ECLI:NL:RBAMS:2025:196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
13/134111-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld op festival Solid Grooves met fatale afloop

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 28 mei 2023 betrokken was bij een geweldsincident op het festival Solid Grooves in Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002 en woonachtig in Amsterdam, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], die als gevolg van het geweld is overleden. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 25 en 26 november en 2 december 2024, waarbij de officieren van justitie, mrs. M.M. van den Berg en M. ter Veer, de vordering hebben ingediend. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. R. den Riet en A.D. Kloosterman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op het festival een steekpartij heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren. De verdachte heeft erkend dat hij heeft gevochten en een schoppende beweging heeft gemaakt naar [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte niet degene was die met een mes heeft gestoken, en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het zware letsel dat [slachtoffer 3] heeft opgelopen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar niet aan de zwaardere aanklachten van doodslag of poging doodslag.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder het geweld heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook de spijt van de verdachte en zijn inspanningen om aan zichzelf te werken meegewogen. De opgelegde straf is lager dan de eis van de officier van justitie, die 24 maanden had gevorderd. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte zijn straf al had uitgezeten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/134111-23
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,(hierna: [verdachte] )
geboren in Amsterdam op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 25 en 26 november 2024 en 2 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. M.M. van den Berg en M. ter Veer, en van wat [verdachte] en zijn raadslieden, mrs. R. den Riet en A.D. Kloosterman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 mei 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] (
hierna: [slachtoffer 1]), [slachtoffer 2] (
hierna: [slachtoffer 2]), [slachtoffer 3] (
hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 4] (
hierna: [slachtoffer 4]), terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer 3] heeft veroorzaakt.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op 28 mei 2023 rond 21.20 uur komt er een melding binnen bij de politie die toezicht houdt op het festivalterrein van Solid Grooves aan de [adres 2] in Amsterdam dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden.
Politie-eenheden ter plaatse krijgen te horen dat er een mes is gezien op het festivalterrein. De beveiliging heeft iemand van het terrein afgezet die betrokken zou zijn bij het steekincident. Ook zou er een jongen met een gele jas rondlopen die bij het steekincident betrokken was. Er loopt een man op de politie af, dat blijkt later [slachtoffer 3] te zijn, die zegt dat hij met een mes is gestoken. De beveiliging vertelt de politie dat de vermoedelijke verdachten van de steekpartij bij collega’s staan.
Kort daarna worden [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (
hierna: [medeverdachte 2]) aangehouden. [verdachte] wordt de volgende dag aangehouden.
Op 28 mei 2023 rond 23.15 uur gaat de politie naar het AMC waar één van de slachtoffers van de steekpartij naar toegebracht zou zijn. Dit slachtoffer is inmiddels overleden; het blijkt [slachtoffer 1] te zijn. Ook [slachtoffer 3] is in het AMC en hij laat de politie een filmpje zien van een gevecht waarop iemand te zien is die met versnelde pas op een ander af gaat en steek- en snijbewegingen maakt. [slachtoffer 3] heeft een steekverwonding aan zijn rechterschouder opgelopen. [slachtoffer 2] is in zijn pols en borst gestoken en ligt in het OLVG West. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] doen die nacht aangifte. Op 1 juni 2023 doet ook [slachtoffer 4] aangifte van het feit dat zij tijdens het gevecht op Solid Grooves is geslagen.
Naast de aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft de politie meer dan 60 getuigen gehoord en ook de rechter-commissaris heeft nog meer dan 15 getuigen gehoord, die al dan niet al eerder bij de politie hadden verklaard. Er is sectie verricht op het lichaam van [slachtoffer 1] en DNA afgenomen van de verdachten, er zijn diverse forensische onderzoeken uitgevoerd, filmpjes aan de politie overhandigd, foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , gesprekken afgeluisterd, doorzoekingen gedaan en spullen in beslag genomen.
Aanvankelijk werd [verdachte] ook verdacht van het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] en van poging doodslag op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en van het eerder op dezelfde avond met geweld beroven van [slachtoffer 5] , ook een bezoeker van het festival Solid Grooves. Na afronding van het onderzoek heeft het Openbaar Ministerie die verdenkingen tegen [verdachte] laten vallen. [verdachte] wordt nu alleen nog vervolgd voor openlijke geweldpleging.
De rechtbank zal in dit vonnis eerst beoordelen of kan worden bewezen dat [verdachte] openlijk geweld heeft gepleegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met de strafverzwarende omstandigheid dat het door [verdachte] gepleegde geweld (vuistslagen) enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer 3] (blauwe plekken) tot gevolg heeft gehad. Omdat het niet [verdachte] is geweest die [slachtoffer 3] met een mes heeft gestoken en zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, kan die strafverzwarende omstandigheid niet worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafverzwarende omstandigheden van het aan [slachtoffer 3] toebrengen van zwaar of enig lichamelijke letsel niet kunnen worden bewezen. Er is geen bewijs dat [verdachte] [slachtoffer 3] heeft geraakt; dat is op de camerabeelden niet te zien. Daarom kan hij niet voor het toebrengen van letsel aan [slachtoffer 3] worden veroordeeld.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
[verdachte] heeft erkend dat hij op 28 mei 2023 op het festival Solid Grooves heeft gevochten door een schoppende beweging naar [slachtoffer 1] te maken en anderen te duwen en te trekken. [2]
Op de dag van Solid Grooves rond 17.00 uur zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] bij elkaar gezien op de [straatnaam] in Amsterdam. Uit chats volgt dat [persoon 1] [de rechtbank begrijpt: [persoon 1] ] aan [verdachte] laat weten dat hij met [persoon 2] [de rechtbank begrijpt: [persoon 2] ] gaat. [3]
Door meerdere festivalgangers zijn er met telefoons beeldopnames gemaakt van het incident op het festival Solid Grooves. [4] De aangeleverde beelden zijn door de politie als volgt beschreven:
“4. Bestandsnaam fa4083e9-1 8d3-4efe-8bee-758'1 7 ec32d6b.mp4
lk zag op de achtergrond een persoon staan die ik herken als [persoon 2] . Ik zag dat [persoon 2] tegenover [slachtoffer 3] staat. Ik zag dat [persoon 2] met zijn rechterbeen een schop geeft ter hoogte van maagstreek van [slachtoffer 3] . [5]
Vervolgens zag ik dat [verdachte] een karatetrap geeft ter hoogte van de maagstreek en tegen de onderarm van [slachtoffer 1] . Na de trap valt [verdachte] achterover op de grond. [6]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] van rechts het beeld in verschijnt. Ik zag dat dit ter hoogte was van de plek waar [slachtoffer 1] staat. [7] Ik zag dat [medeverdachte 1] in zijn handen een mes vast heeft. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] voor [slachtoffer 1] gaat staan. Ik zag dat [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] afrent met in zijn rechterhand een mes. Ik zag dat de punt van het mes is gericht naar voren in de richting [slachtoffer 1] . Het is niet te zien waar het mes uiteindelijk terecht komt. Dit heeft ermee te maken dat op het laatste moment van de steekbeweging het zicht door een omstander wordt ontnomen. Wel zie ik dat de gestrekte linkerarm van [medeverdachte 1] tegen het
hek aankomt en [slachtoffer 1] niet meer tegen het hek aanstaat. [8] Vervolgens is te zien
dat [slachtoffer 1] wegrent richting de mensenmassa. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] in de richting van het podium rent. [9]
6. Bestandsnaam tMG 7456
Ik zag dat [persoon 3] probeert om [medeverdachte 1] bij de slachtoffers weg te houden. [10] Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] loskomt van [persoon 3] . En dat [medeverdachte 1] in zijn rechterhand een mes vast heeft. Hij rent richting [slachtoffer 3] . [11]
Ik zag dat [medeverdachte 2] met zijn rechterbeen een trap geeft in de richting van [slachtoffer 3] en hierdoor achteruit op de grond valt. [12]
Ik zag dat [medeverdachte 1] met het mes een stekende beweging maakt naar het lichaam van [slachtoffer 3] . Het is niet te zien of [medeverdachte 1] met het mes het lichaam van [slachtoffer 3] raakt. Vervolgens proberen omstanders de mannen uit elkaar te houden. [13]
7 Bestandsnaam cm-chat-media-video-1 0dd45eb0-fBaf-51 90-9b7c b868c5a3b55d200.MOV
Ik zag [slachtoffer 1] rennen in de richting van het podium. Ik zag dat op de broek van [slachtoffer 1] op het linker bovenbeen een rode vlek zat. [14]
Ik zag een worsteling tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 3] . [15]
Ik zag dat [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] ter hoogte van zijn schouders vastpakt. Ik zag dat [medeverdachte 1] zich losrukt van [slachtoffer 2] . [16] Ik zag dat [medeverdachte 1] een stekende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 2] en hierbij zijn rechterhand raakt. [17] Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] door [persoon 3] wordt weggetrokken bij [slachtoffer 2] . Vervolgens zag ik [slachtoffer 2] naar
zijn rechterhand kijken. Ik zag dat er op zijn hand een rode streep zat. [18]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] op [slachtoffer 3] komt afrennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] in zijn
rechterhand een mes vasthad en een stekende / hakkende beweging maakt naar het lichaam
van [slachtoffer 3] . [19]
Vervolgens komt [medeverdachte 1] weer op [slachtoffer 3] aflopen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een karateschop
maakt in de richting van [medeverdachte 1] . Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] met het mes een
stekende beweging maakt langs het gezicht van [slachtoffer 3] . Direct hierop stapt [slachtoffer 3] naar achteren. [20]
Ik zag dat [slachtoffer 3] opnieuw een trappende beweging maakt naar [medeverdachte 1] . Omdat er een omstander voor de camera gaat staan is het niet te zien wat er in de volgende twee seconden is gebeurd. Vervolgens draait [slachtoffer 3] zich weg van [medeverdachte 1] en zag ik dat er ter hoogte van
zijn rechterschouder een gat in zijn shirt zat. [21]
Vervolgens zag ik dat [verdachte] door [persoon 3] wordt weggetrokken van [slachtoffer 3] en [medeverdachte 1] . [22]
8 Bestandsnaam A(3)2_bestanden_IMG_7821.MOV
Ik zag dat [verdachte] op [slachtoffer 3] kwam afrennen en zag dat [slachtoffer 3] een soort van karatetrap geeft aan [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] de trap met zijn arm afweert. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] op [slachtoffer 3] komt afrennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] in zijn rechterhand een mes vastheeft met de punt in de richting van [slachtoffer 3] . [23] Ik zag dat [slachtoffer 3] loskomt van [slachtoffer 4] en het mes van [medeverdachte 1] rakelings langs het onderlichaam van [slachtoffer 4] gaat.
Ik zag dat [persoon 3] en [persoon 4] proberen [verdachte] tegen te houden door hem naar de grond te werken. Ik zag dat [verdachte] vervolgens weer loskomt en zich weer aansluit bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Ik zag dat [verdachte] vervolgens weer verder gaat met de aanval op [slachtoffer 3] . [24]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 28 mei 2023 op het festival Solid Grooves was. [25] Tijdens de chaos van de vechtpartij zag zij een hand op haar af komen. Ze zag dat de hand tot een vuist was gebald en voelde dat de vuist op haar gezicht kwam. De vuist raakte de bovenkant van haar linker jukbeen. Zij voelde een hevige pijnscheut en ze dook weg met haar gezicht naar beneden. [26]
Tijdens het gevecht is [slachtoffer 2] met een mes in zijn pols en zijn borst geraakt, [27] [slachtoffer 3] heeft een snijwond in zijn rechterschouder opgelopen [28] en [slachtoffer 1] twee steekletsels in zijn buik waaraan hij is overleden. [29]
Over het begin van het gevecht heeft [slachtoffer 3] verklaard dat de jongen in de gele jas [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ] voor de tweede keer die avond de confrontatie met hem zocht. [slachtoffer 3] liep naar [medeverdachte 2] toe en zei: “Wat er net was gebeurd was nergens voor nodig”. [medeverdachte 2] zei daarna: “Weet je wel wie ik ben?”. [30]
Conclusie
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijke geweld zoals is tenlastegelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn geslagen, geduwd, geschopt en/of gestoken door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [persoon 2] en [verdachte] , die elkaar kenden. [verdachte] heeft geduwd en getrokken en een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer 1] gemaakt. Hij heeft zich steeds weer gemengd in de aanval op [slachtoffer 3] en liet zich niet tegenhouden. [verdachte] heeft daarmee een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. [verdachte] wordt er ook van beschuldigd dat het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel of enig letsel bij [slachtoffer 3] tot gevolg heeft gehad. Deze strafverzwarende omstandigheden kunnen alleen worden bewezen als het door [verdachte] zelf gepleegde geweld dat gevolg heeft gehad. Vast staat dat [verdachte] niet degene is geweest die [slachtoffer 3] heeft gestoken en dit steekletsel kan [verdachte] daarom niet als strafverzwaring worden toegerekend. De rechtbank vindt dat op basis van het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat de handelingen van [verdachte] blauwe plekken (of ander letsel) bij [slachtoffer 3] hebben veroorzaakt. [verdachte] wordt daarom van deze strafverzwarende omstandigheden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 28 mei 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten op het festivalterrein van festival ‘Solid Grooves’ (gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het
ii. duwen en trekken en slaan van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , en schoppen in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ,
iii. voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een mes, in het lichaam, te steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

Omdat bewezen is dat verdachte strafbare feiten heeft begaan en hij strafbaar is, legt de rechtbank hierna uit welke straf moet worden opgelegd.
8.1.
De eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] voor het door hen bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overschrijdt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich op 28 mei 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Zij kwamen met hun vrienden naar een festival om te feesten, maar dat werd gruwelijk verstoord door de confrontatie met de groep van [verdachte] en zijn vrienden. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] met een mes gestoken. Alle slachtoffers hebben verwondingen opgelopen en [slachtoffer 1] is aan zijn verwondingen overleden.
Dat [slachtoffer 1] is overleden en dat anderen letsel hebben opgelopen, leveren voor [verdachte] geen strafverzwarende omstandigheden in de zin van de wet op, maar draagt wel bij aan de ernst van de openlijke geweldpleging en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
Het gaat dus om een zeer ernstige vorm van openlijke geweldpleging waaraan [verdachte] een bijdrage heeft geleverd. Dat vindt de rechtbank strafverzwarend. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het feit dat [verdachte] niet degene is geweest die heeft gestoken en persoonlijk geen letsel heeft veroorzaakt.
De rechtbank weegt ook mee dat andere bezoekers van het festival Solid Grooves getuige zijn geweest van het geweld. Een festival is normaal gesproken een plek waar vrienden en onbekenden samen feesten, maar [verdachte] en de medeverdachten hebben op 28 mei 2023 van Solid Grooves een onheilsplek gemaakt. Veel Solid Grooves bezoekers hebben zich daardoor onveilig gevoeld. Dat de impact groot is geweest, blijkt wel uit het feit dat zich naar aanleiding van de incidenten 67 personen bij slachtofferhulp hebben gemeld. Voor festivalbezoekers is het een nachtmerrie om een groep als die van [verdachte] tegen te komen, waarbij iemand een mes draagt en dat ook gebruikt.
[verdachte] heeft spijt betuigd en heeft de laatste maanden van zijn schorsing onder begeleiding van de reclassering aan zichzelf gewerkt. De reclassering schat het risico op herhaling als laag in. Deze omstandigheden weegt de rechtbank in zijn voordeel mee. Verder is [verdachte] niet eerder voor een misdrijf veroordeeld, dus zijn strafblad is niet van invloed op de straf.
Normaal gesproken wordt aan een
first offendervoor openlijke geweldpleging een taakstraf opgelegd. Maar gelet op de ernst van dit feit, vindt de rechtbank in deze zaak een gevangenisstraf op zijn plaats. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats. Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank rekening houdt met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Voorlopige hechtenis
De opgelegde gevangenisstraf is korter dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft zijn straf dus al uitgezeten. De rechtbank heft daarom het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.Beslag

9.1.
Beslaglijst
Onder verdachte zijn volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Zonnebril (omschrijving: PL1300-2023118549-G6351642, Cartier);
1 STK mes (omschrijving: PL1300-2023118549-G6351644).
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat het mes (nr. 2 op de beslaglijst) is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl het kan dienen tot begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt het onttrokken aan het verkeer.
9.3.
Retour verdachte
De zonnebril (nr. 1 op de beslaglijst) behoort aan verdachte toe en moet worden teruggegeven aan verdachte.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid inzake het openlijke geweld
In gevallen waarin er in vereniging met één of meer anderen geweld is gepleegd, kan er op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) sprake zijn van groepsaansprakelijkheid. De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Het is niet vereist dat een groepslid zelf schade heeft toegebracht. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in de bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat de schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het op deze manier toebrengen van schade de verdachte had moeten weerhouden van zijn gedragingen in groepsverband. Dat betekent dat het een voorwaarde voor groepsaansprakelijkheid is dat de verdachte moest begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat de schade zou worden toegebracht.
De rechtbank moet dus de vraag beantwoorden of [verdachte] moest begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar in het leven riep dat de schade – door het overlijden van [slachtoffer 1] en de letsels van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] – zou worden toegebracht. Bewezen is dat [verdachte] samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Het groepsgeweld bestond uit het duwen, trekken, slaan en schoppen en het met een mes steken van de slachtoffers. De rechtbank beschouwt het steken met een mes als geweld van een andere soort, dat in het algemeen risicovoller is dan het vechten met handen en voeten.
[verdachte] heeft verklaard dat hij zich er tijdens het gevecht niet van bewust was dat er met een mes werd gestoken. De rechtbank heeft in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] vastgesteld dat [medeverdachte 1] de enige was met een mes en dat hij degene is geweest die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gestoken, waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ernstige steekletsels hebben opgelopen. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] niet hoefde te begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat [slachtoffer 1] zou overlijden en dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ernstige steekletsels zouden oplopen.
Naar het oordeel van de rechtbank was de kans op deze zeer ernstige gevolgen van het groepsoptreden voor [verdachte] niet zo duidelijk dat hij zich om die reden daarvan had moeten weerhouden. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dat leidt tot het oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade en de rechtbank zal de (delen van de) vorderingen die daarop zien afwijzen.
De rechtbank gaat wel uit van groepsaansprakelijkheid van [verdachte] en zijn mededaders voor de schade van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] die níet door messteken zijn veroorzaakt, maar door het duwen, trekken, slaan en schoppen. Voor die schade geldt wel dat [verdachte] moest begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat die schade zich zou voordoen en dat had reden moeten zijn om zich van het groepsoptreden te weerhouden. Voor zover die schade toewijsbaar is, zal de rechtbank die hoofdelijk aan [verdachte] met zijn mededaders opleggen.
10.2.
Benadeelde partij [persoon 5]
10.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon 5] , de moeder van [slachtoffer 1] , vordert € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade).
10.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering gegrond op groepsaansprakelijkheid te complex is voor behandeling bij de strafrechter. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de overlijdensschade van [slachtoffer 1] in een te ver verwijderd verband staat tot het strafbare feit.
10.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade is veroorzaakt door het steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wijst de rechtbank deze vordering af.
10.3.
Benadeelde partij [persoon 6]
10.3.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon 6] , de vader van [slachtoffer 1] , vordert € 94.695,47 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 46.260,42 aan vergoeding van uitvaartkosten, € 39.232,05 aan vergoeding van het afscheid van [slachtoffer 1] en € 9.203,- aan vergoeding van een herdenkingssteen. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade).
10.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering gegrond op groepsaansprakelijkheid te complex is voor behandeling bij de strafrechter. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de overlijdensschade van [slachtoffer 1] in een te ver verwijderd verband staat tot het strafbare feit.
10.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade is veroorzaakt door het steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wijst de rechtbank deze vordering af.
10.4.
Benadeelde partij [persoon 7]
10.4.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon 7] , de zus van [slachtoffer 1] , vordert € 17.500,- aan vergoeding van immateriële schade (shockschade).
10.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering gegrond op groepsaansprakelijkheid te complex is voor behandeling bij de strafrechter. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de overlijdensschade van [slachtoffer 1] in een te ver verwijderd verband staat tot het strafbare feit. De verdediging heeft meest subsidiair verzocht om de gevorderde shockschade te matigen.
10.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade is veroorzaakt door het steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wijst de rechtbank deze vordering af.
10.5.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
10.5.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 24.831,06 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 70,- ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 2.035,70 kleding, € 243,- contributie voetbal, € 328,08 contributie basic fit, € 1.305,- fysiokosten, € 904,28 reiskosten, € 75,- parkeerkosten, € 770,- eigen risico zorgverzekering en € 19.100,- studievertraging. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering gegrond op groepsaansprakelijkheid te complex is voor behandeling bij de strafrechter. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering te matigen.
10.5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Schade door steken met mes
De rechtbank stelt vast dat de materiële schade van € 24.831,06 en immateriële schade tot een bedrag van € 4.000,- zijn ontstaan door het steekletsel dat [slachtoffer 2] is toegebracht door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wijst de rechtbank deze delen van de vordering af.
Overige immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 2] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. De rechtbank acht voor het geweld anders dan het steken met een mes een vergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 2] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.6.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
10.6.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 535,99 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 35,- ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 380,99 eigen risico en € 120,- therapiekosten. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 7.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering gegrond op groepsaansprakelijkheid te complex is voor behandeling bij de strafrechter.
10.6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Schade door steken met mes
De rechtbank stelt vast dat de materiële schade van € 535,99 en immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- zijn ontstaan door de steekwond die [slachtoffer 3] is toegebracht door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wijst de rechtbank deze delen van de vordering af.
Overige immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 3] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. De rechtbank acht voor het geweld anders dan het steken met een mes een vergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 3] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.7.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
10.7.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 14.792,20 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit psychologische hulp, reiskosten, parkeerkosten en voorschotten. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 1.750,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering gegrond op groepsaansprakelijkheid te complex is voor behandeling bij de strafrechter. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering van de benadeelde partij te matigen, en de toekomstige schade af te wijzen.
10.7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 4] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. De rechtbank acht hiervoor een vergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. [slachtoffer 4] wordt in het overige deel van de immateriële schadevordering niet ontvankelijk verklaard.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat de materiële schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. In de brief van de psychiater is namelijk opgenomen dat de traumagerelateerde angst- en somberheidsklachten zijn ontstaan nadat [slachtoffer 4] getuige is geweest van een steekpartij op een festival, waarbij de broer van haar beste vriendin is omgekomen en [slachtoffer 4] is geslagen en bedreigd. Het is daarom niet duidelijk welk deel van de schade is veroorzaakt door het overlijden van [slachtoffer 1] , en welk deel is veroorzaakt door het openlijke geweld tegen [slachtoffer 4] . Ook leven bij de rechtbank nog vragen over de gemaakte zorgkosten in relatie tot eventueel door de zorgverzekering gedekte zorg. Er is op deze punten nadere onderbouwing nodig. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als [slachtoffer 4] in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nadere onderbouwing in te brengen. [slachtoffer 4] wordt daarom ook in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.8.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
10.8.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 20,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit het gestolen bedrag. Daarnaast vordert hij € 22.500,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit € 17.500,- affectieschade en € 5.000,- immateriële schade opgelopen door de diefstal met geweld.
10.8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat [verdachte] niet betrokken is geweest bij de beroving van [slachtoffer 5] .
10.8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade is veroorzaakt door de diefstal met geweld. [verdachte] wordt niet voor dit feit vervolgd. De rechtbank verklaart [slachtoffer 5] daarom niet ontvankelijk in zijn vordering.
10.9.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden zoals gevorderd vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, 28 mei 2023. Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 36b, 36d, 36f, 60a en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK mes (omschrijving: PL1300-2023118549-G6351644).
Gelast de teruggave aan verdachte:
1 STK Zonnebril (omschrijving: PL1300-2023118549-G6351642, Cartier).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] af.
Bepaalt dat [persoon 5] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 6] af.
Bepaalt dat [persoon 6] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 7] af.
Bepaalt dat [persoon 7] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] aften aanzien van de materiële schade van € 24.831,06 en de immateriële schade tot een bedrag van € 4.000,-.
Verklaart [slachtoffer 2] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de staat van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededader(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] aften aanzien van de materiële schade van € 525,99 en de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,-.
Verklaart [slachtoffer 3] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de staat van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededaders(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Verklaart [slachtoffer 4] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de staat van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededader(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] in zijn vordering niet ontvankelijk.
Bepaalt dat [slachtoffer 5] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2025.
Bijlage
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte op de zitting van 25 november 2024.
3.Proces-verbaal bevindingen, p. 1195.
4.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 820.
5.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 828.
6.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 829.
7.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 829.
8.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 830.
9.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 831.
10.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 837.
11.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 838.
12.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 839.
13.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 839.
14.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 840.
15.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 841.
16.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 841.
17.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 842.
18.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 843.
19.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 844.
20.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 846.
21.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 847.
22.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 848.
23.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 849.
24.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 850.
25.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2023 p. 96.
26.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2023 p. 97.
27.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 29 mei 2023 p. 71.
28.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 1.
29.Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 21 juli 2023, opgemaakt door drs. [persoon 8] p. 961.
30.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 28 mei 2023 p. 41.