ECLI:NL:RBAMS:2025:1853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11250959 \ CV EXPL 24-10334
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur op basis van schijn van volmacht in een handelsrelatie

In deze zaak vordert [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], betaling van een factuur van € 6.292,00 van de gedaagde partij, Amstelveense Taxicentrale van Dommelen B.V. (hierna: Van Dommelen). De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die zou zijn gesloten door [naam], die als vertegenwoordiger van Van Dommelen optrad. De procedure begon met een dagvaarding op 4 juli 2024, waarin [eiser] zijn vordering uiteenzette, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Van Dommelen betwistte de vordering en stelde dat [naam] niet bevoegd was om de overeenkomst te sluiten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] in het verleden meerdere keren werkzaamheden voor Van Dommelen heeft verricht, waarbij [naam] steeds als vertegenwoordiger optrad. De rechter oordeelde dat [eiser] redelijkerwijs mocht aannemen dat [naam] ook in dit geval bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. Van Dommelen erkende dat zij eerder door [naam] was vertegenwoordigd, maar stelde dat dit in dit specifieke geval niet gold. De rechter oordeelde dat de overeenkomst tussen [eiser] en Van Dommelen tot stand was gekomen, en dat Van Dommelen de factuur niet had betwist.

Uiteindelijk werd de vordering van [eiser] grotendeels toegewezen, inclusief de hoofdsom, wettelijke handelsrente en een minimumbedrag voor buitengerechtelijke incassokosten. Van Dommelen werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. H.J. Schaberg, bijgestaan door mr. R.D. Lok, op 28 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11250959 \ CV EXPL 24-10334
Vonnis van 28 februari 2025
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. Leung,
tegen
AMSTELVEENSE TAXICENTRALE VAN DOMMELEN B.V.,
gevestigd in Amstelveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Van Dommelen,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juli 2024, waarin de naam van Van Dommelen is gespeld als Amsterveense Taxicentrale van Dommelen B.V., wat de kantonrechter heeft opgevat als een kennelijke verschrijving,
- het schriftelijk verweer,
- de conclusie van repliek,
- de reactie op de conclusie van repliek,
- de akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft een autoschadeherstelbedrijf.
2.2.
Van Dommelen is een taxibedrijf.
2.3.
Tussen 2019 en 2023 heeft [eiser] vier keer onderhoudswerkzaamheden aan auto’s en bussen voor Van Dommelen verricht. Steeds gaf de heer [naam] (hierna: [naam] ) opdracht voor de werkzaamheden, factureerde [eiser] aan Van Dommelen en betaalde Van Dommelen de factuur.
2.4.
[naam] gaf vervolgens een nieuwe opdracht aan [eiser] om een Mercedes sprinter over te spuiten. Op 20 juni 2023 factureerde [eiser] aan Van Dommelen € 6.292,00 voor deze werkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van Van Dommelen tot betaling van:
Een hoofdsom van € 6.292,00, vermeerderd met € 667,95 aan reeds berekende wettelijke handelsrente over de periode vanaf de vervaldatum van de factuur tot de datum van de dagvaarding en de nog te berekenen wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding;
Buitengerechtelijke incassokosten van € 1.142,00 inclusief btw;
De kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij met Van Dommelen, die daarbij werd vertegenwoordigd door [naam] , is overeengekomen dat hij tegen betaling van € 6.292,00 de auto zou overspuiten, althans dat hij erop mocht vertrouwen dat [naam] bevoegd was om namens Van Dommelen deze overeenkomst (hierna: de overeenkomst) te sluiten.
3.3.
Van Dommelen concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Van Dommelen voert aan dat zij geen toestemming aan [naam] heeft gegeven om haar bij het aangaan van de overeenkomst te vertegenwoordigen, zodat zij er niet aan gebonden is.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat Van Dommelen sinds 2019 meerdere keren onderhoudswerkzaamheden aan auto’s en bussen voor Van Dommelen heeft verricht. Steeds werd Van Dommelen vertegenwoordigd door [naam] . Daarom stelt [eiser] dat hij ervan uit mocht gaan dat [naam] bevoegd was om Van Dommelen opnieuw te vertegenwoordigen.
4.2.
Van Dommelen erkent dat zij zich op vier eerdere gelegenheden liet vertegenwoordigen door [naam] bij het aangaan van een overeenkomst met [eiser] . Echter, volgens Van Dommelen heeft [naam] in dit geval zelfstandig en zonder medeweten of toestemming van Van Dommelen de opdracht aan [eiser] verstrekt. De Mercedes sprinter waar het nu om gaat is namelijk helemaal niet van Van Dommelen. Bovendien was de Mercedes sprinter bedoeld voor rouwvervoer, en Van Dommelen doet alleen aan personenvervoer.
4.3.
Partijen hebben in de stukken gediscussieerd over de eigendom van de auto. Die is echter voor de kantonrechter niet van belang. Dat de auto mogelijk niet van Van Dommelen was, sluit immers niet uit dat zij daaraan wel reparaties kan laten uitvoeren. Dat hangt af van de afspraken die zij daarover met de eigenaar heeft gemaakt. Van Dommelen erkent dit zelf ook, waar zij stelt dat zij de auto eerder een tijdje heeft gehuurd en dat zij daarbij zelf de verantwoordelijkheid had voor reparaties. De kantonrechter laat dus in het midden wie de eigenaar was van de auto.
4.4.
Ook de stelling dat Van Dommelen alleen personenvervoer doet, en geen rouwvervoer is voor de kantonrechter niet van belang. Van Dommelen erkent immers zelf dat zij de auto een tijdje heeft gehuurd. Kennelijk heeft zij de auto dus toch enige tijd gebruikt voor haar bedrijf.
4.5.
Artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat indien een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, het de wederpartij niet kan worden tegengeworpen dat een toereikende volmacht daartoe ontbrak, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen, en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen, dat een toereikende volmacht wel was verleend. De schijn dat een toereikende volmacht is verleend kan volgen uit het feiten en omstandigheden die voor risico van – in dit geval – Van Dommelen komen. Hieronder wordt ook begrepen het laten voortbestaan van een bepaalde situatie. [1]
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] redelijkerwijze mocht aannemen dat aan [naam] een toereikende volmacht was verleend om de overeenkomst namens Van Dommelen aan te gaan. Van Dommelen voert terecht aan dat drie van de vier eerdere opdrachten voor veel lagere bedragen (slechts enkele honderden euro’s) waren. Daar staat echter tegenover dat [naam] slechts anderhalve maand eerder een – zowel qua aard als qua omvang – vergelijkbare opdracht aan [eiser] verstrekte. Dat ging namelijk ook om het overspuiten van een auto voor een paar duizend euro. Van Dommelen heeft de factuur voor die werkzaamheden zonder protest betaald. Onder die omstandigheid mocht [eiser] erop vertrouwen dat [naam] bevoegd was ook de overeenkomst voor de Mercedes sprinter namens Van Dommelen met [eiser] aan te gaan.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de overeenkomst is gesloten tussen [eiser] en Van Dommelen. Van Dommelen heeft niet betwist dat [eiser] de werkzaamheden heeft uitgevoerd en ook geen verweer gevoerd tegen de prijs. Dat betekent dat de hoofdsom wordt toegewezen.
4.8.
De wettelijke handelsrente over de hoofdsom is toewijsbaar zoals die is gevorderd.
4.9.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Van Dommelen heeft echter voldoende gemotiveerd betwist dat incassowerkzaamheden zijn verricht die toewijzing van de gevorderde € 1.142,00 aan buitengerechtelijke incassokosten rechtvaardigen, nu het incassobureau slechts enkele standaardaanmaningen heeft verstuurd en niet inhoudelijk heeft gereageerd op pogingen van Van Dommelen om duidelijk te maken waarom zij zich niet aansprakelijk acht voor voldoening van de facturen. Omdat de overeenkomst tussen partijen een handelsovereenkomst is, wijst de kantonrechter alleen op grond van artikel 6:96 lid 4 BW een het wettelijk minimumbedrag van € 40,00 toe. Over de buitengerechtelijke kosten is geen btw verschuldigd, omdat [eiser] die kan verrekenen.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
6.292,00
- reeds berekende handelsrente
667,95
- buitengerechtelijke incassokosten
40,00
+
Totaal
6.999,95
4.11.
Van Dommelen is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.176,22
4.12.
[eiser] vordert wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De handelsrente geldt echter niet voor deze kosten. De kantonrechter wijst hierover dus slechts de wettelijke rente toe vanaf de dagvaarding (voor de buitengerechtelijke kosten), dan wel vanaf veertien dagen na het vonnis (voor de proceskosten).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Van Dommelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.999,95, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de hoofdsom van € 6.292,00, met ingang van 4 juli 2024 tot de dag van volledige betaling, en de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten van € 40.00, met ingang van 4 juli 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Van Dommelen in de proceskosten van € 1.176,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis en met de kosten van betekening als Van Dommelen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, bijgestaan door mr. R.D. Lok, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.

Voetnoten

1.Dat staat in het arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2022, te vinden op