ECLI:NL:RBAMS:2025:1938

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
13/389465-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 februari 2025 behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag van het EAB besproken. De Poolse autoriteiten hebben garanties gegeven over de detentieomstandigheden, maar de rechtbank heeft vragen gesteld over de specifieke omstandigheden in de detentie-instellingen in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, maar dat er geen bewijs is dat dit een individuele impact heeft op de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de zaak opnieuw op de agenda gezet voor 6 april 2025, met de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Poolse taal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/389465-24
Datum uitspraak: 18 februari 2025
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 9 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 april 2021 door
the Circuit Court in Katowice, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 februari 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen
met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een op 28 juli 2020 door
The Katowice – Wschód Disrict Court,uitgevaardigd aanhoudingsbevel met kenmerk III Kp 390/20.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
* deelname aan een criminele organisatie;* illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Standpunt officier van justitie
De opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander aangezien hij staat geregistreerd als EU-burger met duurzaam verblijfsrecht.
De afgegeven terugkeergarantie is conform het kaderbesluit EAB en is genoegzaam. Het kan (mogelijk) als een wat formalistische opstelling van de Poolse autoriteiten worden gezien maar volgens de Poolse wet heeft de officier van justitie niet de bevoegdheid de terugkeergarantie te verstrekken.
Standpunt raadsman
De opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
De afgegeven terugkeergarantie is ongenoegzaam. De enkele weergave van de desbetreffende wetsartikelen is onvoldoende om van een onvoorwaardelijke terugkeergarantie te kunnen spreken.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De eerste voorwaarde
Uit een brief van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) van 23 januari 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 30 mei 2022 is geregistreerd als duurzaam verblijvend EU-burger. Het oorspronkelijke verblijfsrecht gaat terug tot 10 december 2009. Op grond daarvan komt de rechtbank tot de conclusie dat voldaan is aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
De tweede voorwaarde
Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van een mogelijk op te leggen straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank aan de hand van informatie van de IND.
Uit de brief van de IND van 23 januari 2025 volgt dat in geval de opgeëiste persoon in Polen veroordeeld zal worden voor de feiten zoals omschreven in het EAB verblijfsbeëindiging niet aan de orde is.
De opgeëiste persoon heeft een beroep op artikel 6, eerste lid, OLW gedaan en kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Garantie
De
District Court in Katowiceheeft op 31 januari 2025 de volgende garantie gegeven:
“In fact, if the executing state - in this case, the Dutch Party - hands over the prosecuted person on the condition that the execution of a sentence of deprivation of liberty or other measure involving deprivation of liberty will take place in that state, the execution proceedings (in the Republic of Poland) are not initiated. In that case, the court competent to hear the case, immediately after the judgment becomes final, shall issue a decision to transfer the convicted person to the competent member state of the European Union for execution of the sentence imposed or other measure involving deprivation of liberty (so: Article 607j paragraphs 1 and 2 of the Code of Criminal Procedure of June 06, 1997).
Article 607j thus regulates the issue of the so-called conditional (return) surrender of a prosecuted person and links to the guarantee arising from the content of Article 5(3) of Council Framework Decision 2002/584/JHA, which in turn provides that "where a person who is the subject of a European arrest warrant for the purpose of prosecution, is considered a national or a person permanently resident in the executing Member State, surrender shall be subject to the condition that the person, after a trial, shall be surrendered to the executing Member State in order to serve there the custodial sentence or detention order passed in the issuing Member State.
The aforementioned provision has a guarantee character, allowing the person to serve a sentence of deprivation of liberty in the state that carried out the transfer.
Thus, in a situation where the Dutch Party transfers the prosecuted person - [opgeëiste persoon] - on the condition that the execution of a sentence of imprisonment or other measure involving deprivation of liberty will take place in the Kingdom of the Netherlands, the prosecutor's office will respect this decision.”
De rechtbank stelt vast dat de terugkeergarantie genoegzaam is omdat, nu de overlevering van de opgeëiste persoon afhankelijk heeft gemaakt van een terugkeergarantie, op ondubbelzinnige wijze is aangegeven dat zal worden meegewerkt aan de terugkeer van de opgeëiste persoon nadat hij in Polen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld. Dat is ook gewaarborgd in het in de bovengenoemde brief van 31 januari 2025 genoemde wetsartikel 607j van het Poolse Wetboek van Strafvordering [4] . Gelet op het vertrouwensbeginsel, gaat de rechtbank er van uit dat de Poolse autoriteiten deze garantie ook gestand doen.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Polen

Inleiding

Nu de overlevering van de opgeëiste persoon wordt gevraagd in verband met een strafrechtelijke vervolging en de opgeëiste persoon (nog) niet is veroordeeld, zal hij na overlevering aan Polen aldaar in voorlopige hechtenis verblijven oftewel in het zogenoemde
remand regime.
In uitspraken vanaf 5 juni 2024 [5] heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. Het kernpunt hierbij is dat voorlopig gedetineerden slechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) krijgen, terwijl zij veelal 23 uren op hun cel doorbrengen. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de voorlopig gedetineerden contact met de buitenwereld kunnen bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
In deze zaak zijn daartoe op 30 december 2024 door het Openbaar Ministerie vragen gesteld over de detentie-omstandigheden in het
remand regime.
De volgende aanvullende informatie is bij de rechtbank binnengekomen.
Bij brief van 17 januari 2025 van de
Circuit Prosecutor’s Office in Katowiceis onder meer de volgende informatie verschaft:
“(…)
I kindly inform you that after the above mentioned person is transferred to Poland, he will be placed in the Remand Centre in Warsaw, from where he will then be transferred to the Remand Centre in Myslowice or the Remand Centre in Tarnowskie Góry (in accordance with the regionalization).
Myslowice
(…)
In response to your questions, I kindly inform you that in the event of incarceration of [opgeëiste persoon] in the Remand Centre in Myslowice, the temporarily detained person has the possibility to participate in cultural and educational activities, physical education and sports. The penitentiary unit also has a book and press lending library and there is the possibility to use audiovisual equipment in the community rooms and residential cells. Temporarily detained persons also have the opportunity to take a walk for at least one hour, and in addition they benefit from the activities indicated above,
(…)
In conclusion, the time spent outside the residential cell depends on the organisational possibilities of the unit as well as the needs and interest of the temporarily detained person in the activities offered. The Remand Centre in Myslowice provides personal space of at least 4 m2 for temporarily detained person in a multi-bed cell (excluding sanitary facilities).
Tarnowski Gory
If, in a situation that [opgeëiste persoon] is placed in the Remand Centre in Tarnowskie Góry, he will be able to take advantage of, among other things, activities offered outside his cell, such as walks and activities in the community room for one hour a day, as well as religious services, depending on his needs reported by him. In the detention centre it is also possible to use the library's collection of books, press and cultural and educational activities which are carried out after the detained person has expressed his willingness to participate in them. The time spent outside the residential cell is no less than two hours per day, including walking and use of the community room. Taking into account the currently applicable legislation, a detainee in the Remand Centre in Tarnowskie Góry is guaranteed at least 3 m2 of living space for the duration of his stay; there is no possibility to guarantee a space of at least 4 m2.
(…)”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Poolse autoriteiten afgegeven detentiegarantie onvoldoende is. De garantie voldoet wel met betrekking tot de detentie- instelling van Myslowice. Voor wat de instelling van Tarnowskie Góry betreft, voldoet deze niet aangezien bij deze instelling door de gedetineerde weliswaar meer dan 2 uur buiten de cel kan worden doorgebracht maar onvoldoende duidelijk is of de gegarandeerde persoonlijke ruimte 3m2 exclusief of inclusief sanitair is. Voor wat betreft de instelling in Warschau voldoet de garantie niet omdat over de detentieomstandigheden geen enkele informatie is verschaft en bovendien niet duidelijk is hoe lang hij in Warschau zal worden gedetineerd.
Standpunt van de officier van justitie
De door de Poolse autoriteiten verschafte informatie is voldoende om het eerder vastgestelde algemene gevaar in de Poolse
remand centerweg te nemen. Dat de Poolse autoriteiten geen informatie hebben verschaft over de detentie-instelling in Warschau doet daar niet aan af omdat deze instelling als een korte tussenstop moet worden gezien en de opgeëiste persoon daar maar kort zal verblijven om vervolgens in de detentie-instelling van Myslowice of Tarnowskie Góry te worden geplaatst.
Oordeel van de rechtbank
Warschau:
In bovengenoemde brief wordt vermeld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering eerst terecht zal komen in de detentie-instelling van Warschau en dat hij van daaruit zal worden geplaatst in de detentie-instelling van Myslowice of die van Tarnowskie Góry.
Van belang is dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie verplicht is uitsluitend de detentieomstandigheden te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis (zie: zaak ML, C-220//18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589).
Hoewel uit (de context van) de aanvullende informatie het erop lijkt dat het verblijf van de opgeëiste persoon in de detentie-instelling in Warschau tijdelijk zal zijn en hij overgeplaatst zal worden, blijkt daaruit niet hoe lang dat tijdelijke verblijf zal duren. Dat betekent dat de rechtbank zal toetsen of plaatsing van de opgeëiste persoon in de detentie-instelling in Warschau een dreigende schending van artikel 4 van het Handvest EU oplevert.
De rechtbank zal daarom het onderzoek ter zitting heropenen en de officier van justitie in de gelegenheid stellen om de volgende vragen ten aanzien van de detentie-instelling in Warschau aan de Poolse autoriteiten voor te leggen:
1. Hoe lang zal de opgeëiste persoon ongeveer verblijven in de detentie-instelling in Warschau voordat hij wordt overgeplaatst naar Mystowice?
2. Hoeveel vierkante meter aan persoonlijke celruimte (exclusief sanitair) krijgt de opgeëiste persoon in deze detentie instelling?
3. Hoeveel uur per dag mag de opgeëiste persoon buiten zijn cel doorbrengen?
Myslowice
Naar het oordeel van de rechtbank is door de Poolse autoriteiten in de hierboven opgenomen aanvullende informatie gegarandeerd dat de opgeëiste persoon ten minste over 4m2 persoonlijke ruimte exclusief sanitair zal beschikken. Voorts kan uit de aanvullende informatie worden afgeleid dat de opgeëiste persoon ten minste 1 uur per dag een wandeling buiten zijn cel kan maken, alsmede dat hij kan meedoen aan activiteiten maar niet kan worden gezegd hoeveel uur per dag dit betreft. Met de bovenstaande informatie is het eerder vastgestelde algemene gevaar in de
Poolse Remand centersweggenomen.
Tarnowskie Gory
Naar het oordeel van de rechtbank is door de Poolse autoriteiten in de hierboven opgenomen aanvullende informatie ook gegarandeerd dat de opgeëiste persoon ten minste 2 uur per dag buiten zijn cel verblijft in deze detentie-instelling en kan meedoen aan verschillende activiteiten in de vorm van wandelingen buiten de cel en van activiteiten die aangeboden worden in de
common roomalsmede dat hij gebruik kan maken van de diensten van de bibliotheek en van diensten op religieus gebied. Ten slotte kan hij meedoen aan culturele- en educatieve activiteiten. Daarnaast worden per gedetineerde een persoonlijke celruimte van 3m2 gegarandeerd maar hier wordt niet bij gezegd of dit inclusief of exclusief sanitaire ruimte is. Vanwege dit laatste punt acht de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht om te kunnen bepalen of op grond van deze informatie het eerder aangenomen algemene gevaar is weggenomen.
Ook met betrekking tot deze detentie instelling zal de rechtbank de officier van justitie in de gelegenheid stellen om de onderstaande vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen.
1. Is de in de brief van 17 januari 2025 garandeerde 3m2 persoonlijke ruimte inclusief of exclusief sanitair?
2. Indien hij ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?

8.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor een onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hierboven onder 7. opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen op grond
van artikel 22, vierde en vijfde lid OLW met 30 dagen en verlengt de geschorste gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak 14 dagen vóór het verstrijken van de verlengde beslistermijn (te weten:
6 april 2025) op zitting moet worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en het nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen de nader te bepalen datum en het nader te bepalen tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie ook de uitspraak van de rechtbank van 14 november 2024 met nummer ECLI:NL:RBAMS:2024:7133.
5.Rechtbank Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3257.