ECLI:NL:RBAMS:2025:1856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
13/389093-24 (zaak B), 13/383595-25 (zaak B), 13/009175-24 (tu)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen door insluiping met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vier diefstallen, waaronder drie door middel van insluiping. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1989 en momenteel gedetineerd, heeft op de terechtzitting van 4 maart 2025 de feiten bekend. De tenlastelegging omvat diefstal van diverse goederen, waaronder laptops en persoonlijke bezittingen van meerdere aangevers, gepleegd op 6 december 2024 en 13 september 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, terwijl de verdediging heeft gepleit voor een straf van 12 maanden, met reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in haar beslissing. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die materiële schadevergoeding heeft gevorderd, toegewezen tot een bedrag van € 2.773,-, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot immateriële schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/389093-24 (A), 13/383595-24 (B) en 13/009175-24 (tul)
Datum uitspraak: 18 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
nu gedetineerd in: [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.I.P. Hofstee, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.F.R Ketwaru naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
zaak A:
feit 1: diefstal van een laptoptas en/of een laptop van [aangever 1] door middel van insluiping op 6 december 2024 in Amsterdam;
feit 2: diefstal van een portemonnee met inhoud van [aangever 2] door middel van insluiping op 6 december 2024 in Amsterdam;
feit 3: diefstal van een laptop, Ipad, camera, bijbehorende cameratas, bankpas, oorbellen en/of een koptelefoon van [aangever 3] door middel van insluiping op 6 december 2024 in Amsterdam;
zaak B: diefstal van een tas, laptop, laptophoes, jas, adapter, accu, medicijnen en/of een sleutelbos van [aangever 4] op 13 september 2023 in Amsterdam.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en gelden als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor
schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in zaak A en zaak B tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Er is aangifte gedaan van de feiten en verdachte heeft de feiten bekend.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de terechtzitting de tenlastegelegde feiten in zaak A en in zaak B bekend.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de drie tenlastegelegde feiten in zaak A en het ten laste gelegde feit in zaak B heeft gepleegd.
Omdat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, voor deze bewezenverklaarde feiten met de in
bijlage IIgenoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
zaak A
1.
op 6 december 2024 te Amsterdam in een woning aan [adres 1] , een laptoptas en laptop (merk: Acer Aspire 3, kleur: grijs), die aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van insluiping;

2.

op 6 december 2024 te Amsterdam, in een woning aan [adres 2] , een portemonnee met inhoud (te weten o.a. diverse passen), die aan [aangever 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van insluiping;
3.
op 6 december 2024 te Amsterdam, in een woning aan [adres 3] ,
- een laptop (Apple Macbook pro) en
- een Ipad (Apple pro) en
- camera (Nikon D5600) en/of (bijbehorende) cameratas en
- ING bankpas t.n.v. [aangever 3] en
- oorbellen en
- een koptelefoon (merk: Bose),
die [aangever 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van insluiping.
zaak B
op 13 september 2023 te Amsterdam
- een tas (merk Rains) en
- een laptop (merk Apple) en een laptophoes en
- een jas (merk Rains) en
- een adapter (merk Apple) en
- een accu (merk Apple) en
- medicijnen en
- een sleutelbos,
die [aangever 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

6. De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7.De strafmotivering

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd,
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te matigen naar 12 maanden. Daarnaast is verdachte gebaat bij reclasseringstoezicht.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van
verdachte, zoals van een en ander op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal uit een studio op de [hogeschool] en drie diefstallen uit studentenwoningen, door insluiping. Insluiping wordt door bewoners als erg onaangenaam en beangstigend ervaren, omdat een vreemde persoon zonder hun toestemming en medeweten in hun woning is geweest. Dat dit ook hier het geval is, blijkt wel uit de verklaringen van de slachtoffers dat zij lagen te slapen en wakker schrokken toen er ineens een onbekende man in hun slaapkamer stond. Dit soort feiten zorgt bovendien niet alleen voor gevoelens van onveiligheid bij de bewoners, maar ook in de buurt en in de maatschappij in bredere zin. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de bovengenoemde gevolgen en was slechts gericht op eigen financieel voordeel. De rechtbank rekent verdachte deze feiten, en met name de diefstallen uit de studentenwoningen, zwaar aan.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 5 februari 2025 blijkt dat hij al vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Uit het rapport van de reclassering van 8 december 2024 volgt dat de oorzaak hiervan met name is gelegen in zijn drugsverslaving. Verdachte pleegt diefstallen om in deze verslaving te kunnen voorzien. De laatste jaren is het bergafwaarts gegaan en is verdachte terecht gekomen in een negatieve spiraal van verslaving, (verwervings)criminaliteit en detenties. Hierdoor is het ook niet gelukt om begeleiding en behandeling van de grond te laten komen. Hij toonde zich weliswaar gemotiveerd en vastberaden op momenten dat hij vastzat, maar verdween uit beeld zodra hij vrijkwam en verviel dan ook weer snel terug in verslaving en criminaliteit. Verdachte kwam voor het laatst begin november 2024 uit detentie en verdween ook toen uit beeld, ondanks dat hem nadrukkelijk was meegegeven dat dit zijn laatste kans was. Voorgaande maakt dat de reclassering geen heil meer ziet in reclasseringsbemoeienis, ondanks dat zij de noodzaak daarvoor wel ziet.
De straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een insluiping in een woning met veelvuldige recidive een gevangenisstraf van zes maanden is.
Verdachte heeft op de zitting weliswaar bekend dat hij de feiten heeft gepleegd en inzicht getoond in de oorzaken van zijn gedrag, maar gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding deze straf nog verder te matigen, zoals de raadsman heeft verzocht.

8.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Purdon

De benadeelde partij [aangever 4] vordert € 2.773,- aan vergoeding van materiële schade en € 7.523,12 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de materieel gevorderde schade geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet volgens haar niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gevorderde immateriële schade nu deze schade onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is op dit punt ook niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 13 september 2023.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering ten aanzien van de immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft weliswaar aangegeven dat hij na de diefstal last had van paranoia, maar - voor zover hier al kon worden gesproken van psychisch letsel dat recht geeft op schadevergoeding - heeft de benadeelde partij dit verder niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van een deskundige (psycholoog of psychiater). Nu dergelijke onderbouwing ontbreekt, wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaard voor wat betreft de immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij kan zich voor dit deel van zijn vordering eventueel wenden tot de burgerlijk rechter.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangever 4] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging

Bij de stukken bevindt zich de vordering van 21 januari 2025 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/009175-24, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 9 juli 2024 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, te weten 4 maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de bepaalde proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken zit ook een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd te verlengen of om de opgelegde vrijheidsstraf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te bevelen.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A
telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van insluiping, meermalen gepleegd
ten aanzien van zaak B
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] toetot een bedrag van
€ 2.773,- (tweeduizend zevenhonderd drieënzeventig euro) aan vergoeding van materiële, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 13 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 4] aan de Staat € 2.773,- (tweeduizend zevenhonderd drieënzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 37 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 9 juli 2024, namelijk
4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Sanders, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2025.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]