de bedingen ook niet voldoende gemotiveerd om van toepassing te kunnen zijn in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Voor zover geoordeeld wordt dat de bedingen wel zijn overeengekomen, stelt [gedaagde] dat deze niet zijn overtreden. Verder heeft hij aangevoerd dat hij het geheimhoudingsbeding niet heeft overtreden en ook helemaal niet beschikt over specifieke bedrijfsinformatie van [eiser] die voor [gedaagde] van belang zou zijn.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Spoedeisend belang
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Beoordeeld moet worden of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening voldoende spoedeisend belang heeft. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, volgt het spoedeisend belang uit de aard van de vorderingen. [eiser] heeft er daarnaast belang bij om op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen.
Het concurrentie-, relatie- en boetebeding
4.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] bij het tekenen van de arbeidsovereenkomst akkoord is gegaan met de huisregels die eenzijdig door de werkgever gewijzigd kunnen worden. Deze huisregels heeft [gedaagde] ontvangen bij het tekenen van de arbeidsovereenkomst. Nadat het concurrentie-, relatie- en boetebeding in de huisregels zijn opgenomen, is [gedaagde] hiermee volgens [eiser] tot twee keer toe mondeling akkoord gegaan.
4.4.
Ook als dat laatste juist zou zijn – [gedaagde] heeft dat betwist – dan is daarmee onvoldoende onderbouwd dat het in de huisregels opgenomen non-concurrentie-, relatie- en boetebeding rechtsgeldig is overeengekomen. [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat dergelijke bedingen op grond van artikel 7:653 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) schriftelijk moeten worden overeengekomen in de arbeidsovereenkomst als het gaat om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Een mondelinge akkoordverklaring is daarvoor dan ook onvoldoende. Voor zover [eiser] stelt dat zij eenzijdig de bedingen mocht doorvoeren op grond van de artikelen 8.2 en 8.3 uit de arbeidsovereenkomst, wordt [eiser] in dat standpunt niet gevolgd. Dit zou afdoen aan de dwingrechtelijke schriftelijkheidseis waaraan de gedachte ten grondslag ligt dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen, nog daargelaten dat daarmee niet is voldaan aan de eis van artikel 7:653 lid 2 BW dat dergelijke bedingen in de arbeidsovereenkomst zelf zijn opgenomen. Op het voorgaande stranden naar voorlopig oordeel reeds de vorderingen van [eiser] die strekken tot nakoming van het in de huisregels opgenomen non-concurrentie, relatie- en boetebeding. Gelet daarop kan verder in het midden blijven of [gedaagde] de huisregels ooit heeft ontvangen en ook of uit de motivering van het beding in de huisregels voldoende blijkt dat dit noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstebelangen. Het antwoord op die vragen kan niet tot een ander oordeel leiden.
Geheimhoudingsbeding
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de arbeidsovereenkomst een geheimhoudingsbeding is overeengekomen.
4.6.
Met de enkele suggestie dat het niet realistisch is dat [gedaagde] het overeengekomen geheimhoudingsbeding niet overtreedt, heeft [eiser] naar voorlopig oordeel onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde] door de enkele indiensttreding bij WAK zijn geheimhoudingsplicht moet hebben geschonden. Het had op de weg van [eiser] gelegen om concreet toe te lichten op wat voor manier [gedaagde] het beding heeft geschonden. De vordering die strekt tot nakoming van het geheimhoudingsbeding wordt daarom afgewezen.
Voorschot
4.7.
Gelet op voorgaande bestaat er geen grond om het onder b. gevorderde voorschot op verbeurde boetes toe te wijzen. Ook deze vordering wordt dus afgewezen.
De proceskosten
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
881,50
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 881,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.
61289