ECLI:NL:RBAMS:2025:195

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
13/134065-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld, bedreiging met zware mishandeling en diefstal met geweld op festival Solid Grooves

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die op 28 mei 2023 betrokken was bij geweldsincidenten op het festival Solid Grooves in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, bedreiging met zware mishandeling en twee diefstallen met geweld. De feiten vonden plaats tijdens een vechtpartij waarbij meerdere slachtoffers betrokken waren, waaronder [slachtoffer 1], die als gevolg van steekwonden is overleden. De rechtbank heeft het bewijs tegen [verdachte] beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en camerabeelden zijn gebruikt. De rechtbank oordeelde dat [verdachte] een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, hoewel hij niet degene was die de fatale steekwonden toebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en andere festivalbezoekers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij sommige vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen, afhankelijk van de aansprakelijkheid van [verdachte].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/134065-23
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,(hierna: [verdachte] )
geboren in Amsterdam op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 en 26 november 2024 en 2 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mrs. M.M. van den Berg en M. ter Veer, en van wat [verdachte] en zijn raadslieden,
mrs. E.G.S. Roethof en A. Zeeman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 mei 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] (
hierna: [slachtoffer 1]), [slachtoffer 2] (
hierna: [slachtoffer 2]), [slachtoffer 3] (
hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 4] (
hierna: [slachtoffer 4]), terwijl dit gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer 3] heeft veroorzaakt;
Bedreiging van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
(hierna: [slachtoffer 5] )door te zeggen: “
Ik pak jullie nog wel”en/of “
wachten jullie maar, we pakken jullie nog wel”.
medeplegen van diefstal met geweld van een zonnebril van [slachtoffer 6]
(hierna: [slachtoffer 6] );
medeplegen van diefstal met geweld van 20 euro van [slachtoffer 7]
(hierna: [slachtoffer 7] ).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding (partieel) nietig moet worden verklaard, omdat de dagvaarding onvoldoende duidelijk is.
De rechtbank is – met de officieren van justitie – van oordeel dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldoet. De inhoud van de tenlastelegging is duidelijk en niet innerlijk tegenstrijdig. Het is ook duidelijk waartegen [verdachte] zich moet verweren. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Op 28 mei 2023 rond 21.20 uur komt er een melding binnen bij de politie die toezicht houdt op het festivalterrein van Solid Grooves aan de [adres 2] in Amsterdam dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden.
Politie-eenheden ter plaatse krijgen te horen dat er een mes is gezien op het festivalterrein. De beveiliging heeft iemand van het terrein afgezet die betrokken zou zijn bij het steekincident. Ook zou er een jongen met een gele jas rondlopen die bij het steekincident betrokken was. Er loopt een man op de politie af, dat blijkt later [slachtoffer 3] te zijn, die zegt dat hij met een mes is gestoken. De beveiliging vertelt de politie dat de vermoedelijke verdachten van de steekpartij bij collega’s staan.
Kort daarna worden [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]) en [verdachte] aangehouden. [medeverdachte 2] (
hierna: [medeverdachte 2]) wordt de volgende dag aangehouden.
Op 28 mei 2023 rond 23.15 uur gaat de politie naar het AMC waar één van de slachtoffers van de steekpartij naar toegebracht zou zijn. Dit slachtoffer is inmiddels overleden; het blijkt [slachtoffer 1] te zijn. Ook [slachtoffer 3] is in het AMC en hij laat de politie een filmpje zien waarop iemand te zien is die met versnelde pas op een ander af gaat en steek- en snijbewegingen maakt. [slachtoffer 3] heeft een steekverwonding aan zijn rechterschouder opgelopen. [slachtoffer 2] is in zijn pols en borst gestoken en ligt in het OLVG West. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] doen die nacht aangifte. Op 1 juni 2023 doet ook [slachtoffer 4] aangifte van het feit dat zij tijdens het gevecht op Solid Grooves is geslagen. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] doen ook aangifte van bedreiging. [slachtoffer 6] heeft op 28 mei 2023 op het festivalterrein bij de politie gemeld dat zijn zonnebril onder bedreiging met een mes is gestolen en heeft daarvan de volgende dag aangifte gedaan. [slachtoffer 7] heeft op 30 mei 2023 aangifte gedaan van het feit dat hij op Solid Grooves onder bedreiging met een mes is beroofd van € 20,-.
Naast de aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft de politie meer dan 60 getuigen gehoord en ook de rechter-commissaris heeft meer dan 15 getuigen gehoord, die al dan niet al eerder bij de politie hadden verklaard. Er is sectie verricht op het lichaam van [slachtoffer 1] en DNA afgenomen van de verdachten, er zijn diverse forensische onderzoeken uitgevoerd, filmpjes aan de politie overhandigd, foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , gesprekken afgeluisterd, doorzoekingen gedaan en spullen in beslag genomen.
Aanvankelijk werd [verdachte] ook verdacht van het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] en van poging doodslag op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Na afronding van het onderzoek heeft het Openbaar Ministerie die verdenkingen tegen [verdachte] laten vallen. Hij wordt nu alleen nog vervolgd voor openlijke geweldpleging, twee diefstallen met geweld en bedreiging
De rechtbank zal in dit vonnis eerst beoordelen of kan worden bewezen dat [verdachte] die strafbare feiten heeft gepleegd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Dat geldt bij het openlijke geweld ook voor de strafverzwarende omstandigheid dat het door [verdachte] gepleegde geweld (duwen, trekken, slaan) enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer 3] (blauwe plekken) tot gevolg heeft gehad. Omdat het niet [verdachte] is geweest die [slachtoffer 3] heeft gestoken en zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, kan die strafverzwarende omstandigheid niet worden bewezen.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] van het openlijke geweld (feit 1) moet worden vrijgesproken, omdat hij geen significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Voor de bedreiging (feit 2) geldt dat [verdachte] moet worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat of en tegen wie de bedreigingen zijn geuit. Daarnaast kunnen de woorden “ik pak jullie nog wel” niet worden gekwalificeerd als een strafbare bedreiging. [verdachte] moet ook worden vrijgesproken van de diefstal met geweld van de zonnebril (feit 3). De herkenning van hem als dader aan de hand van een geel vest is onvoldoende en daarom kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat hij bij de diefstal aanwezig is geweest en wat zijn rol dan zou zijn geweest. Tot slot moet ook voor de diefstal met geweld van het geld (feit 4) vrijspraak volgen. [verdachte] past niet in het door de aangever gegeven signalement en de herkenning van [verdachte] door aangever is niet betrouwbaar. Daar komt bij dat de afgelegde verklaringen over wat er precies is gebeurd onduidelijk en tegenstrijdig zijn. Er is dan ook geen wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van [verdachte] .
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten op chronologische volgorde behandelen. De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
5.3.1.
Signalementen
[medeverdachte 1] en [verdachte] zijn op 28 mei 2023 aangehouden. [medeverdachte 1] heeft een zwarte huidskleur en zwart kort haar en had op die dag een zwart T-shirt aan met witte letters ‘FOUR’ en een zwarte trainingsbroek met witte letters ‘FOUR’. [verdachte] heeft een zwarte huidskleur en had op die dag een fluorescerend door de politie als groen omschreven jasje aan met Asics logo erop en een zwarte broek. [2] De rechtbank stelt op basis van de eigen waarneming van de camerabeelden op de zitting vast dat de kleur van het jasje van [verdachte] ook als geel kan worden omschreven. [3]
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] degene is geweest met het FOUR T-shirt en [verdachte] degene met het fluorescerende groen / gele jasje. De raadsman van [verdachte] heeft geopperd dat [verdachte] zijn jas tijdens het festival kan hebben uitgeleend, maar [verdachte] heeft zelf niet verklaard dat hij zijn jas heeft uitgedaan of uitgeleend en ook niet dat hij die vervolgens weer zou hebben teruggekregen en/of aangetrokken. Dit blijkt verder ook niet uit het dossier en daar gaat de rechtbank dan ook niet vanuit.
5.3.2.
Diefstal met geweld van 20 euro van [slachtoffer 7] (feit 4)
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij op 28 mei 2023 op het festival Solid Grooves in Amsterdam was. [4] Hij zag drie personen in zijn richting lopen. Eén persoon ging achter hem staan, één persoon pakte hem vast bij zijn linkerschouder en één persoon pakte hem vast bij zijn rechterschouder. De persoon die zijn linkerschouder vasthad klapte een mes open. [slachtoffer 7] voelde dat het mes tegen zijn linkerzij aan werd gedrukt. De persoon die zijn rechterschouder vasthield zei: “
als je wat doms doet dan prikken we je lek”. [5] De persoon die het mes vasthield zei meerdere malen: “
trek je groentje”. [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij meteen wist dat ze een geldbriefje van 100 euro bedoelden, maar dat had hij niet. [slachtoffer 7] voelde dat de persoon die het mes vasthield in zijn zakken graaide. Die persoon haalde er een briefje van 20 euro uit. [slachtoffer 7] zag vervolgens dat alle drie de personen verder de drukte in liepen. [6]
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat de man die het mes vasthield een donkere huidskleur had, zwart gemillimeterd haar had en een zwart T-shirt van het merk FOUR droeg. [slachtoffer 7] heeft deze persoon herkend op de filmpjes die op het internet rondgingen. [7] Verder heeft [slachtoffer 7] verklaard dat de persoon die zijn rechterschouder vasthield ook een donkere huidskleur had en een fel geel vest droeg van het merk Asics. [8] [slachtoffer 7] heeft ook deze persoon in het gele vestje herkend op de beelden van de vechtpartij. [9]
Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat hij naast [slachtoffer 7] stond toen er opeens drie mannen waren. Een van hen trok een inklapmes. Ze hebben een briefje van 20 euro gepakt. [persoon 1] heeft gezien dat het mes tegen de buik van [slachtoffer 7] aan zat. [10] Hij heeft gezien dat een van de mannen een gele jas aan had. Die man met het mes zei: “
Wat heb je daar in je zak, haal het er eens uit, het is een groentje volgens mij”en “
Ga je bijdehand doen, ik prik je helemaal lek”. [11] [persoon 1] heeft de volgende dag beelden van het grote incident gezien en daarop heeft hij dezelfde jongens gezien als de jongens die [slachtoffer 7] hebben beroofd. [12] Hij herkende de dader met het mes en die met de gele jas op de filmpjes van de steekpartij. [13]
Getuige [persoon 2] heeft verklaard dat er twee getinte jongens bij [slachtoffer 7] stonden, één had een fel gele jas aan, de ander een zwart shirt van het merk FOUR. [persoon 2] heeft gezien dat er een mes tegen de ribben van [slachtoffer 7] gedrukt werd. [14] Ze spraken over “
het groentje”. [15]
Conclusie – diefstal met geweld [slachtoffer 7]
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van 20 euro van [slachtoffer 7] zoals is ten laste gelegd als feit 4. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 7] en de getuigen over het type mes en de rolverdeling soms afwijkend verklaren en dat in hun verklaringen enige twijfel te bespeuren valt, omdat het snel ging en zij onder invloed waren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verschillen echter niet van zodanige aard dat dit tot de conclusie moet leiden dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. De getuigen verklaren in de kern hetzelfde, namelijk dat [slachtoffer 7] werd aangesproken door een man in een zwart T-shirt van het merk FOUR en een man in een fel geel jasje/vest, dat er werd gesproken over een “
groentje”, dat er een mes is gebruikt en dat er 20 euro is weggenomen. De verklaringen kunnen voor het bewijs worden gebruikt. Uit die verklaringen volgt ook dat de mannen nauw en bewust hebben samengewerkt.
Dan is het de vraag of [verdachte] degene was in het gele jasje zoals door [slachtoffer 7] en de getuigen omschreven. De rechtbank stelt vast dat dat inderdaad [verdachte] was en dat medeverdachte [medeverdachte 1] degene is geweest in het ‘FOUR’ T-shirt. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren samen op het festival en droegen ieder sterk onderscheidende kleding (zie 5.3.1). Zij voldoen daarmee op die punten precies aan de door [slachtoffer 7] , [persoon 1] en [persoon 2] gegeven signalementen en [slachtoffer 7] en [persoon 2] hebben hen beiden op filmpjes van de steekpartij herkend. Dat [slachtoffer 7] in eerste instantie had verklaard dat de man in het fluorescerende gele jasje 1.90 meter was, maakt dit niet anders, omdat de rechtbank er – gelet op de overige vastgestelde feiten – vanuit gaat dat [slachtoffer 7] die lengte niet goed heeft ingeschat.
5.3.3.
Diefstal met geweld van de zonnebril van [slachtoffer 6] (feit 3)
Feiten en omstandigheden
Op 28 mei 2023 om 21:10 uur heeft [slachtoffer 6] aan een verbalisant ter plaatse op het festival verklaard dat hij slachtoffer is geworden van een diefstal met geweld. [16] Er is een groep mannen op hem afgekomen en één man heeft een mes vlak voor zijn buik gehouden. De zonnebril van [slachtoffer 6] is van zijn hoofd getrokken en doorgegeven. De man met het mes had een donkere huidskleur, kort zwart haar en een zwart T-shirt aan van het merk FOUR. [17] Het mes was een inklapbaar mes. [18]
Om 22:15 uur heeft [slachtoffer 6] nogmaals een verklaring afgelegd. [slachtoffer 6] verklaarde toen dat de jongen met het FOUR T-shirt een arm om hem heen sloeg en een gesprek begon. [slachtoffer 6] zijn bril werd van zijn hoofd getrokken en doorgegeven aan anderen. Vervolgens voelde [slachtoffer 6] een mes tegen zijn buik. De jongen zei: “
als je geen afstand doet steek ik je dood”. Naast deze jongen stond een jongen met een groen fluorescerende jas. [19]
Op 29 mei 2024 heeft [slachtoffer 6] aangifte gedaan. [slachtoffer 6] verklaarde toen dat de man in de groen gekleurde zomerjas van het merk Asics zei dat hij zijn bril moest afstaan. [slachtoffer 6] verklaarde dat de bril van het merk Cartier was, model CT00920 met serienummer C51H67AY. [20]
Getuige [persoon 3] zag dat [slachtoffer 6] was omringd door een groepje donkere jongens. Eén van hen had een mes in zijn handen. De zonnebril van [slachtoffer 6] werd afgepakt. De zonnebril van [slachtoffer 6] werd doorgegeven. [21] De jongen met het mes droeg een zwart T-shirt van het merk FOUR. [persoon 3] dacht dat het mes een soort uitklapmes was. Later heeft zij meerdere filmpjes gezien van vechtpartijen op het terrein van het festival waarbij dezelfde jongen betrokken was. [22]
Onder [medeverdachte 1] is in de gevangenisfouillering een zonnebril van het merk Cartier in beslag genomen. De inbeslaggenomen zonnebril komt qua merk, model en serienummer overeen met de zonnebril van aangever [slachtoffer 6] . [23]
Conclusie – diefstal met geweld [slachtoffer 6]
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van de zonnebril van [slachtoffer 6] zoals is ten laste gelegd als feit 3. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank constateert ook hier dat de getuigen op een aantal onderdelen afwijkend verklaren en dat in hun verklaringen enige twijfel te bespeuren valt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verschillen ook hier echter niet van zodanige aard dat dit tot de conclusie leidt dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. [slachtoffer 6] en [persoon 3] verklaren in de kern hetzelfde, namelijk dat de jongen met het FOUR T-shirt een mes had, dat de bril van [slachtoffer 6] zijn hoofd werd gepakt en vervolgens werd doorgegeven. [slachtoffer 6] heeft direct na het incident een verklaring afgelegd, nog voordat de filmpjes op het internet verschenen. Daarnaast heeft [slachtoffer 6] consistent verklaard over de omstandigheid dat er bij de diefstal een mes is gebruikt. Ook [persoon 3] heeft gezien dat de jongen in het FOUR T-shirt een mes heeft gebruikt. De verklaringen kunnen voor het bewijs worden gebruikt. Uit die verklaringen volgt ook dat de mannen nauw en bewust hebben samengewerkt
Vervolgens is het de vraag of [verdachte] degene was in de groen gekleurde zomerjas zoals door [slachtoffer 6] omschreven. De rechtbank stelt vast dat dat zo is. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren samen op het festival en droegen ieder sterk onderscheidende kleding (zie 5.3.1). [medeverdachte 1] past daarmee binnen de beschrijvingen van de ene dader door [slachtoffer 6] en [persoon 3] en [verdachte] binnen die van de andere dader door [slachtoffer 6] . De vaststelling dat het hier om [verdachte] gaat, is daarmee gebaseerd op zijn opvallende jasje in combinatie met het feit dat hij samen met [medeverdachte 1] was.
5.3.4.
Het openlijke geweld (feit 1)
Feiten en omstandigheden
Op de dag van Solid Grooves rond 17.00 uur zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bij elkaar gezien op de [adres 3] in Amsterdam. Uit chats volgt dat [persoon 4] [de rechtbank begrijpt: [persoon 4] ] aan [medeverdachte 2] laat weten dat hij met [persoon 5] [de rechtbank begrijpt: [persoon 5] ] gaat. [24]
Door meerdere festivalgangers zijn er met telefoons beeldopnames gemaakt van het incident op het festival Solid Grooves. [25] De aangeleverde beelden zijn door politie als volgt beschreven:
4. Bestandsnaam fa4083e9-1 8d3-4efe-8bee-758'1 7 ec32d6b.mp4
lk zag op de achtergrond een persoon staan die ik herken als [persoon 5] . lk zag dat [persoon 5] tegenover [slachtoffer 3] staat. Ik zag dat [persoon 5] met zijn rechterbeen een schop geeft ter hoogte van maagstreek van [slachtoffer 3] . [26]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] een karatetrap geeft ter hoogte van de maagstreek en tegen de onderarm van [slachtoffer 1] . Na de trap valt [medeverdachte 2] achterover op de grond. [27]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] van rechts het beeld in verschijnt. Ik zag dat dit ter hoogte was van de plek waar [slachtoffer 1] staat. [28] Ik zag dat [medeverdachte 1] in zijn handen een mes vastheeft. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] voor [slachtoffer 1] gaat staan. Ik zag dat [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] afrent met in zijn rechterhand een mes. Ik zag dat de punt van het mes is gericht naar voren in de richting [slachtoffer 1] . Het is niet te zien waar het mes uiteindelijk terecht komt. Dit heeft ermee te maken dat op het laatste moment van de steekbeweging het zicht door een omstander wordt ontnomen. Wel zie ik dat de gestrekte linkerarm van [medeverdachte 1] tegen het
hek aankomt en [slachtoffer 1] niet meer tegen het hek aanstaat. [29] Vervolgens is te zien
dat [slachtoffer 1] wegrent richting de mensenmassa. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] in de richting van het podium rent. [30]
Vervolgens loopt [verdachte] richting [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vervolgens is op de achtergrond te zien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] afrennen en er duw- en
trekwerk ontstaat.
6. Bestandsnaam tMG 7456
Ik zag dat [persoon 6] probeert om [medeverdachte 1] bij de slachtoffers weg te houden. [31] Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] loskomt van [persoon 6] . En dat [medeverdachte 1] in zijn rechterhand een mes vast heeft. Hij rent richting [slachtoffer 3] . [32]
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterbeen een trap geeft in de richting van [slachtoffer 3] en hierdoor achteruit op de grond valt. [33]
Ik zag dat [medeverdachte 1] met het mes een stekende beweging maakt naar het lichaam van [slachtoffer 3] . Het is niet te zien of [medeverdachte 1] met het mes het lichaam van [slachtoffer 3] raakt. Vervolgens proberen omstanders de mannen uit elkaar te houden. [34]
7 Bestandsnaam cm-chat-media-video-1 0dd45eb0-fBaf-51 90-9b7c b868c5a3b55d200.MOV
Ik zag [slachtoffer 1] rennen in de richting van het podium. Ik zag dat op de broek van [slachtoffer 1] op het linker bovenbeen een rode vlek zat. [35]
lk zag een worsteling tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 3] . [36]
Ik zag dat [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] ter hoogte van zijn schouders vastpakt. Ik zag dat [medeverdachte 1] zich losrukt van [slachtoffer 2] . [37] lk zag dat [medeverdachte 1] een stekende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 2] en hierbij zijn rechterhand raakt. [38] Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] door [persoon 6] wordt weggetrokken bij [slachtoffer 2] . Vervolgens zag ik [slachtoffer 2] naar
zijn rechterhand kijken. Ik zag dat er op zijn hand een rode streep zat. [39]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] op [slachtoffer 3] komt afrennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] in zijn
rechterhand een mes vasthad en een stekende / hakkende beweging maakt naar het lichaam
van [slachtoffer 3] . [40]
Vervolgens komt [medeverdachte 1] weer op [slachtoffer 3] aflopen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een karateschop
maakt in de richting van [medeverdachte 1] . Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] met het mes een
stekende beweging maakt langs het gezicht van [slachtoffer 3] . Direct hierop stapt [slachtoffer 3] naar achteren. [41]
Ik zag dat [slachtoffer 3] opnieuw een trappende beweging maakt naar [medeverdachte 1] . Omdat er een omstander voor de camera gaat staan is het niet te zien wat er in de volgende twee seconden is gebeurd. Vervolgens draait [slachtoffer 3] zich weg van [medeverdachte 1] en zag ik dat er ter hoogte van
zijn rechterschouder een gat in zijn shirt zat. [42]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] door [persoon 6] wordt weggetrokken van [slachtoffer 3] en [medeverdachte 1] . [43]
8 Bestandsnaam A(3)2_bestanden_IMG_7821.MOV
Ik zag dat [medeverdachte 2] op [slachtoffer 3] kwam afrennen en zag dat [slachtoffer 3] een soort van karatetrap geeft aan [medeverdachte 2] . Ik zag dat [medeverdachte 2] de trap met zijn arm afweert.
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] op [slachtoffer 3] komt afrennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] in zijn rechterhand een mes vastheeft met de punt in de richting van [slachtoffer 3] . [44] Ik zag dat [slachtoffer 3] loskomt van [slachtoffer 4] en het mes van [medeverdachte 1] rakelings langs het onderlichaam van [slachtoffer 4] gaat.
Ik zag dat [persoon 6] en [persoon 7] proberen [medeverdachte 2] tegen te houden door hem naar de grond te werken. Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens weer loskomt en zich weer aansluit bij [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens weer verder gaat met de aanval op [slachtoffer 3] . [45]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 28 mei 2023 op het festival Solid Grooves was. [46] Tijdens de chaos van de vechtpartij zag zij een hand op haar af komen. Ze zag dat de hand tot een vuist was gebald en voelde dat de vuist op haar gezicht kwam. De vuist raakte de bovenkant van haar linker jukbeen. Zij voelde een hevige pijnscheut en ze dook weg met haar gezicht naar beneden. [47]
Tijdens het gevecht is [slachtoffer 2] met een mes in zijn pols en zijn borst geraakt, [48] [slachtoffer 3] heeft een snijwond in zijn rechterschouder opgelopen [49] en [slachtoffer 1] twee steekletsels in zijn buik waaraan hij is overleden. [50]
Over het begin van het gevecht heeft [slachtoffer 3] verklaard dat de jongen in de gele jas [de rechtbank begrijpt [verdachte] ] voor de tweede keer die avond de confrontatie met hem zocht. [slachtoffer 3] liep naar [verdachte] toe en zei: “Wat er net was gebeurd was nergens voor nodig”. [verdachte] zei daarna: “Weet je wel wie ik ben?”. Voordat [slachtoffer 3] het wist kreeg hij vervolgens een klap in zijn gezicht. Bij de politie heeft [slachtoffer 3] verklaard dat die klap van de jongen in de gele jas kwam. [51] Later bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat een jongen achter de jongen met de gele jas hem de eerste klap gaf. [52] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat een jongen in het zwart naast de jongen in het geel gelijk een uithaal gaf. [53]
Conclusie – openlijke geweld
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijke geweld zoals is ten laste gelegd onder 1. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn geslagen, geduwd, geschopt en/of gestoken door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [persoon 5] en [verdachte] , die elkaar kenden. [verdachte] heeft met woorden de confrontatie met [slachtoffer 3] opgezocht, waarna een ander uit zijn groep [slachtoffer 3] heeft geslagen en het gevecht begon. Tijdens het gevecht heeft [verdachte] een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer 3] gemaakt. Door deze handelingen heeft [verdachte] niet enkel de groep getalsmatig versterkt, maar heeft hij een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd.
[verdachte] wordt er ook van beschuldigd dat het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel of enig letsel bij [slachtoffer 3] tot gevolg heeft gehad. Deze strafverzwarende omstandigheden kunnen alleen worden bewezen als het door [verdachte] zelf gepleegde geweld dat gevolg heeft gehad. Vast staat dat [verdachte] niet degene is geweest die [slachtoffer 3] heeft gestoken en dit steekletsel kan [verdachte] daarom niet als strafverzwaring worden toegerekend. De rechtbank vindt dat op basis van het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat de handelingen van [verdachte] blauwe plekken (of ander letsel) bij [slachtoffer 3] hebben veroorzaakt. [verdachte] wordt daarom van deze strafverzwarende omstandigheden vrijgesproken.
5.3.5.
Bedreiging van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feit 2)
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat toen de jongen in het gele jasje in de boeien werd geslagen, hij tegen haar, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zei “
wacht maar ik pak jullie nog wel”. [54] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de jongen in de gele jas – toen hij naar de politieauto liep – tegen haar, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] riep: “
Ik pak jullie nog wel”. [slachtoffer 4] ervaarde dat als heel dreigend. [55] De aanhouding van [verdachte] vond plaats naar aanleiding van het geweld dat op Solid Grooves had plaatsgevonden [56] en dat hiervoor in de feiten en omstandigheden bij feit 1 is omschreven.
Conclusie – bedreiging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] na de vechtpartij, - waarbij verschillende mensen uit de groep van [slachtoffer 3] , met een mes zijn gestoken - heeft geroepen “
ik pak jullie nog wel”.
Hij heeft de bedreiging geuit vlak nadat het openlijke geweld, waarbij was ingestoken op mensen uit de groep van [slachtoffer 3] , had plaatsgevonden, terwijl de bloedspetters daarvan op zijn jas zaten. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Uit hun verklaringen volgt dat zowel [slachtoffer 4] als [slachtoffer 5] de bedreiging hebben gehoord, waarmee de rechtbank de suggestie van de verdediging dat het daarvoor te luid was terzijde schuift. Anders dan de verdediging vindt de rechtbank de verklaringen ook betrouwbaar, omdat zij specifiek en coherent zijn. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Ten aanzien van feit 1:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten op het festivalterrein van festival ‘Solid Grooves’ (gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het
ii. duwen en trekken en slaan van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , en schoppen in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ,
iii. voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een mes, in het lichaam, te steken.
Ten aanzien van feit 2:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen “ik pak jullie nog wel” en/of “wachten jullie maar, we pakken jullie nog wel”.
Ten aanzien van feit 3:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 6] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- een arm om het lichaam en van nek die [slachtoffer 6] heen te slaan en
- de zonnebril van het hoofd van die [slachtoffer 6] af te trekken en
- een mes tegen de buik, van die [slachtoffer 6] aan te drukken en
- daarbij hebben gezegd:
“geef je bril”en
“Als je geen afstand doet steek ik je dood”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Ten aanzien van feit 4:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 7] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- die [slachtoffer 7] bij de schouders vast te pakken en
- een mes open te klappen en
- een mes in de linkerzij van die [slachtoffer 7] te drukken en
- die [slachtoffer 7] de woorden toe te voegen: ‘Als je wat doms doet dan prikken we je lek’ en ‘Trek je groentje’ en
- de broekzakken van die [slachtoffer 7] te doorzoeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

Omdat bewezen is dat verdachte strafbare feiten heeft begaan en hij strafbaar is, legt de rechtbank hierna uit welke straf moet worden opgelegd.
9.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] voor de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van [verdachte] en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich op 28 mei 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Zij kwamen met hun vrienden naar een festival om te feesten, maar dat werd gruwelijk verstoord door de confrontatie met de groep van [verdachte] en zijn vrienden, naar aanleiding van een woordenwisseling. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] met een mes gestoken. Alle slachtoffers hebben verwondingen opgelopen en [slachtoffer 1] is aan zijn verwondingen overleden. Daarnaast heeft [verdachte] zich op het festival schuldig gemaakt aan bedreiging en tot tweemaal toe aan diefstal met geweld.
Dat [slachtoffer 1] is overleden en dat anderen letsel hebben opgelopen, levert voor [verdachte] geen strafverzwarende omstandigheden in de zin van de wet op, maar draagt wel bij aan de ernst van het openlijke geweld en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
Het gaat dus om een zeer ernstige vorm van openlijke geweldpleging die met een confrontatie van [verdachte] met [slachtoffer 3] begon en waaraan [verdachte] een bijdrage heeft geleverd. Dat vindt de rechtbank strafverzwarend. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het feit dat [verdachte] niet degene is geweest die heeft gestoken en dat hij persoonlijk geen letsel heeft veroorzaakt.
Dat hij voorafgaand aan het openlijke geweld twee mensen onder bedreiging met een mes had beroofd en daarna [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] nog heeft bedreigd, maakt dat [verdachte] een grote rol heeft gespeeld in de spiraal van geweld op het festival.
De rechtbank weegt ook mee dat andere bezoekers van het festival Solid Grooves getuige zijn geweest van het geweld. Een festival is normaal gesproken een plek waar vrienden en onbekenden samen feesten, maar [verdachte] en de medeverdachten hebben op 28 mei 2023 van Solid Grooves een onheilsplek gemaakt. Veel Solid Grooves bezoekers hebben zich daardoor onveilig gevoeld. Dat de impact groot is geweest, blijkt wel uit het feit dat zich naar aanleiding van de incidenten 67 personen bij slachtofferhulp hebben gemeld. Voor festivalbezoekers hebben is het een nachtmerrie om een groep als die van [verdachte] tegen te komen, waarbij iemand een mes draagt en dat ook gebruikt.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] geen reden voor strafvermeerdering of strafvermindering. Verder is [verdachte] niet eerder voor een misdrijf veroordeeld, dus ook zijn strafblad is niet van invloed op de straf.
Normaal gesproken wordt aan een
first offendervoor openlijke geweldpleging een taakstraf opgelegd. Maar gelet op de ernst van dit feit in combinatie met de bedreiging en de gewelddadige berovingen, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur hier op zijn plaats.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats is. Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank rekening houdt met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Voorlopige hechtenis
De opgelegde gevangenisstraf is langer dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft zijn straf dus nog niet uitgezeten. Tijdens zijn schorsing heeft hij zich gericht op zijn werk en opleiding en is hij niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Gelet daarop en op het feit dat hij niet eerder is veroordeeld, ziet de rechtbank geen concreet gevaar voor herhaling meer. Daarmee vervalt de herhalingsgrond voor de voorlopige hechtenis. De rechtbank heft daarom het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dat leidt ertoe dat [verdachte] niet nu meteen terug naar de gevangenis hoeft, maar op een later moment wel, als deze uitspraak onherroepelijk wordt.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid inzake het openlijke geweld
In gevallen waarin er in vereniging met één of meer anderen geweld is gepleegd, kan er op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) sprake zijn van groepsaansprakelijkheid. De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Het is niet vereist dat een groepslid zelf schade heeft toegebracht. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in de bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat de schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het op deze manier toebrengen van schade de verdachte had moeten weerhouden van zijn gedragingen in groepsverband. Dat betekent dat het een voorwaarde voor groepsaansprakelijkheid is dat de verdachte behoorde te begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat de schade zou worden toegebracht.
De rechtbank moet dus de vraag beantwoorden of [verdachte] moest begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar in het leven riep dat de schade – door het overlijden van [slachtoffer 1] en de letsels van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] – zou worden toegebracht. Bewezen is dat [verdachte] samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Het groepsgeweld bestond uit het duwen, trekken, slaan en schoppen en het met een mes steken van de slachtoffers. De rechtbank beschouwt het steken met een mes als geweld van een andere soort dat in het algemeen risicovoller is dan het vechten met handen en voeten.
[verdachte] heeft verklaard dat hij zich er tijdens het gevecht niet van bewust was dat er met een mes werd gestoken. De rechtbank heeft in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] vastgesteld dat [medeverdachte 1] de enige was met een mes en dat hij degene is geweest die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gestoken, waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ernstige steekletsels hebben opgelopen. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] niet hoefde te begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat [slachtoffer 1] zou overlijden en dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ernstige steekletsels zouden oplopen. Naar het oordeel van de rechtbank was de kans op deze zeer ernstige gevolgen van het groepsoptreden voor [verdachte] niet zo duidelijk dat hij zich om die reden daarvan had moeten weerhouden. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dat leidt tot het oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. De rechtbank zal de (delen van de) vorderingen die daarop zien afwijzen.
De rechtbank gaat wel uit van groepsaansprakelijkheid van [verdachte] en zijn mededaders voor de schade van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] die níet door messteken zijn veroorzaakt, maar door het duwen, trekken, slaan en schoppen. Voor die schade geldt wel dat [verdachte] moest begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat die schade zich zou voordoen en dat had reden moeten zijn om zich van het groepsoptreden te weerhouden. Voor zover die schade toewijsbaar is, zal de rechtbank [verdachte] hoofdelijk met zijn mededaders tot betaling veroordelen.
10.2.
Benadeelde partij [persoon (moeder van slachtoffer 1)]
10.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon (moeder van slachtoffer 1)] vordert € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade).
10.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag is veroorzaakt door het steken met een mes door een ander dan [verdachte] . Daarvoor kan geen groepsaansprakelijkheid worden aangenomen en daarom kan de vordering niet worden toegewezen.
10.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade is veroorzaakt door het steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. De vordering wordt daarom afgewezen.
10.3.
Benadeelde partij [persoon (vader van slachtoffer 1)]
10.3.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon (vader van slachtoffer 1)] vordert € 94.695,47 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 46.260,42 aan vergoeding van uitvaartkosten, € 39.232,05 aan vergoeding van het afscheid van [slachtoffer 1] en € 9.203,- aan vergoeding van een herdenkingssteen. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade).
10.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag is veroorzaakt door het steken met een mes door een ander dan [verdachte] . Daarvoor kan geen groepsaansprakelijkheid worden aangenomen en daarom kan de vordering niet worden toegewezen.
10.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde schade is veroorzaakt door het steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade en wijst de vordering daarom af.
10.4.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
10.4.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 17.500,- aan vergoeding van immateriële schade (shockschade) toegebracht door het openlijke geweld.
[slachtoffer 5] vordert € 363,- aan materiële schade voor coaching en € 500,- aan immateriële schade toegebracht door de bedreiging.
10.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schade is veroorzaakt door het steken met een mes door een ander dan [verdachte] . Daarvoor kan geen groepsaansprakelijkheid worden aangenomen en daarom kan de vordering niet worden toegewezen.
10.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Shockschade inzake het openlijke geweld
De gevorderde schade is veroorzaakt door het steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Dit deel van de vordering wijst de rechtbank daarom af.
Materiële schade inzake de bedreiging
[slachtoffer 5] wordt in de vordering van de materiële schade niet ontvankelijk verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, rechtstreeks verband houdt met de bedreiging. Deze materiële schade bestaat uit twee facturen voor coaching. Die coaching lijkt (ook) verband te hebben met de schade die bij [slachtoffer 5] is ontstaan naar aanleiding van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het steken van [slachtoffer 1] , zoals vastgesteld in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] . Het is de rechtbank daarom niet duidelijk of en welk deel van deze schade is veroorzaakt door het overlijden van haar broer [slachtoffer 1] , en of en welk deel is veroorzaakt door de bedreiging van [slachtoffer 5] . Op dit punt is nadere onderbouwing nodig. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als [slachtoffer 5] in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nadere onderbouwing in te brengen.
Immateriële schade inzake de bedreiging
Immateriële schadevergoeding zal op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 5] slachtoffer is geworden van bedreiging. De rechtbank acht hiervoor – gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen – een vergoeding van € 200,- billijk. [slachtoffer 5] wordt in het overige deel van de immateriële schadevordering ook niet ontvankelijk verklaard.
10.5.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
10.5.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 24.831,06 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 70,- ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 2.035,70 kleding, € 243,- contributie voetbal, € 328,08 contributie basic fit, € 1.305,- fysiokosten, € 904,28 reiskosten, € 75,- parkeerkosten, € 770,- eigen risico zorgverzekering en € 19.100,- studievertraging. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen.
10.5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Schade door steken met mes
De rechtbank stelt vast dat de materiële schade van € 24.831,06 en immateriële schade tot een bedrag van € 4.000 zijn ontstaan door het steekletsel dat [slachtoffer 2] is toegebracht door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade. Daarom wijst de rechtbank deze delen van de vordering af.
Overige immateriële schade
Immateriële schade wordt op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW toegewezen, omdat [slachtoffer 2] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. De rechtbank acht voor het geweld, anders dan het steken met een mes, een vergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 2] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.6.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
10.6.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 535,99 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 35,- ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 380,99 eigen risico en € 120,- therapiekosten. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 7.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde eigen bijdrage en immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en op die onderdelen niet ontvankelijk is.
10.6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Schade door steken met mes
De rechtbank stelt vast dat de materiële schade van € 535,99 en immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- zijn ontstaan door de steekwond die [slachtoffer 3] is toegebracht door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat betreft rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en daarom is de benadeelde partij op grond van artikel 361 lid 2 Sv ontvankelijk in de vordering. Zoals overwogen onder 10.1 is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor deze schade en wijst deze delen van de vordering daarom af.
Overige immateriële schade
Immateriële schadevergoeding wordt op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW toegewezen, omdat [slachtoffer 3] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. De rechtbank acht voor het geweld anders dan het steken met een mes een vergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 3] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.7.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
10.7.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 14.792,20 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit psychologische hulp, reiskosten, parkeerkosten en voorschotten. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 1.750,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de al gemaakte materiële kosten en de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verzocht om de toekomstige kosten niet toe te wijzen.
10.7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade inzake het openlijke geweld en de bedreiging
Immateriële schadevergoeding wordt op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW toegewezen, omdat [slachtoffer 4] slachtoffer is geworden van openlijk geweld en bedreiging. De rechtbank acht een vergoeding van € 1.000,- voor het openlijke geweld en van € 200,- voor de bedreiging billijk. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen. Omdat bij het openlijke geweld sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht. [slachtoffer 4] wordt in het overige deel van de immateriële schadevordering niet ontvankelijk verklaard.
Materiële schade inzake het openlijke geweld
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat de materiële schade van [slachtoffer 4] rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. In de brief van de psychiater is namelijk opgenomen dat de traumagerelateerde angst- en somberheidsklachten zijn ontstaan nadat [slachtoffer 4] getuige is geweest van een steekpartij op een festival, waarbij de broer van haar beste vriendin is omgekomen en [slachtoffer 4] is geslagen en bedreigd. Het is daarom niet duidelijk welk deel van de schade is veroorzaakt door het overlijden van [slachtoffer 1] , en welk deel is veroorzaakt door het openlijke geweld tegen [slachtoffer 4] . Ook leven bij de rechtbank nog vragen over de gemaakte zorgkosten in relatie tot eventueel door de zorgverzekering gedekte zorg. Er is op deze punten nadere onderbouwing nodig. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als [slachtoffer 4] in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nadere onderbouwing in te brengen. [slachtoffer 4] wordt daarom ook in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.8.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
10.8.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 1.275,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de waarde van de gestolen zonnebril.
10.8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, omdat op de zitting is gebleken dat de zonnebril door het Openbaar Ministerie aan [slachtoffer 6] is of wordt teruggegeven. [slachtoffer 6] heeft daarom geen schade meer.
10.9.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
10.9.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert € 20,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit het gestolen bedrag. Daarnaast vordert hij € 22.500,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit € 17.500,- affectieschade en € 5.000,- immateriële schade opgelopen door de diefstal met geweld.
10.9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
10.9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 7] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade van € 20,- is toegebracht en wijst dit bedrag daarom toe.
Immateriële schade
Immateriële schadevergoeding wordt op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW toegewezen, omdat [slachtoffer 7] slachtoffer is geworden van diefstal met geweld, waarbij is gedreigd met een mes. De rechtbank acht hiervoor – gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen – een vergoeding van € 400,- billijk. Omdat hier sprake is van medeplegen, zijn [verdachte] en zijn mededader naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Ten aanzien van de gevorderde affectieschade oordeelt de rechtbank dat daar geen wettelijke grondslag voor is, omdat [slachtoffer 7] geen familie of naaste van [slachtoffer 1] is. De gevorderde schade wordt afgewezen.
[slachtoffer 7] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.10.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden zoals gevorderd vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 28 mei 2023. Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 60a, 141, 285, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde:
telkens: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon (moeder van slachtoffer 1)] af.
Bepaalt dat [persoon (moeder van slachtoffer 1)] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon (vader van slachtoffer 1)] af.
Bepaalt dat [persoon (vader van slachtoffer 1)] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 200,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] .
Wijst de vordering van [slachtoffer 5] aften aanzien van de shockschade van € 17.500,-
Verklaart [slachtoffer 5] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 5] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de staat van € 200,- bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 4 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] aften aanzien van de materiële schade af van € 24.831,06 en de immateriële schade tot een bedrag van € 4.000,-.
Verklaart [slachtoffer 2] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt de [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de staat van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededader(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] aften aanzien van de materiële schade van € 525,99 en de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,-.
Verklaart [slachtoffer 3] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de staat van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededaders(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.200,- , bestaande uit € 200,- aan immateriële schade voor de bedreiging en € 1.000,- aan immateriële schade voor het openlijke geweld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] , behalve voor zover het bedrag van € 1.000,- voor het openlijke geweld al door of namens een ander is betaald.
Verklaart [slachtoffer 4] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt de [verdachte] de verplichtingen op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de staat van € 200,- en € 1.000,- , bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover de betalingsverplichting van € 1.000,- voor het openlijke geweld al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededader(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] af.
Bepaalt dat [slachtoffer 6] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 420,-, bestaande uit € 20,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Wijst de vordering van [slachtoffer 7] aften aanzien van affectieschade van € 17.500.
Verklaart [slachtoffer 7] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 7] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de staat € 420,- , bestaande uit € 20,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] of zijn mededader(s) aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft of hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2025.
[....]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal bevindingen, ZD 1 p. 24.
3.Eigen waarneming van de camerabeelden door de rechtbank op de zitting van 25 november 2024.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 1
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 30 mei 2023, ZD3 p. 1.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 2.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 2.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 2.
9.Proces-verbaal aanvullende aangifte d.d. 31 juli 2023, ZD 3 p. 9.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 35.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 36.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 35.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 37.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 2] d.d. 10 augustus 2023, ZD 3 p. 28.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 2] d.d. 10 augustus 2023, ZD 3 p. 29.
16.Proces-verbaal bevindingen ZD 2, p. 1.
17.Proces-verbaal bevindingen ZD 2, p. 1.
18.Proces-verbaal bevindingen ZD 2, p. 1.
19.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 6] d.d. 28 mei 2023 ZD 2 p. 3.
20.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 6] d.d. 29 mei 2023, ZD 2 p. 8.
21.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 3] d.d. 1 augustus 2023, ZD 2 p. 22.
22.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 3] d.d. 1 augustus 2023, ZD 2 p. 22.
23.Proces-verbaal bevindingen, ZD 2 p. 31.
24.Proces-verbaal bevindingen, p. 1195.
25.Proces-verbaal bevindingen p. 820.
26.Proces-verbaal bevindingen p. 828.
27.Proces-verbaal bevindingen p. 829.
28.Proces-verbaal bevindingen p. 829.
29.Proces-verbaal bevindingen p. 830.
30.Proces-verbaal bevindingen p. 831.
31.Proces-verbaal bevindingen p. 837.
32.Proces-verbaal bevindingen p. 838.
33.Proces-verbaal bevindingen p. 839.
34.Proces-verbaal bevindingen p. 839.
35.Proces-verbaal bevindingen p.840.
36.Proces-verbaal bevindingen p. 841.
37.Proces-verbaal bevindingen p. 841.
38.Proces-verbaal bevindingen p. 842.
39.Proces-verbaal bevindingen p. 843.
40.Proces-verbaal bevindingen p. 844.
41.Proces-verbaal bevindingen p. 846.
42.Proces-verbaal bevindingen p. 847.
43.Proces-verbaal bevindingen p. 848.
44.Proces-verbaal bevindingen p. 849.
45.Proces-verbaal bevindingen p. 850.
46.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2023 p. 96.
47.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2023 p. 97.
48.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 29 mei 2023 p. 71.
49.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 1.
50.Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 21 juli 2023, opgemaakt door [naam] p. 961.
51.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 28 mei 2023 p. 41.
52.Proces-verbaal verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 3] d.d. 2024 p. 4.
53.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 5] d.d. juni 2023 p. 167.
54.Proces-verbaal p. 169, derde alinea.
55.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , p. 96.
56.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, persoondossier [verdachte] , p. 1.