ECLI:NL:RBAMS:2025:1926

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11300234 \ CV EXPL 24-1152
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een overeenkomst van opdracht tussen een architect en een consument

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] over de vraag of er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. [eiser] B.V. vordert betaling van een factuur voor werkzaamheden die zij heeft verricht in het kader van een renovatieproject voor [gedaagde]. [gedaagde] betwist dat er een overeenkomst is en stelt dat het slechts een kennismakingsgesprek betrof. De kantonrechter heeft op 4 april 2025 geoordeeld dat er geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. De rechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat de mondelinge afspraken onvoldoende zijn om een overeenkomst te onderbouwen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] B.V. afgewezen en [eiser] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11300234 \ CV EXPL 24-11552
Vonnis van 4 april 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.J.G. Mengelberg,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.M.T. van den Bosch.

1.Waar gaat deze zaak over?

Tussen [gedaagde] en architect [naam] heeft een gesprek plaatsgevonden over de renovatie van de begane grond van de woning van [gedaagde] . Na dit gesprek heeft [eiser] diverse tekeningen gemaakt. [eiser] vordert betaling van de factuur die ziet op deze werkzaamheden. [gedaagde] meent dat sprake was van een kennismakingsgesprek en dat tussen hem en [eiser] geen overeenkomst tot stand is gekomen. Daarom betaalt hij de factuur niet. De kantonrechter oordeelt dat geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. [gedaagde] is daarom geen vergoeding aan [eiser] verschuldigd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 december 2024
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[naam] (“ [naam] ”) is architect bij [eiser] en hij is daarvan ook bestuurder.
3.2.
[gedaagde] heeft in 2023 besloten op de begane grond van zijn woning twee kamers te renoveren en daarbij een muziekzaal te laten maken. Voor die renovatie heeft [gedaagde] een aannemer benaderd. Deze aannemer heeft [gedaagde] geadviseerd [naam] als architect bij de renovatie te betrekken.
3.3.
Op verzoek van de aannemer heeft [naam] [gedaagde] benaderd en op 30 september 2023 heeft [naam] de woning van [gedaagde] bezocht.
3.4.
Op 10 oktober 2023 heeft [naam] [gedaagde] bericht: ‘We hebben de tekeningen van [de aannemer] gekregen en zijn deze nu aan het overnemen en zullen een passend eerste plan gaan maken’. Op diezelfde dag heeft [gedaagde] geantwoord: ‘OK fijn van de tekeningen’.
3.5.
Op 31 oktober 2023 heeft [naam] samen met een collega de woning van [gedaagde] nogmaals bezocht. [naam] en zijn collega hebben daarbij diverse tekeningen gepresenteerd.
3.6.
Op 15 november 2023 heeft [naam] [gedaagde] in een Whatsapp bericht gevraagd of hij al naar de plannen heeft gekeken. Daarop heeft [gedaagde] geantwoord: ‘zekers heb ik gekeken en hoor je binnenkort (…). Ik ben er blij mee. Gaat om dat we al eigen ideeën hadden en dat ik nu moet wennen aan jullie ideeën en ze moet verwerken. En beslissingen moet nemen’.
3.7.
Op 15 januari 2024 heeft [naam] een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor € 5.989,50. [gedaagde] heeft in reactie daarop laten weten dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. Hij heeft de factuur niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt aan [eiser] te betalen:
€ 5.989,50, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen redelijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2024;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 674,48;
de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] haar op 30 september 2023 heeft verzocht een ontwerp te maken voor de renovatie van de begane grond van zijn woning. [eiser] is daarmee akkoord gegaan en daarmee is tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. [gedaagde] moet daarom loon betalen en is verplicht de onkosten te vergoeden. Partijen hebben niet gesproken over de hoogte van het loon. Een uurtarief van € 125,- is gebruikelijk en redelijk. Ook is het factuurbedrag redelijk afgezet tegen de vermoedelijke aanneemsom van € 350.000,- voor het realiseren van de plannen.
4.3.
[gedaagde] vordert een verklaring voor recht dat tussen partijen geen overeenkomst van opdracht bestaat en afwijzing van de vordering van [eiser] . Als toch een overeenkomst van opdracht tussen partijen bestaat dan vordert [gedaagde] dat de kantonrechter deze overeenkomst vernietigt. Ook vordert [gedaagde] dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt de kosten van deze procedure te betalen.
4.4.
[gedaagde] meent dat geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Op verzoek van de aannemer heeft [gedaagde] ingestemd met een kennismaking met [naam] . [gedaagde] ging ervan uit dat de afspraak met [naam] nodig was zodat de aannemer de plannen (en ook de kosten van de architect) kon meenemen in zijn offerte. Daarbij is [gedaagde] consument. Een overeenkomst met een consument moet schriftelijk zijn vastgelegd. Dit volgt ook uit de gedragscode voor architecten en de algemene voorwaarden (SR’97). Ook moet voor de consument duidelijk zijn wat de kosten van een opdracht zijn. Aan die vereisten heeft [eiser] niet voldaan en daaruit blijkt wel dat nog geen overeenkomst tot stand was gekomen.
Als toch een overeenkomst bestaat dan heeft [eiser] dwingendrechtelijke consumentenbepalingen geschonden zodat de overeenkomst vernietigbaar is.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling

Geen overeenkomst van opdracht
5.1.
Tussen partijen is in geschil of tussen hen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Vast staat dat een schriftelijke overeenkomst ontbreekt. De vraag is of een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Hierna legt de kantonrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5.2.
Voor de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen gelden als uitgangspunt de regels van aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW) samen met de wilsvertrouwensleer (artikel 3:33 en artikel 3:35 BW). Daarbij gelden geen vormvereisten, zodat een overeenkomst ook mondeling tot stand kan komen. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot ontwerpwerkzaamheden of dat [eiser] uit de gedragingen van [gedaagde] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat [gedaagde] aan haar een opdracht heeft verstrekt, met andere woorden: of [eiser] daarop gerechtvaardigd mocht vertrouwen.
5.3.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] [naam] op 30 september 2023 heeft verzocht een voorlopig ontwerp te maken voor de begane grond. [gedaagde] betwist toen een opdracht te hebben verstrekt. Het had op de weg van [eiser] gelegen om haar standpunt nader toe te lichten en te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Zo heeft [eiser] geen (voor bewijs vatbare) feiten gesteld waaruit het door haar gestelde kan blijken, zoals wat precies op 30 september 2023 is besproken en waaruit [naam] dan concreet heeft afgeleid dat aan [eiser] een opdracht werd verstrekt. Integendeel. [naam] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij tijdens die bespreking [gedaagde] ook niet heeft geïnformeerd over de omvang en de kosten van de gestelde opdracht, dat hij geen inschatting heeft gemaakt van het aantal uren dat gewerkt zou worden en dat hij niet heeft verteld wat het te hanteren uurtarief zou zijn. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan zij, hoewel over al deze punten geen duidelijkheid bestond, toch heeft mogen begrijpen dat [gedaagde] haar een opdracht heeft verstrekt. Het voorgaande heeft tot gevolg dat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen.
5.4.
[eiser] heeft nog gewezen op de tussen partijen gewisselde Whatsapp berichten. Uit die berichten volgt dat [eiser] ‘een passend eerste plan’ zou maken. Dit past ook binnen het door [gedaagde] geschetste scenario dat [naam] een impressie zou maken en dat daarna nog bekeken zou worden of hier voor [eiser] een opdracht uit zou voortvloeien. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt daaruit dan ook niet dat [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand was gekomen. Datzelfde geldt voor de door [eiser] gestelde omstandigheid dat [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt toen hij de tekeningen ontving. [gedaagde] ging er niet vanuit dat op hem een betalingsverplichting rustte en hij heeft dit na ontvangst van de factuur meerdere keren kenbaar gemaakt aan [eiser] . Uit het bericht van 15 november 2023 van [gedaagde] kan niet worden afgeleid dat voor het werk van [eiser] , dat kennelijk is verricht terwijl nog volledige onduidelijkheid bestond over de omvang en de kosten, een opdracht was verstrekt door [gedaagde] . Dat [naam] aan het contact met [gedaagde] wellicht de indruk overhield dat hij aan de slag kon blijft voor zijn risico. Het had op de weg van [eiser] gelegen om duidelijk af te stemmen of die indruk terecht was en welke verplichtingen daaruit zouden voortvloeien.
5.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden aangenomen dat een overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand is gekomen. Dat leidt ertoe dat [eiser] geen recht heeft op het door haar gevorderde redelijk loon in de zin van artikel 7:405 BW. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
[gedaagde] heeft geen belang bij een verklaring voor recht
5.6.
[gedaagde] wil in rechte zien vastgesteld dat geen overeenkomst met [eiser] tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord in het midden gelaten of op dit punt sprake is van een eis in reconventie. De kantonrechter merkt het verzoek van [gedaagde] niet aan als een tegenvordering. In zijn verzoek weerspreekt [gedaagde] in feite de vordering van [eiser] . Uit de beoordeling van de vordering van [eiser] vloeit al voort dat van een overeenkomst geen sprake is. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook gezegd dat bij een (separate) verklaring voor recht geen belang bestaat.
Kosten
5.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
745,50
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] B.V. af,
6.2.
veroordeelt [eiser] B.V. in de proceskosten van € 745,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eiser] B.V. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Blok en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.