ECLI:NL:RBAMS:2025:194

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
13/134096-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en geweldsincidenten op festival Solid Grooves met meerdere slachtoffers

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident op het festival Solid Grooves op 28 mei 2023. De verdachte is veroordeeld voor doodslag, poging tot doodslag, zware mishandeling, openlijk geweld en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het festival met een mes meerdere slachtoffers heeft gestoken, waaronder [slachtoffer 1], die aan zijn verwondingen is overleden. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, en heeft geconcludeerd dat de verdachte verantwoordelijk is voor de dodelijke steekpartij en de verwondingen van andere slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 14 jaar opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de ouders van [slachtoffer 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/134096-23
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,(hierna: [verdachte] )
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 en 26 november 2024 en 2 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mrs. M.M. van den Berg en M. ter Veer, en van wat [verdachte] en zijn raadslieden, mrs. D. Fontein en B.J.W. Tijkotte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 mei 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van doodslag van [slachtoffer 1] (
hierna: [slachtoffer 1]) door hem met een mes in de onderbuik te steken;
medeplegen van poging doodslag van [slachtoffer 2] (
hierna: [slachtoffer 2]) door hem met een mes in zijn borst en pols te steken. Subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling en meer subsidiair als poging zware mishandeling;
medeplegen van poging doodslag van [slachtoffer 3] (
hierna: [slachtoffer 3]) door hem met een mes in zijn schouder te steken. Subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling en meer subsidiair als poging zware mishandeling;
openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (
hierna: [slachtoffer 4]), terwijl dit gepleegde geweld de dood van [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 3] en enig lichamelijk letsel van [slachtoffer 4] heeft veroorzaakt;
medeplegen van diefstal met geweld van een zonnebril van [slachtoffer 5]
(hierna: [slachtoffer 5] );
medeplegen van diefstal met geweld van 20 euro van [slachtoffer 6]
(hierna: [slachtoffer 6] ).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op 28 mei 2023 rond 21.20 uur komt er een melding binnen bij de politie die toezicht houdt op het festivalterrein van Solid Grooves dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden. Politie-eenheden ter plaatse krijgen te horen dat er een mes is gezien op het festivalterrein. De beveiliging heeft iemand van het terrein afgezet die betrokken zou zijn bij het steekincident. Ook zou er een jongen met een gele jas rondlopen die bij het steekincident betrokken was.
Er loopt een man op de politie af, dat blijkt later [slachtoffer 3] te zijn, die zegt dat hij met een mes is gestoken. De beveiliging vertelt de politie dat de vermoedelijke verdachten van de steekpartij bij collega’s staan.
Kort daarna worden [verdachte] en [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]) aangehouden. [medeverdachte 2] (
hierna: [medeverdachte 2]) wordt de volgende dag aangehouden.
Rond 23.15 uur gaat de politie naar het AMC waar één van de slachtoffers van de steekpartij naar toegebracht zou zijn. Dit slachtoffer is inmiddels overleden; het blijkt [slachtoffer 1] te zijn. Ook [slachtoffer 3] is in het AMC en laat de politie een filmpje zien waarop iemand te zien is die met versnelde pas op een ander af gaat en steek- en snijbewegingen maakt. [slachtoffer 3] heeft een steekverwonding aan zijn rechterschouder opgelopen. [slachtoffer 2] is in zijn pols en borst gestoken en ligt in het OLVG West. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] doen die nacht aangifte. Op 1 juni 2023 doet ook [slachtoffer 4] aangifte van het feit dat zij tijdens het gevecht op Solid Grooves is geslagen. [slachtoffer 5] heeft op 28 mei 2023 op het festivalterrein bij de politie gemeld dat zijn zonnebril onder bedreiging met een mes is gestolen en heeft daarvan de volgende dag aangifte gedaan. [slachtoffer 6] heeft op 30 mei 2023 aangifte gedaan van het feit dat hij op Solid Grooves onder bedreiging met een mes is beroofd van € 20,-.
Naast de aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft de politie meer dan 60 getuigen gehoord en ook de rechter-commissaris heeft meer dan 15 getuigen gehoord, die al dan niet al eerder bij de politie hadden verklaard. Er is sectie verricht op het lichaam van [slachtoffer 1] en DNA afgenomen van de verdachten, er zijn diverse forensische onderzoeken uitgevoerd, filmpjes aan de politie overhandigd, foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , gesprekken afgeluisterd, doorzoekingen gedaan en spullen in beslag genomen.
Al dat onderzoek heeft geleid tot de beschuldigingen die hiervoor staan beschreven. De rechtbank zal in dit vonnis eerst beoordelen of kan worden bewezen dat [verdachte] deze strafbare feiten heeft gepleegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle feiten (1, 2 primair, 3 primair en 4 t/m 6) wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de feiten 1 t/m 3 geldt dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de doodslag op [slachtoffer 1] (feit 1), omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat [verdachte] degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft gedood.
[verdachte] moet ook worden vrijgesproken van de poging doodslag op [slachtoffer 2] (feit 2 primair), omdat uit het handelen van [verdachte] niet het opzet op de dood van [slachtoffer 2] blijkt. Wat betreft de zware mishandeling van [slachtoffer 2] en de poging doodslag op [slachtoffer 3] (feit 2 subsidiair en feit 3 primair) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het medeplegen van deze feiten kan niet worden bewezen; [verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor het openlijke geweld (feit 4) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het geweld tegen [slachtoffer 4] , omdat [verdachte] niet het opzet heeft gehad om haar te raken.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen het medeplegen van de diefstal van de zonnebril van [slachtoffer 5] (feit 5), maar verzoekt om [verdachte] vanwege zijn stellige ontkenning partieel vrij te spreken van het gebruik van geweld en bedreiging met geweld. [verdachte] moet ook worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal met geweld van het geld van [slachtoffer 6] (feit 6), gelet op de ontkenning van [verdachte] dat hij daarbij betrokken was en de tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten in chronologische volgorde behandelen. De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
4.3.1.
Signalementen
[verdachte] en [medeverdachte 1] zijn op 28 mei 2023 aangehouden. [verdachte] heeft een zwarte huidskleur en had op die dag een zwart T-shirt aan met de witte letters ‘FOUR’ en een zwarte trainingsbroek met eveneens de witte letters ‘FOUR’. [medeverdachte 1] heeft een zwarte huidskleur en zwart kort haar en had op die dag een fluorescerend door de politie als groen omschreven jasje aan met Asics logo en een zwarte broek. [2] De rechtbank stelt op basis van haar eigen waarneming van de camerabeelden ter zitting vast dat de kleur van het jasje van [medeverdachte 1] ook als geel kan worden omschreven. [3]
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] degene is geweest met het FOUR T-shirt en [medeverdachte 1] degene met het fluorescerende groen / gele jasje.
4.3.2.
Diefstal met geweld van 20 euro van [slachtoffer 6] (feit 6)
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 28 mei 2023 op het festival Solid Grooves in Amsterdam was. [4] Hij zag drie personen in zijn richting lopen. Eén persoon ging achter hem staan, één persoon pakte hem vast bij zijn linkerschouder en één persoon pakte hem vast bij zijn rechterschouder. De persoon die zijn linkerschouder vasthad klapte een mes open. [slachtoffer 6] voelde dat het mes tegen zijn linkerzij werd aangedrukt. De persoon die zijn rechterschouder vasthield zei: “
als je wat doms doet dan prikken we je lek”. [5] De persoon die het mes vasthield zei meerdere malen: “
trek je groentje”. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij meteen wist dat ze een geldbriefje van 100 euro bedoelden, maar dat had hij niet. [slachtoffer 6] voelde dat de persoon die het mes vasthield in de zakken van [slachtoffer 6] graaide. Die persoon haalde er een briefje van 20 euro uit. [slachtoffer 6] zag vervolgens dat alle drie de personen verder de drukte in liepen. [6]
[slachtoffer 6] heeft verklaard dat de man die het mes vasthield een donkere huidskleur had, zwart gemillimeterd haar had en een zwart T-shirt van het merk FOUR droeg. [slachtoffer 6] heeft deze persoon herkend op de filmpjes die op het internet rondgingen. [7] Verder heeft [slachtoffer 6] verklaard dat de persoon die zijn rechterschouder vasthield ook een donkere huidskleur had en een fel geel vest droeg van het merk Asics. [8] [slachtoffer 6] heeft ook deze persoon in het gele vestje herkend op de beelden van de vechtpartij. [9]
Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat hij naast [slachtoffer 6] stond toen er opeens drie mannen waren. Een van hen trok een inklapmes. Ze hebben een briefje van 20 euro gepakt. [persoon 1] heeft gezien dat het mes tegen de buik van [slachtoffer 6] aan zat. [10] Hij heeft gezien dat een van de mannen een gele jas aan had. Die man met het mes zei: “
Wat heb je daar in je zak, haal het er eens uit, het is een groentje volgens mij”en “
Ga je bijdehand doen, ik prik je helemaal lek”. [11] [persoon 1] heeft de volgende dag beelden van het grote incident gezien en daarop heeft hij dezelfde jongens gezien als de jongens die [slachtoffer 6] hebben beroofd. [12] Hij herkende de dader met het mes en die met de gele jas op de filmpjes van de steekpartij. [13]
Getuige [persoon 2] heeft verklaard dat er twee getinte jongens bij [slachtoffer 6] stonden, één had een fel gele jas aan, de ander een zwart shirt van het merk FOUR. [persoon 2] heeft gezien dat er een mes tegen de ribben van [slachtoffer 6] gedrukt werd. [14] Ze spraken over “
het groentje”. [15]
Conclusie – diefstal met geweld [slachtoffer 6]
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van de 20 euro van [slachtoffer 6] zoals is ten laste gelegd als feit 6. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 6] en de getuigen over het type mes en de rolverdeling soms afwijkend verklaren en dat in hun verklaringen enige twijfel te bespeuren valt, omdat het snel ging en zij onder invloed waren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verschillen echter niet van zodanige aard dat dit tot de conclusie moet leiden dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. Deze verklaringen worden dus voor het bewijs gebruikt. De getuigen verklaren immers in de kern hetzelfde, namelijk dat [slachtoffer 6] werd aangesproken door een man in een zwart T-shirt van het merk FOUR en een man in een fel geel jasje/vest, dat er werd gesproken over een “
groentje”, dat er een mes is gebruikt en dat er 20 euro is weggenomen. Uit die verklaringen volgt ook dat de mannen nauw en bewust hebben samengewerkt.
Dan is het de vraag of [verdachte] degene was in het zwarte FOUR T-shirt zoals door [slachtoffer 6] en de getuigen is omschreven. De rechtbank stelt vast dat dat inderdaad [verdachte] was en dat degene in het gele jasje [medeverdachte 1] was. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren samen op het festival en droegen ieder sterk onderscheidende kleding (zie 4.3.1). Zij voldoen daarmee precies aan de door [slachtoffer 6] , [persoon 1] en [persoon 2] gegeven signalementen en [slachtoffer 6] en [persoon 2] hebben hen beiden op filmpjes van de steekpartij herkend.
4.3.3.
Diefstal met geweld van de zonnebril van [slachtoffer 5] (feit 5)
Feiten en omstandigheden
Op 28 mei 2023 om 21:10 uur heeft [slachtoffer 5] aan een verbalisant ter plaatse op het festival verklaard dat hij slachtoffer is geworden van een diefstal met geweld. [16] Er is een groep mannen op hem afgekomen en één man heeft een mes vlak voor zijn buik gehouden. De zonnebril van [slachtoffer 5] is van zijn hoofd getrokken en doorgegeven. De man met het mes had een donkere huidskleur, kort zwart haar en een zwart T-shirt aan van het merk FOUR. [17] Het mes was een inklapbaar mes. [18]
Om 22:15 uur heeft [slachtoffer 5] nogmaals een verklaring afgelegd. [slachtoffer 5] verklaarde toen dat de jongen met het FOUR T-shirt een arm om hem heen sloeg en een gesprek begon. [slachtoffer 5] zijn bril werd van zijn hoofd getrokken en doorgegeven aan anderen. Vervolgens voelde [slachtoffer 5] een mes tegen zijn buik. De jongen zei: “
als je geen afstand doet steek ik je dood”. Naast deze jongen stond een jongen met een groene fluorescerende jas. [19]
Op 29 mei 2024 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan. [slachtoffer 5] verklaarde toen dat de man in de groen gekleurde zomerjas van het merk Asics zei dat hij zijn bril moest afstaan. [slachtoffer 5] verklaarde dat de bril van het merk Cartier was, model CT00920 met serienummer C51H67AY. [20]
Getuige [persoon 3] zag dat [slachtoffer 5] was omringd door een groepje donkere jongens. Eén van hen had een mes in zijn handen. De zonnebril van [slachtoffer 5] werd afgepakt. De zonnebril van [slachtoffer 5] werd doorgegeven. [21] De jongen met het mes droeg een zwart T-shirt van het merk FOUR. [persoon 3] dacht dat het mes een soort uitklapmes was. Later heeft zij meerdere filmpjes gezien van vechtpartijen op het terrein van het festival waarbij dezelfde jongen betrokken was. [22]
Onder [verdachte] is in de gevangenisfouillering een zonnebril van het merk Cartier in beslag genomen. De inbeslaggenomen zonnebril komt qua merk, model en serienummer overeen met de zonnebril van aangever [slachtoffer 5] . [23]
[verdachte] heeft op de zitting bekend dat hij erbij was toen de zonnebril van [slachtoffer 5] werd gepakt en dat hij de bril heeft meegenomen. [24]
Conclusie – diefstal met geweld [slachtoffer 5]
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van de zonnebril van [slachtoffer 5] zoals is ten laste gelegd als feit 5. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank constateert ook hier dat de getuigen op een aantal onderdelen afwijkend verklaren en dat in hun verklaringen enige twijfel te bespeuren valt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verschillen ook hier echter niet van zodanige aard dat dit tot de conclusie leidt dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. Deze verklaringen worden dus voor het bewijs gebruikt. [slachtoffer 5] en [persoon 3] verklaren in de kern hetzelfde, namelijk dat de jongen met het FOUR T-shirt een mes had, dat de bril van [slachtoffer 5] zijn hoofd werd gepakt en vervolgens werd doorgegeven. [slachtoffer 5] heeft direct na het incident een verklaring afgelegd, nog voordat de filmpjes op het internet verschenen. Daarnaast heeft [slachtoffer 5] consistent verklaard over de omstandigheid dat er bij de diefstal een mes is gebruikt. Ook [persoon 3] heeft gezien dat de jongen in het FOUR T-shirt een mes heeft gebruikt. Uit die verklaringen volgt ook dat de mannen nauw en bewust hebben samengewerkt.
Dat degene in het zwarte FOUR T-shirt [verdachte] is geweest volgt uit zijn signalement (zie 4.3.1) en zijn eigen verklaring dat hij erbij was toen de bril werd afgepakt en dat hij de bril heeft meegenomen. De verklaring van [verdachte] dat het afpakken van de bril van [slachtoffer 5] spelenderwijs ging zonder geweld of dreiging met een mes, samen met een groepje jongens die hij niet kende, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde gelet op de aangifte en de getuigenverklaring van [persoon 3] .
4.3.4.
Doodslag van [slachtoffer 1] (feit 1)
Feiten en omstandigheden
Door meerdere festivalgangers zijn er met telefoons beeldopnames gemaakt van het incident op het festival Solid Grooves. [25] De voor dit feit relevante beelden zijn door de politie als volgt beschreven:
“4. Bestandsnaam fa4083e9-1 8d3-4efe-8bee-758'1 7 ec32d6b.mp4
Ik zag dat [medeverdachte 2] , die tegenover [slachtoffer 1] staat, in zijn rechterhand een voorwerp vasthield. Na het bestuderen van de beelden (frame voor frame) lijkt het of [medeverdachte 2] een bril in zijn handen vast heeft. [26]
Vervolgens zag ik dat [verdachte] van rechts het beeld in verschijnt. Ik zag dat dit ter hoogte was van de plek waar [slachtoffer 1] staat. [27] Ik zag dat [verdachte] in zijn handen een mes vastheeft. Vervolgens zag ik dat [verdachte] voor [slachtoffer 1] gaat staan. Ik zag dat [verdachte] op [slachtoffer 1] afrent met in zijn rechterhand een mes. Ik zag dat de punt van het mes is gericht naar voren in de richting van [slachtoffer 1] . Het is niet te zien waar het mes uiteindelijk terecht komt. Dit heeft ermee te maken dat op het laatste moment van de steekbeweging het zicht door een omstander wordt ontnomen. Wel zie ik dat de gestrekte linkerarm van [verdachte] tegen het
hek aankomt en [slachtoffer 1] niet meer tegen het hek aanstaat. [28] Vervolgens is te zien
dat [slachtoffer 1] wegrent richting de mensenmassa. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] in de richting van het podium rent. [29]
7 Bestandsnaam cm-chat-media-video-1 0dd45eb0-fBaf-51 90-9b7c b868c5a3b55d200.MOV
Ik zag [slachtoffer 1] rennen in de richting van het podium. Ik zag dat op de broek van [slachtoffer 1] op het linker bovenbeen een rode vlek zat. [30]
Bovengenoemde camerabeelden bevinden zich in het procesdossier en zijn op de zitting getoond. [31] De rechtbank neemt op deze beelden ook het volgende waar:
Op minuut 1:33 maakt [verdachte] een terugtrekkende beweging met zijn arm. [verdachte] heeft een mes in zijn hand. De arm van [verdachte] komt uit de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] staat tegen het hek. Op de broek van [slachtoffer 1] is geen rode vlek waarneembaar.
De rechtbank ziet op de camerabeelden geen andere mensen met een mes.
Getuige [persoon 4] heeft verklaard dat zij een jongen zag die probeerde een bewaker te waarschuwen. Toen deze jongen zich omdraaide zag ze dat hij helemaal wit was en dat er bloed uit zijn lies spoot. [persoon 4] heeft verklaard dat zij operatieassistente is en haar vriendin verpleegkundige op de thoraxchirurgie. Zij dachten dat er sprake was van een slagaderlijke bloeding en hebben de wond dicht gedrukt. Binnen 1 á 2 seconden was de jongen weg. [32]
Uit het forensisch pathologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat [slachtoffer 1] is overleden aan de gevolgen van het steekletsel aan de buik links. Het steekletsel aan de buik rechts kan door middel van additioneel bloedverlies aan de snelheid van het overlijden hebben bijgedragen. [33] De forensisch arts heeft opgenomen dat de verbloeding bij het beschreven letsel een relatief langzaam proces is waarbij men aanvankelijk nog handelingsbekwaam kan zijn en gradueel tot bewustzijnsverlies en uiteindelijk overlijden komt. Het is daarom mogelijk dat [slachtoffer 1] na het steekincident nog handelingen heeft kunnen verrichten. [34]
Conclusie – doodslag [slachtoffer 1]
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de doodslag van [slachtoffer 1] zoals is ten laste gelegd als feit 1. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Getuigenverklaringen
Het dossier bevat tientallen getuigenverklaringen over het steekincident. De rechtbank gebruikt deze getuigenverklaringen niet voor het bewijs. De getuigenverklaringen bevatten uiteenlopende verhalen over wat er precies gebeurd zou zijn rondom het steken van [slachtoffer 1] . Deze verklaringen spreken elkaar tegen en komen vaak niet overeen met wat er op de camerabeelden te zien is. De rechtbank acht de verschillen in de getuigenverklaringen verklaarbaar gelet op de chaotische situatie zoals die op de beelden is te zien, waarbij in een kort tijdsbestek heel veel gebeurt. Er zijn meerdere incidenten waarbij meerdere personen betrokken zijn geweest, die ook nog eens op elkaar lijken. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het steken uitgaan van wat er op de camerabeelden te zien is.
Camerabeelden
De rechtbank stelt vast dat niet het gehele geweldsincident tegen [slachtoffer 1] op beeld staat. De beelden beginnen namelijk op het moment dat [verdachte] zijn arm waarin hij het mes vasthoudt terugtrekt uit de richting van [slachtoffer 1] . Of [verdachte] [slachtoffer 1] hiervoor heeft geraakt, is niet op camerabeelden te zien.
De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan zijn dan dat het [verdachte] is geweest die de dodelijke steken heeft toegebracht. De rechtbank ziet op de camerabeelden bij minuut 1:33, als [verdachte] een terugtrekkende beweging uit de richting van [slachtoffer 1] maakt met een mes in zijn hand, nog geen rode vlek op de broek van [slachtoffer 1] . Op het moment dat [slachtoffer 1] wegrent van het incident, is wel een rode vlek op zijn broek te zien. [persoon 4] heeft verklaard dat het bloed van [slachtoffer 1] uit zijn broek spoot. Op basis van dat spuiten van bloed uit [slachtoffer 1] ’s lichaam in combinatie met het feit dat er nog geen bloed op de broek van [slachtoffer 1] te zien was toen [verdachte] vóór [slachtoffer 1] stond met het mes, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] is gestoken kort voordat hij is gaan rennen. Op het moment kort voordat [slachtoffer 1] wegrent, is te zien dat [verdachte] steekbewegingen in de richting van [slachtoffer 1] maakt en hij daar de enige is met een mes in zijn hand. Ook op alle andere camerabeelden is niemand anders te zien met een mes in zijn handen. Dat niet op de beelden is te zien dat [verdachte] [slachtoffer 1] met het mes raakt en dat de rechtbank niet kan vaststellen wanneer dat precies is gebeurd, staat niet aan een bewezenverklaring in de weg gelet op wat wel uit de beelden en het hiervoor opgesomde bewijs blijkt.
De verdediging heeft als alternatief scenario geschetst dat [slachtoffer 1] al eerder (ook) door iemand anders kan zijn gestoken. Zij wijst op getuigen die op het festival meerdere messen hebben gezien en ook anderen dan [verdachte] met een mes hebben gezien. Verder wijst de verdediging in dit verband op de opmerking van de forensisch arts dat het mogelijk is dat [slachtoffer 1] na het steekincident nog handelingen heeft kunnen verrichten.
Zoals hiervoor toegelicht beschouwt de rechtbank de beelden als leidend voor het vaststellen van de feiten rondom het steken van [slachtoffer 1] . Omdat daarop niemand anders dan [verdachte] met een mes te zien is, [slachtoffer 1] ’s broek eerst geen rode vlek vertoonde en daarna het bloed uit zijn broek spuit, moet [slachtoffer 1] kort voor de start van die beelden of in de beginfase van die beelden zijn gestoken. Bovendien is op de beelden te zien dat [verdachte] op [slachtoffer 1] afrent met in zijn rechterhand een mes waarvan de punt naar voren is gericht. [verdachte] deinsde er dus niet voor terug om met het mes richting [slachtoffer 1] te bewegen.
Dat [slachtoffer 1] mogelijk nog iets heeft kunnen doen na het steken doet niks af aan de vaststelling van de rechtbank dat [slachtoffer 1] is gestoken kort voordat hij wegrent. Nadat [slachtoffer 1] is gestoken, is hij namelijk in de richting van het podium gerend. Daar heeft hij geprobeerd een beveiliger te waarschuwen en nadat [persoon 4] en haar vriendin bij hem waren is hij na ongeveer 1 á 2 seconden weggezakt. [slachtoffer 1] is dus nog enige tijd handelingsbekwaam geweest, overeenkomstig de verklaring van de forensisch arts.
De rechtbank acht het alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, waardoor [verdachte] wordt vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.5.
Het geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2)
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 28 mei 2023 op het festival Solid Moves was [de rechtbank begrijpt: Solid Grooves]. [35] Hij zag dat er werd gevochten en is er naar toe gerend. [36] [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich los van de camerabeelden geen geweldshandelingen kan herinneren. [37] [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat hij twee dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. [38] Hij heeft een levenslange beperking aan zijn hand, namelijk functieverlies. Zijn hand staat in de klauwstand omdat er een zenuw is geraakt. Hij moet elke dag aan zijn hand werken om geen terugval te krijgen. [39]
[verdachte] heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] met een mes heeft gestoken. [40]
De politie heeft de camerabeelden met betrekking tot dit feit als volgt beschreven [41] :
“7 Bestandsnaam cm-chat-media-video-1 0dd45eb0-fBaf-51 90-9b7c b868c5a3b55d200.MOV
Ik zag dat [slachtoffer 2] [verdachte] ter hoogte van zijn schouders vastpakt. Ik zag dat [verdachte] zich losrukt van [slachtoffer 2] . [42] Ik zag dat [verdachte] een stekende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 2] en hierbij zijn rechterhand raakt. [43] Vervolgens zag ik dat [verdachte] door [persoon 5] wordt weggetrokken bij [slachtoffer 2] . Vervolgens zag ik [slachtoffer 2] naar zijn rechterhand kijken. Ik zag dat er op zijn hand een rode streep zat. [44]
Conclusie – geweld tegen [slachtoffer 2]
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de zware mishandeling van [slachtoffer 2] zoals is ten laste gelegd als feit 2 subsidiair. De rechtbank zal [verdachte] van feit 2 primair vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van poging doodslag is vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] ten gevolge van de handelingen van [verdachte] zou komen te overlijden en dat hij deze kans heeft aanvaard.
In dit geval kan de rechtbank niet vaststellen of de kans op de dood van [slachtoffer 2] aanmerkelijk was, omdat op basis van de inhoud van het dossier onvoldoende is komen vast te staan hoe, vanaf welke afstand en met welke kracht [verdachte] [slachtoffer 2] heeft gestoken.
Gelet op het letsel van [slachtoffer 2] , het medisch ingrijpen dat noodzakelijk was en de levenslange beperking acht de rechtbank wel bewezen dat [verdachte] aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door het steken met een mes.
De rechtbank is verder van oordeel dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, waardoor [verdachte] wordt vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.6.
Het geweld tegen [slachtoffer 3] (feit 3)
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op het festival was toen hij een klap in zijn gezicht kreeg. Hij heeft het mes niet gezien. Toen [slachtoffer 3] werd gestoken, had hij dat niet door. [45]
[verdachte] heeft bekend dat hij [slachtoffer 3] met een mes heeft gestoken. [46]
De politie heeft de camerabeelden met betrekking tot dit feit als volgt beschreven [47] :
“6. Bestandsnaam tMG 7456
Ik zag dat [persoon 5] probeert om [verdachte] bij de slachtoffers weg te houden. [48] Vervolgens zag ik dat [verdachte] loskomt van [persoon 5] . En dat [verdachte] in zijn rechterhand een mes vast heeft. Hij rent richting [slachtoffer 3] . [49]
Ik zag dat [verdachte] met het mes een stekende beweging maakt naar het lichaam van [slachtoffer 3] . Het is niet te zien of [verdachte] met het mes het lichaam van [slachtoffer 3] raakt. Vervolgens proberen omstanders de mannen uit elkaar te houden. [50]
7 Bestandsnaam cm-chat-media-video-1 0dd45eb0-fBaf-51 90-9b7c b868c5a3b55d200.MOV
Vervolgens zag ik dat [verdachte] op [slachtoffer 3] komt afrennen. Ik zag dat [verdachte] in zijn
rechterhand een mes vasthad en een stekende / hakkende beweging maakt naar het lichaam
van [slachtoffer 3] . [51]
Vervolgens komt [verdachte] weer op [slachtoffer 3] aflopen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een karateschop
maakt in de richting van [verdachte] . Vervolgens zag ik dat [verdachte] met het mes een
stekende beweging maakt langs het gezicht van [slachtoffer 3] . Direct hierop stapt [slachtoffer 3] naar achteren. [52]
Ik zag dat [slachtoffer 3] opnieuw een trappende beweging maakt naar [verdachte] . Omdat er een omstander voor de camera gaat staan is het niet te zien wat er in de volgende twee seconden is gebeurd. Vervolgens draait [slachtoffer 3] zich weg van [verdachte] en zag ik dat er ter hoogte van
zijn rechterschouder een gat in zijn shirt zat. [53]
Conclusie – geweld tegen [slachtoffer 3]
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de poging doodslag van [slachtoffer 3] zoals is ten laste gelegd als feit 3 primair. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Door met het mes op [slachtoffer 3] in te steken, waarbij [verdachte] [slachtoffer 3] in zijn rechterschouder – dus in de buurt van zijn hals met daarin de halsslagader – heeft geraakt, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] als gevolg daarvan had kunnen overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, waardoor [verdachte] partieel zal worden vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.7.
Het openlijke geweld (feit 4)
Feiten en omstandigheden
Voor de vaststelling van de feiten voor het openlijke geweld verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen zoals hiervoor opgenomen bij het geweld van [verdachte] tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij de bespreking van de feiten 1, 2 en 3. In aanvulling daarop gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op de dag van Solid Grooves rond 17.00 uur zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij elkaar gezien op de [adres 1] . Uit chats volgt dat [persoon 6] [de rechtbank begrijpt: [persoon 6] ] aan [medeverdachte 2] laat weten dat hij met [persoon 7] [de rechtbank begrijpt: [persoon 7] ] gaat. [54]
Over het begin van het geweld heeft [slachtoffer 3] verklaard dat de jongen in de gele jas [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ] voor de tweede keer die avond de confrontatie met hem zocht. [slachtoffer 3] liep naar [medeverdachte 1] toe en zei: “Wat er net was gebeurd was nergens voor nodig”. [medeverdachte 1] zei daarna: “Weet je wel wie ik ben?”. [55]
Er zijn meerdere camerabeelden die door de politie als volgt zijn beschreven [56] :
“4. Bestandsnaam fa4083e9-1 8d3-4efe-8bee-758'1 7 ec32d6b.mp4
lk zag op de achtergrond een persoon staan die ik herken als [persoon 7] . Ik zag dat [persoon 7] tegenover [slachtoffer 3] staat. Ik zag dat [persoon 7] met zijn rechterbeen een schop geeft ter hoogte van maagstreek van [slachtoffer 3] . [57]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] een karatetrap geeft ter hoogte van de maagstreek en tegen de onderarm van [slachtoffer 1] . Na de trap valt [medeverdachte 2] achterover op de grond. [58]
Vervolgens is op de achtergrond te zien dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] afrennen en er duw- en trekwerk ontstaat. [59]
6. Bestandsnaam tMG 7456
Ik zag dat [medeverdachte 1] met zijn rechterbeen een trap geeft in de richting van [slachtoffer 3] en hierdoor achteruit op de grond valt. [60]
7 Bestandsnaam cm-chat-media-video-1 0dd45eb0-fBaf-51 90-9b7c b868c5a3b55d200.MOV
lk zag een worsteling tussen [verdachte] en [slachtoffer 3] . [61]
Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] door [persoon 5] wordt weggetrokken van [slachtoffer 3] en [verdachte] . [62]
8 Bestandsnaam A(3)2_bestanden_IMG_7821.MOV
Ik zag dat [medeverdachte 2] op [slachtoffer 3] kwam afrennen en zag dat [slachtoffer 3] een soort van karatetrap geeft aan [medeverdachte 2] . Ik zag dat [medeverdachte 2] de trap met zijn arm afweert.
Vervolgens zag ik dat [verdachte] op [slachtoffer 3] komt afrennen. Ik zag dat [verdachte] in zijn rechterhand een mes vastheeft met de punt in de richting van [slachtoffer 3] . [63] Ik zag dat [slachtoffer 3] loskomt van [slachtoffer 4] en het mes van [verdachte] rakelings langs het onderlichaam van [slachtoffer 4] gaat.
Ik zag dat [persoon 5] en [persoon 8] proberen [medeverdachte 2] tegen te houden door hem naar de grond te werken. Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens weer loskomt en zich weer aansluit bij [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens weer verder gaat met de aanval op [slachtoffer 3] . [64]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 28 mei 2023 op het festival Solid Grooves was. [65] Tijdens de chaos van de vechtpartij zag zij een hand op haar af komen. Ze zag dat de hand tot een vuist was gebald en voelde dat de vuist op haar gezicht kwam. De vuist raakte de bovenkant van haar linker jukbeen. Zij voelde een hevige pijnscheut en ze dook weg met haar gezicht naar beneden. Na een paar dagen voelde de plek waar ze was geslagen nog stijf. [66]
[slachtoffer 3] heeft aan het steekletsel een litteken op zijn schouder van ongeveer 7 centimeter overgehouden. [67]
Conclusie – openlijk geweld
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijke geweld zoals is ten laste gelegd onder 4. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn geslagen, geduwd, geschopt en/of gestoken door [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [persoon 7] , die elkaar kenden en samen het geweld pleegden. [verdachte] heeft een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd door [slachtoffer 1] met een mes in zijn buik te steken, [slachtoffer 2] in zijn pols en borst te steken, [slachtoffer 3] in zijn rechterschouder te steken en [slachtoffer 4] te slaan.
Dat [verdachte] [slachtoffer 4] niet zou hebben gezien en haar niet wilde slaan, maakt niet dat het opzet ontbreekt. Door in de aanval op [slachtoffer 3] slaande bewegingen te maken, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard ook [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 3] wilde helpen en dichtbij hem stond, te raken.
[slachtoffer 3] heeft aan de steekwond op zijn schouder een groot, blijvend litteken overgehouden. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van het letsel, kan dat juridisch gezien niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt, omdat het medisch ingrijpen en de herstelperiode beperkt waren en het litteken niet op een voor anderen altijd zichtbare plek zit. Voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt [verdachte] daarom vrijgesproken.
[verdachte] wordt wel veroordeeld voor het door hem gepleegde geweld dat heeft geleid tot de dood van [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] en enig letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Ten aanzien van feit 1:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, met een mes in de onderbuik, te steken;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden in de borst en de pols, heeft toegebracht door met een mes in zijn hand, een zwaaiende en/of stekende beweging te maken in de richting van de borst en hand van die [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van feit 3 primair:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet, met een mes in zijn hand, in de schouder, van die [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 4:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten op het festivalterrein van festival ‘Solid Grooves’ gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het
ii. duwen en trekken en slaan van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , en schoppen in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ,
iii. voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een mes, in het lichaam, te steken
terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld
a. de dood van voornoemde [slachtoffer 1] en
b. zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden in de arm van voornoemde [slachtoffer 2] en
c. enig lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 3] en
d. enig lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 4]
ten gevolge heeft gehad;
Ten aanzien van feit 5:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 5] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- een arm om het lichaam en van nek die [slachtoffer 5] heen te slaan en
- de zonnebril van het hoofd van die [slachtoffer 5] af te trekken en
- een mes tegen de buik, van die [slachtoffer 5] aan te drukken en
- daarbij hebben gezegd:
“geef je bril”en
“Als je geen afstand doet steek ik je dood”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Ten aanzien van feit 6:
op 28 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer 6] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- die [slachtoffer 6] bij de schouders vast te pakken en
- een mes open te klappen en
- een mes in de linkerzij van die [slachtoffer 6] te drukken en
- die [slachtoffer 6] de woorden toe te voegen: ‘Als je wat doms doet dan prikken we je lek’ en ‘Trek je groentje’ en
- de broekzakken van die [slachtoffer 6] te doorzoeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

Omdat bewezen is dat verdachte strafbare feiten heeft begaan en hij strafbaar is, legt de rechtbank hierna uit welke straf moet worden opgelegd.
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] voor de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan is geëist. De verdediging heeft daarbij verwezen naar rechtspraak en gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , waaronder zijn jonge leeftijd, zwakbegaafdheid en zeer beperkte strafblad.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich op het festival Solid Grooves schuldig gemaakt aan zeer ernstig geweld. De aanleiding lijkt een woordenwisseling te zijn, waarna de groep van [verdachte] geweld heeft gebruikt. [verdachte] heeft langere tijd een mes bij zich gedragen op dat festival. Hij heeft [slachtoffer 1] , die hij niet kende, twee keer met een mes gestoken, waardoor [slachtoffer 1] is komen te overlijden. [verdachte] heeft hiermee [slachtoffer 1] zijn leven afgenomen, zijn meest kostbare bezit. Daarnaast heeft [verdachte] hiermee de nabestaanden van [slachtoffer 1] , in het bijzonder zijn ouders en de rest van het gezin, hun geliefde zoon en broer maar ook vriend van velen, afgenomen.
Tijdens het voorlezen van de slachtofferverklaringen van [slachtoffer 1] ’s moeder en zussen heeft de rechtbank gehoord hoe intens het verdriet is en hoezeer de dood van [slachtoffer 1] hun levens bepaalt. Hun leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Uit de onverminderd grote publieke belangstelling tijdens alle zittingsdagen blijkt dat [slachtoffer 1] in zeer grote kring wordt gemist.
Daarnaast heeft [verdachte] met een mes ingestoken op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , waardoor zij gewond zijn geraakt en voor altijd door het geweld zijn getekend. De aanval op [slachtoffer 3] was zo hevig en intens dat [slachtoffer 3] daaraan had kunnen overlijden als hij zich niet zo stevig had verzet, geholpen door zijn vrienden. Hoewel [verdachte] meermalen is tegengehouden door omstanders, bleef hij steeds maar weer terug komen om te vechten, wild zwaaiend met het mes.
Ook [slachtoffer 4] is slachtoffer geworden van het openlijke geweld en kampt nog altijd met de negatieve gevolgen daarvan.
Voorafgaand aan deze gewelddadigheden heeft [verdachte] ook nog twee mensen onder bedreiging met een mes beroofd.
De rechtbank weegt ook mee dat andere bezoekers van het festival Solid Grooves getuige zijn geweest van het geweld. Een festival is normaal gesproken een plek waar vrienden en onbekenden samen feesten, maar [verdachte] en zijn vrienden hebben op 28 mei 2023 van Solid Grooves een onheilsplek gemaakt. Veel Solid Grooves bezoekers hebben zich daardoor onveilig gevoeld. Dat de impact groot is geweest, blijkt wel uit het feit dat zich naar aanleiding van de incidenten 67 personen hebben gemeld bij slachtofferhulp. Voor festivalbezoekers is het een nachtmerrie om een groep als die van [verdachte] tegen te komen, waarbij iemand een mes draagt en dat ook gebruikt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 1 maart 2024, opgemaakt door S.A. Moonen, GZ-psycholoog en M.M. Sprock, psychiater. Uit dit rapport blijkt dat bij [verdachte] geen psychische stoornis is vastgesteld en ook geen verstandelijke handicap. De rapporteurs zien daarom geen gronden om de feiten in een verminderde mate aan hem toe te rekenen.
[verdachte] scoort op het intelligentieonderzoek op zwakbegaafd niveau, maar dit leidt in het dagelijkse leven niet tot ernstig disfunctioneren. Hij komt onrijp over, maar pedagogische beïnvloeding wordt in deze levensfase niet meer als wenselijk en ook niet als mogelijk ingeschat. De rapporteurs zien daarom geen indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Verder is [verdachte] niet eerder voor het plegen van zulk geweld veroordeeld, dus is zijn strafblad niet van invloed op de hoogte van de straf.
De straf
Voor deze spiraal van geweld met als tragisch dieptepunt de dood van [slachtoffer 1] is alleen een lange gevangenisstraf op zijn plaats. Dit ter vergelding van het leed dat nabestaanden en slachtoffers is aangedaan en ook ter beveiliging van de maatschappij. De rechtbank begrijpt heel goed dat dat leed niet meer ongedaan kan worden gemaakt; dat familie en vrienden [slachtoffer 1] nooit meer terugkrijgen.
Maar de rechtbank heeft óók de taak om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoon die [verdachte] is en met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Op het moment dat [verdachte] [slachtoffer 1] doodstak was de maximale straf voor doodslag 15 jaar gevangenisstraf. Verschillende rechtbanken hebben kort geleden nog overwogen dat de strafmaat voor doodslag in de regel tussen de acht en twaalf jaar ligt. De rechtbank vindt dat de straf voor deze doodslag aan de bovenkant van die bandbreedte moet uitkomen, maar bij vergelijking met andere doodslagzaken, komt de rechtbank niet tot een veel hogere straf dan tussen die acht en twaalf jaar.
Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte] 20 jaar was toen hij de feiten pleegde, nog niet uitontwikkeld blijkt te zijn en zwakbegaafd is.
Dit alles maakt dat de rechtbank de in totaal door de officier voor [verdachte] geëiste maximaal mogelijke gevangenisstraf van 20 jaar niet rechtvaardig vindt en tot een lagere straf komt. De rechtbank komt voor [verdachte] wel uit op een hogere gevangenisstraf dan twaalf jaar, omdat hij niet alleen wordt veroordeeld voor de doodslag op [slachtoffer 1] , maar ook voor de poging doodslag op [slachtoffer 3] , het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] en het openlijke geweld tegen onder meer [slachtoffer 4] en de diefstallen met geweld.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van veertien jaar, met aftrek van het voorarrest, hier op zijn plaats.

9.Beslag

9.1.
Beslaglijst
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. DV Patroon (Omschrijving: PL1300-2023118549-G6347643, Sekkuer & Bellot);
2 1 STK LAMP VOOR OP VUURWAPEN (Omschrijving: PL1300-2023118549-G6347637);
3 1 STK RED DOT SIGHT OPEN VIZIER (Omschrijving: PL1300-2023118549-G6347641).
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In gevallen waarin er in vereniging met één of meer anderen geweld is gepleegd, kan er op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) sprake zijn van groepsaansprakelijkheid. De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Het is niet vereist dat een groepslid zelf schade heeft toegebracht. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in de bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat de schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het op deze manier toebrengen van schade de verdachte had moeten weerhouden van zijn gedragingen in groepsverband. Dat betekent dat het een voorwaarde voor groepsaansprakelijkheid is dat de verdachte behoorde te begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat de schade zou worden toegebracht.
[verdachte] is degene geweest die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gestoken, waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ernstige steekletsels hebben opgelopen. Het is ook [verdachte] geweest die [slachtoffer 4] heeft geslagen. De aansprakelijkheid van [verdachte] voor de hierdoor veroorzaakte schade staat daarmee vast.
De verdediging heeft aangevoerd dat op grond van artikel 6:166 BW ook de mededaders aansprakelijk zijn voor deze schade en dat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen daarom hoofdelijk moeten worden toegewezen. De rechtbank moet dus de vraag beantwoorden of de mededaders moesten begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar in het leven riep dat de schade – door het overlijden van [slachtoffer 1] en de letsels van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] – zou worden toegebracht.
Bewezen is dat [verdachte] in vereniging met anderen geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Het groepsgeweld bestond uit het duwen, trekken, slaan en schoppen en het met een mes steken van de slachtoffers. De rechtbank beschouwt het steken met een mes als geweld van een andere soort dat in het algemeen risicovoller is dan het vechten met handen en voeten. [verdachte] was de enige met een mes en hij is degene geweest die heeft gestoken. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat de mededaders niet hoefden te begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat [slachtoffer 1] zou overlijden en dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ernstige steekletsels zouden oplopen. Naar het oordeel van de rechtbank was de kans op deze zeer ernstige gevolgen van het groepsoptreden voor de mededaders niet zo duidelijk dat zij zich om die reden daarvan had moeten weerhouden. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dat leidt tot het oordeel dat de mededaders naar burgerlijk recht niet aansprakelijk zijn voor deze schade. De rechtbank zal de verplichtingen tot betaling van deze schade dan ook niet hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank gaat wel uit van groepsaansprakelijkheid van [verdachte] en zijn mededaders voor de schade van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] die niet door messteken zijn veroorzaakt, maar door het duwen, trekken, slaan en schoppen. Voor die schade geldt wel dat de mededaders moesten begrijpen dat aan het groepsoptreden het gevaar was verbonden dat die schade zich zou voordoen en dat had reden moeten zijn om zich van het groepsoptreden te weerhouden. Voor zover die schade toewijsbaar is, zal de rechtbank [verdachte] hoofdelijk met zijn mededaders tot betaling veroordelen.
10.2.
Benadeelde partij [persoon 9]
10.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon 9] vordert als moeder van [slachtoffer 1] € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade).
10.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is.
10.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De ouders van een door misdrijf overleden persoon komen op grond van artikel 6:108 lid 3 jo lid 4 sub c Burgerlijk Wetboek (
hierna: BW) in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De vordering van € 20.000,- is niet betwist. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is in overeenstemming met het Besluit en zal door de rechtbank worden toegewezen.
10.3.
Benadeelde partij [persoon 10]
10.3.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon 10] vordert € 94.695,47 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 46.260,42 aan vergoeding van uitvaartkosten, € 39.232,05 aan vergoeding van het afscheid van [slachtoffer 1] en € 9.203,- aan vergoeding van toekomstige schade (een herdenkingssteen). Daarnaast vordert de benadeelde partij € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade).
10.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de materiële schade verzocht om het schadebedrag te matigen. De verdediging heeft verzocht om de toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren. De immateriële schade heeft de verdediging niet betwist.
10.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De kosten ten behoeve van de uitvaartverzorging van € 46.260,42 worden door de rechtbank aangemerkt als kosten die verband houden met de lijkbezorging, dat zijn dus kosten in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW. Gelet op het feit dat [slachtoffer 1] een zeer geliefde jongen van 21 jaar was met een rijk sociaal leven en zijn dood plotseling was en na geweld op een festival plaatsvond, wordt dit deel van het gevorderde bedrag daarom toegewezen.
Daarnaast heeft [persoon 10] een bedrag van € 39.232,05 gevorderd voor het afscheid van [slachtoffer 1] . De vraag die de rechtbank hier moet beantwoorden, is niet of een groot afscheid voor [slachtoffer 1] terecht was, maar of de kosten daarvan aan te merken zijn als kosten noodzakelijk voor lijkbezorging als bedoeld in artikel 6:108 lid 3 BW en dus voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank oordeelt dat dat onvoldoende vast is komen te staan. Er is op dit punt nadere onderbouwing nodig. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om een nadere onderbouwing in te brengen. In dit deel van de vordering wordt [persoon 10] daarom niet ontvankelijk verklaard. Niet ontvankelijk verklaring betekent dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Op verzoek van [persoon 10] wordt hij ook niet-ontvankelijk verklaard in de vordering van een herdenkingssteen, omdat dit toekomstige schade is.
Immateriële schade
Omdat [persoon 10] de vader is van [slachtoffer 1] , de vordering voor affectieschade van € 20.000,- niet is betwist en in overeenstemming is met het Besluit, wordt deze door de rechtbank toegewezen.
10.4.
Benadeelde partij [persoon 11]
10.4.1.
De vordering
De benadeelde partij [persoon 11] , de zus van [slachtoffer 1] , vordert € 17.500,- aan vergoeding van immateriële schade (shockschade).
10.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [persoon 11] niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat niet is voldaan aan het confrontatievereiste. De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
10.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij shockschade gaat het om schade van de benadeelde partij zelf bij wie door het zien van een ernstige gebeurtenis of vanwege de directe confrontatie van de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok ontstaat, waardoor diegene geestelijk letsel krijgt. Dat geestelijk letsel zal zich vooral kunnen voordoen als iemand in een nauwe relatie staat met degene die bij het ongeval is gedood of gewond is geraakt.
[persoon 11] was ten tijde van het geweldsincident aanwezig op het festival Solid Grooves. Zij heeft het steken van [slachtoffer 1] zelf niet gezien. Na het incident kon zij [slachtoffer 1] niet bereiken. Dat zorgde voor angst en paniek en zij is de Amsterdamse ziekenhuizen afgegaan op zoek naar [slachtoffer 1] . In het AMC heeft [persoon 11] het bed met daarop [slachtoffer 1] – die waarschijnlijk toen al overleden was – voorbij zien komen, met daarbij zijn persoonlijke spullen in zakjes. Daarnaast is [persoon 11] na het overlijden van [slachtoffer 1] geconfronteerd met beelden die online circuleerden van het geweldsincident en haar gewonde broer.
[persoon 11] had een nauwe band met [slachtoffer 1] . Zij woonden allebei nog thuis bij hun ouders, werkten samen in het familiebedrijf en wilden dit bedrijf op den duur samen overnemen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [persoon 11] is geconfronteerd met de gruwelijke gevolgen van de doodslag op [slachtoffer 1] . Deze confrontatie heeft een schok bij haar teweeggebracht waardoor zij een trauma heeft opgelopen. De hoogte van de shockschade is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van € 17.500,- wordt daarom toegewezen.
10.5.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
10.5.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 24.831,06 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 70,- ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 2.035,70 kleding, € 243,- contributie voetbal, € 328,08 contributie basic fit, € 1.305,- fysiokosten, € 904,28 reiskosten, € 75,- parkeerkosten, € 770,- eigen risico zorgverzekering en € 19.100,- studievertraging. Daarnaast vordert hij € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen. Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de afschrijving van de zonnebril, waarvoor een grotere afschrijving dan 15% gerechtvaardigd zou zijn.
10.5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is ten aanzien van de ziekenhuisdaggeldvergoeding, de kleding met uitzondering van de zonnebril, de contributie voetbal, de contributie basic fit, de fysiokosten, de reiskosten, de parkeerkosten, het eigen risico zorgverzekering en de studievertraging niet betwist. De rechtbank ziet geen reden om voor de zonnebril een hoger afschrijvingspercentage dan 15% vast te stellen, omdat namens [slachtoffer 2] onbetwist is gesteld dat dit soort merkzonnebrillen hun waarde grotendeels behouden. De gevorderde schadevergoeding van € 24.831,06 komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen.
Immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, omdat [slachtoffer 2] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. Door het steken met het mes heeft hij lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen. Hij is geopereerd aan het steekletsel in zijn pols, heeft blijvende littekens, er is sprake van een blijvende beperking van zijn hand (klauwstand en functieverlies) en hij heeft PTSS. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van een vergoeding van € 4.000,- billijk.
Daarnaast acht de rechtbank voor het geweld anders dan het steken met het mes – gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken wordt toegewezen – een vergoeding van € 1.000,- billijk. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor dit deel van de schade dat door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 2] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.6.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
10.6.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 535,99 aan vergoeding van materiële schade. Dat bedrag bestaat uit € 35,- ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 380,99 eigen risico en € 120,- therapiekosten. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 7.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
10.6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van € 535,99 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 3] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. Door het steken met het mes heeft hij lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen. Hij heeft een groot, blijvend litteken op zijn schouder dat hem altijd aan de aanval op zijn leven herinnert. Ook psychisch ervaart hij daarvan last. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van een vergoeding van € 2.000,- aan [verdachte] billijk.
Daarnaast acht de rechtbank voor het geweld anders dan het steken met het mes – gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken wordt toegewezen – een vergoeding van € 1.000,- billijk. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor dit deel van de schade dat door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 3] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.7.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
10.7.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 14.792,20 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit psychologische hulp, reiskosten, parkeerkosten en voorschotten. Daarnaast vordert zij € 1.750,- aan vergoeding van immateriële schade.
10.7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in het materiële deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
10.7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat de materiële schade van [slachtoffer 4] rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. In de brief van de psychiater is namelijk opgenomen dat de traumagerelateerde angst- en somberheidsklachten zijn ontstaan nadat [slachtoffer 4] getuige is geweest van een steekpartij op een festival, waarbij de broer van haar beste vriendin is omgekomen en [slachtoffer 4] is geslagen en bedreigd. Het is daarom niet duidelijk welk deel van de schade is veroorzaakt door het overlijden van [slachtoffer 1] , en welk deel is veroorzaakt door het openlijke geweld tegen [slachtoffer 4] . Ook leven bij de rechtbank nog vragen over de gemaakte zorgkosten in relatie tot eventueel door de zorgverzekering gedekte zorg. Er is op deze punten nadere onderbouwing nodig. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als [slachtoffer 4] in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nadere onderbouwing in te brengen. [slachtoffer 4] wordt daarom in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
Immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 4] slachtoffer is geworden van openlijk geweld. De rechtbank acht hiervoor – gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken wordt toegewezen – een vergoeding van € 1.000,- billijk. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor dit deel van de schade dat door het strafbare feit is toegebracht. [slachtoffer 4] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.8.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
10.8.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 1.275,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de waarde van de gestolen zonnebril.
10.8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de bril is teruggegeven.
10.8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, omdat op de zitting is gebleken dat de zonnebril door het Openbaar Ministerie aan [slachtoffer 5] is of wordt teruggegeven. [slachtoffer 5] heeft daarom geen schade meer.
10.9.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
10.9.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 20,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit het gestolen bedrag. Daarnaast vordert hij € 22.500,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit € 17.500,- affectieschade en € 5.000,- immateriële schade opgelopen door de diefstal met geweld.
10.9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – bij bewezenverklaring – de materiële schade kan worden toegewezen. De affectieschade moet worden afgewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een aantasting in de persoon op andere wijze. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd.
10.9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 6] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade van € 20,- is toegebracht en wijst dit bedrag daarom toe.
Immateriële schade
Immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW worden toegewezen, omdat [slachtoffer 6] slachtoffer is geworden van diefstal met geweld, waarbij is gedreigd met een mes. De rechtbank acht hiervoor – gelet op de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen – een vergoeding van € 400,- billijk. Omdat hier sprake is van groepsgeweld, zijn [verdachte] en zijn mededader naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Ten aanzien van de gevorderde affectieschade oordeelt de rechtbank dat daar geen wettelijke grondslag voor is, omdat [slachtoffer 6] geen familie of naaste van [slachtoffer 1] is. De gevorderde schade wordt afgewezen.
[slachtoffer 6] wordt in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
10.10.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden zoals gevorderd vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 28 mei 2023. Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op. Op grond van artikel 60a Sr is het maximaal op te leggen aantal dagen gijzeling een jaar.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 55, 57, 60a, 141, 287, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 4 bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 4 bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
ten aanzien van het onder 3 primair en 4 bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van poging tot doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld de dood, zwaar lichamelijk letsel en enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde:
telkens: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. DV Patroon (Omschrijving: PL1300-2023118549-G6347643, Sekkuer & Bellot);
2 1 STK LAMP VOOR OP VUURWAPEN (Omschrijving: PL1300-2023118549-G6347637);
3 1 STK RED DOT SIGHT OPEN VIZIER (Omschrijving: PL1300-2023118549-G6347641).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 9] toetot een bedrag van € 20.000,- (twintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 9] .
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [persoon 9] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [persoon 9] aan de staat € 20.000,- (twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 70 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 10] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 66.260,42 (zesenzestigduizend tweehonderdzestig euro en tweeënveertig cent), bestaande uit € 46.260,42 (zesenveertigduizend tweehonderdzestig euro en tweeënveertig cent), aan materiële schade en € 20.000,- (twintigduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 10] .
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [persoon 10] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [persoon 10] aan de staat € 66.260,42 (zesenzestigduizend tweehonderdzestig euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 46.260,42 (zesenveertigduizend tweehonderdzestig euro en tweeënveertig eurocent), aan materiële schade en € 20.000,- (twintigduizend euro), aan immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 70 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 11] toetot een bedrag van € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 11] .
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [persoon 11] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [persoon 11] aan de staat € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 70 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 29.831,06 (negenentwintigduizend achthonderdeenendertig euro en zes cent), bestaande uit € 24.831,06 (vierentwintigduizend achthonderdeenendertig euro en zes cent) aan materiële schade en € 4.000,- (vierduizend euro) en € 1.000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] , behalve voor zover het bedrag van € 1.000,- voor het openlijke geweld al door of namens een ander is betaald.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de staat van € 29.831,06 (negenentwintigduizend achthonderdeenendertig euro en zes eurocent), bestaande uit € 24.831,06 (vierentwintigduizend achthonderdeenendertig euro en zes cent) aan materiële schade en € 4.000,- (vierduizend euro) en € 1.000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover de betalingsverplichting van € 1.000,- (duizend euro) voor het openlijke geweld al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 70 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 3.535,99, (drieduizend vijfhonderd vijfendertig euro en negenennegentig cent), bestaande uit € 535,99 (vijfhonderdvijfendertig euro en negenennegentig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) en € 1.000,- (duizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] , behalve voor zover het bedrag van € 1.000,- voor het openlijke geweld al door of namens een ander is betaald.
Verklaart [slachtoffer 3] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de staat € 3.535,99, (drieduizend vijfhonderd vijfendertig euro en negenennegentig cent), bestaande uit € 535,99 (vijfhonderdvijfendertig euro en negenennegentig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) en € 1.000,- (duizend euro), aan immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover de betalingsverplichting van € 1.000,- (duizend euro) voor het openlijke geweld al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 45 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Verklaart [slachtoffer 4] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de staat van € 1.000,- (duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover de betalingsverplichting van € 1.000,- (duizend euro) voor het openlijke geweld al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] af.
Bepaalt dat [slachtoffer 5] en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 420,- (vierhonderdtwintig euro), bestaande uit € 20,- (twintig euro) aan materiële schade en € 400,- (vierhonderd) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Wijst de vordering van [slachtoffer 6] aften aanzien van affectieschade van € 17.500.
Verklaart [slachtoffer 6] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Veroordeelt [verdachte] voorts in de kosten door [slachtoffer 6] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de staat € 420,- (vierhonderdtwintig euro), bestaande uit € 20,- (twintig euro) aan materiële schade en € 400,- (vierhonderd euro) aan immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze betalingsverplichting al door of namens een ander is voldaan. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover [verdachte] aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2025.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal bevindingen, ZD 1, p. 24.
3.Eigen waarneming ter zitting van 25 november 2024 van de camerabeelden.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 1
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 30 mei 2023, ZD3 p. 1.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 2.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 2.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 30 mei 2023, ZD 3 p. 2.
9.Proces-verbaal aanvullende aangifte d.d. 31 juli 2023, ZD 3 p. 9.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 35.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 36.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 35.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 1] d.d. 18 augustus 2023, ZD 3 p. 37.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 2] d.d. 10 augustus 2023, ZD 3 p. 28.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 2] d.d. 10 augustus 2023, ZD 3 p. 29.
16.Proces-verbaal bevindingen ZD 2, p. 1.
17.Proces-verbaal bevindingen ZD 2, p. 1.
18.Proces-verbaal bevindingen ZD 2, p. 1.
19.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 5] d.d. 28 mei 2023 ZD 2 p. 3.
20.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 5] d.d. 29 mei 2023, ZD 2 p. 8.
21.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 3] d.d. 1 augustus 2023, ZD 2 p. 22.
22.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 3] d.d. 1 augustus 2023, ZD 2 p. 22.
23.Proces-verbaal bevindingen, ZD 2 p. 31.
24.De verklaring van verdachte op de zitting van 25 november 2024.
25.Proces-verbaal bevindingen p. 820.
26.Proces-verbaal bevindingen p. 828.
27.Proces-verbaal bevindingen p. 829.
28.Proces-verbaal bevindingen p. 830.
29.Proces-verbaal bevindingen p. 831.
30.Proces-verbaal bevindingen p.840.
31.Het bestand ‘Tijdlijn Solid Groove OM 2’. Daar waar de rechtbank verwijst naar tijdstippen, gaat dit om de tijd die linksonder wordt weergegeven.
32.Proces-verbaal verhoor getuige [persoon 4] d.d. 7 juni 2023 ZD 1 p. 296.
33.Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 21 juli 2023, opgemaakt door [naam] p. 961.
34.Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 21 juli 2023, opgemaakt door [naam] p. 959.
35.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 29 mei 2023, ZD 1 p. 70.
36.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 29 mei 2023, ZD 1 p. 71.
37.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] d.d. 10 september 2024 p.4.
38.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] d.d. 10 september 2024 p.5.
39.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] d.d. 10 september 2024 p.5.
40.De verklaring van de verdachte op de zitting van 25 november 2024.
41.Proces-verbaal bevindingen p. 820.
42.Proces-verbaal bevindingen p. 841.
43.Proces-verbaal bevindingen p. 842.
44.Proces-verbaal bevindingen p. 843.
45.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 3] d.d. 29 mei 2023, ZD 1 p. 41.
46.De verklaring van [verdachte] op de zitting van 25 november 2024.
47.Proces-verbaal bevindingen p. 820.
48.Proces-verbaal bevindingen p. 837.
49.Proces-verbaal bevindingen p. 838.
50.Proces-verbaal bevindingen p. 839.
51.Proces-verbaal bevindingen p. 844.
52.Proces-verbaal bevindingen p. 846.
53.Proces-verbaal bevindingen p. 847.
54.Proces-verbaal bevindingen, p. 1195.
55.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 28 mei 2023 p. 41.
56.Proces-verbaal bevindingen p. 820.
57.Proces-verbaal bevindingen p. 828.
58.Proces-verbaal bevindingen p. 829.
59.Proces-verbaal bevindingen p. 832.
60.Proces-verbaal bevindingen p. 839.
61.Proces-verbaal bevindingen p. 841.
62.Proces-verbaal bevindingen p. 848.
63.Proces-verbaal bevindingen p. 849.
64.Proces-verbaal bevindingen p. 850.
65.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2023 p. 96.
66.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2023 p. 97.
67.Proces-verbaal bevindingen ZD 1 p. 1000.