3.3.1Het incident op 26 april 2019 en de gepleegde geweldshandelingen
Aanleiding en eerste geweldshandelingen
Op 26 april 2019 vond een geweldsincident plaats bij de vestiging van [bedrijf] aan [straatnaam] in Amsterdam. Twee medewerkers van de [bedrijf] , [medewerker 1] (hierna: [medewerker 1] ) en [medewerker 2] (hierna: [medewerker 2] ), hebben naar aanleiding hiervan aangifte gedaan. Camerabeelden van het incident zijn in het dossier gevoegd en zijn door de politie beschreven en door de rechtbank tijdens de zitting bekeken. Op grond van het dossier en de camerabeelden stelt de rechtbank het volgende vast.
De gevel van de vestiging van [bedrijf] aan [straatnaam] in Amsterdam bestaat aan de straatzijde vrijwel geheel uit een glazen pui: rechts een hoge glazen deur en links een – vrij smalle – hoge ruit met een vitrine met uitgestalde pizza’s. Na binnenkomst is links een vitrine en een balie met de kassa. Aan de rechterzijde is een smalle hoge toog met enkele barkrukken. Verderop in de zaak bevindt zich een restaurantgedeelte met tafels en stoelen.
Verdachte en de drie medeverdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ) stonden op 26 april 2019 rond 01:15 uur voor de etalageruit van de [bedrijf] in [straatnaam] , een aantal hing tegen de etalageruit. Alle vier de verdachten waren dronken. Medeverdachte [medeverdachte 2] liep om 01:15:50 uur de winkel binnen en informeerde naar de prijs van een pizza en probeerde € 10,- van de prijs af te krijgen, wat niet lukte. Daarna ging hij naar buiten en kwam vervolgens opnieuw binnen om een pizza te vragen tegen een lagere prijs. Daarop ging hij weer naar buiten, voegde zich bij de medeverdachten en ging weer ruggelings tegen de etalageruit leunen. Ondertussen waren medewerkers van [bedrijf] druk aan het werk achter de balie en vitrine en kwamen diverse klanten binnen die kennelijk iets bestelden. Ook op straat was het nog druk met voorbijgangers.
[medewerker 1] tikte hierna herhaaldelijk op de ruit om de aandacht van de groep te trekken en maakte een gebaar dat, naar het oordeel van de rechtbank, niet mis te verstaan was en alleen kan worden opgevat als een verzoek om opzij te gaan, weg van die etalageruit. Hierop draaide medeverdachte [medeverdachte 1] zich om en sloeg meerdere keren met zijn vuist op de etalageruit. Hij draaide zich vervolgens om en ging weer met zijn rug tegen de etalageruit staan.
Kort daarna liep een medewerker van [bedrijf] , [medewerker 2] , naar buiten om de mannen te bewegen om weg te gaan. De rechtbank heeft tijdens de zitting op de beelden waargenomen dat verdachte [medewerker 2] toen een duw heeft gegeven.
Kort hierna heeft ook een andere medewerker, [medewerker 1] , zich naar buiten en naar de vier mannen voor de etalage begeven. [medewerker 1] wees met zijn ene hand naar rechts en pakte vrijwel gelijk met zijn andere hand medeverdachte [medeverdachte 1] bij diens linker bovenarm. Op dat moment bewoog [medeverdachte 1] een stukje opzij naar rechts, met zijn bovenlijf iets overhellend, alsof [medewerker 1] hem opzij duwde. Dit leidde tot een fysiek conflict tussen de groep verdachten en de medewerkers van [bedrijf] , waarbij over en weer werd geduwd.
Escalatie in [straatnaam]
Na het begin van het conflict liepen de betrokken partijen verder [straatnaam] in, waardoor ze buiten het zicht van de camera’s van [bedrijf] raakten. De politie heeft echter de CCTR-camerabeelden van [straatnaam] bekeken en heeft beschreven dat daarop, op 26 april 2019 tussen 01:18 uur en 01:23 uur, een vechtpartij tussen acht personen te zien is. Hierbij werd door meerdere personen geslagen en geschopt. Ook werden enkele personen tegen de grond geslagen en geschopt terwijl zij op de grond lagen. De beelden zijn niet duidelijk genoeg om de personen te kunnen herkennen.
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat een groep jongens in gevecht was met de medewerkers van [bedrijf] en dat vier personen op straat met “ [medewerker 2] ” (de rechtbank begrijpt: [medewerker 2] ) hebben gevochten. [medewerker 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij buiten een klap in zijn gezicht kreeg en van achteren werd getrapt. Hierop had [medewerker 2] om zich heen geslagen om zichzelf vrij te krijgen. De klappen zijn over en weer gegaan, aldus [medewerker 2] .
Geweldshandelingen in de winkel
Vanaf 01:19 uur komen de medewerkers en de verdachten weer in beeld van de camerabeelden van [bedrijf] . Te zien is dat de medewerkers op enig moment in de deuropening van de winkel terecht zijn gekomen, terwijl de groep verdachten buiten stond. Zoals door de politie is beschreven en door de rechtbank op de beelden is waargenomen, sloegen en duwden de vier mannen in de richting van de medewerkers, die vanuit de deuropening terugsloegen en -duwden. Op de beelden is ook te zien dat verdachte [verdachte] een slaande beweging maakte naar de medewerkers, althans uithaalde in de richting van hen.
Hierna is op de beelden te zien dat de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op verschillende momenten de winkel binnen kwamen, waarna het conflict verder escaleerde. Daarbij heeft de politie op basis van de beelden verschillende geweldshandelingen beschreven, onder meer:
- medeverdachte [medeverdachte 3] pakte in de winkel een barkruk en gooide deze naar de medewerkers achter in de winkel;
- medeverdachte [medeverdachte 2] sloeg een medewerker met een barkruk tegen het lichaam en gaf een andere medewerker een klap in het gezicht, waarna hij deze naar achteren duwde;
- medeverdachte [medeverdachte 2] greep een medewerker bij de keel, terwijl [medeverdachte 1] die medewerker in het gezicht sloeg;
- medeverdachte [medeverdachte 3] pakte in de keuken opnieuw een barkruk en gooide deze naar een medewerker;
- medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] pakten respectievelijk een schaal en een flesje uit een glazen vitrine en gooiden deze voorwerpen op de grond;
- terwijl de groep verdachten door omstanders uit de winkel leek te worden gewerkt, kwam medeverdachte [medeverdachte 3] opnieuw binnen en gooide een trekker/dweil in de richting van de medewerkers; vervolgens pakte hij opnieuw een barkruk en gooide deze naar de medewerkers;
- medeverdachte [medeverdachte 1] stompte meerdere malen met zijn vuist op de vitrine in de winkel, waarbij de glassplinters in alle richtingen vlogen.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat in de winkel ook geweldshandelingen zijn gepleegd door de medewerkers van [bedrijf] . Zo is op een gegeven moment te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] wordt geduwd, als gevolg waarvan hij van een trap valt.
Uiteindelijk zijn de verdachten buiten de winkel door de politie aangehouden.
3.3.2.De rol van verdachte en het opzet op het in vereniging plegen van geweld
De rechtbank stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien een verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het ten laste gelegde geweld heeft geleverd. Deze bijdrage hoeft niet van gewelddadige aard te zijn. Daartegenover staat dat de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld heeft gepleegd niet zonder meer voldoende is om hem of haar aan te merken als iemand die in vereniging geweld heeft gepleegd. Voor een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is evenwel niet nodig dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld beginnen. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van voldoende gewicht is.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vraag allereerst dat het op basis van het hiervoor onder 3.3.1 beschreven feitencomplex vaststaat dat verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van een groep van vier personen, waarvan de leden allen op verschillende manieren hebben bijgedragen aan het plegen van een groot aantal geweldshandelingen in en rondom de vestiging van [bedrijf] in [straatnaam] in Amsterdam. De rechtbank overweegt ten aanzien van verdachte [verdachte] verder in het bijzonder dat hij als eerste fysiek heeft gereageerd op een van de medewerkers van [bedrijf] door deze te duwen en dat hij ook daarna bij geweldshandelingen betrokken is geweest. De rechtbank wijst in dit kader met name op het eerder omschreven moment waarop in de deuropening van [bedrijf] werd gevochten en verdachte in de richting van de medewerkers heeft uitgehaald.
Verder is op de beschikbare camerabeelden weliswaar niet te zien welke rol verdachte tijdens het vechten buiten de winkel in [straatnaam] heeft gehad, maar kan op basis van de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] bij het gevecht met de medewerkers betrokken is geweest en ook zelf heeft geslagen.
Tot slot is verdachte vlak voor zijn aanhouding door de politie in de aanwezigheid van de medeverdachten aangetroffen, terwijl twee (ongespecificeerde) leden van de groep verdachten beiden één barkruk vasthielden (de rechtbank begrijpt: afkomstig uit de winkel van [bedrijf] ).
Het verweer van de raadsman dat verdachte [verdachte] geen opzet heeft gehad op het in vereniging uitoefenen van geweld, vanwege zijn de-escalerende en verdedigende houding, wordt gelet op het voorgaande verworpen. De rechtbank heeft op basis van de camerabeelden van [bedrijf] vastgesteld dat verdachte zich op enkele momenten tussen de vechtende partijen lijkt te hebben begeven, hetgeen als de-escalerend zou kunnen worden aangemerkt. Daartegenover staat echter dat verdachte op meerdere momenten zelf geweldshandelingen heeft gepleegd en dat niet is gebleken dat hij zich gedurende het incident van de medeverdachten heeft willen distantiëren. Door dat niet te doen, heeft verdachte bewust gekozen voor deelname aan de groep die openlijk geweld pleegde en heeft hij aldus door zijn aanwezigheid in de groep en met zijn handelen, blijk gegeven van zijn intentie die was gericht op het plegen van geweld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de enkele waargenomen de-escalerende acties van verdachte niet opwegen tegen zijn concrete bijdragen aan het geheel van geweldshandelingen die door de groep waartoe hij behoorde zijn gepleegd, waardoor is bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van geweld zoals in de tenlastelegging is omschreven.