ECLI:NL:RBAMS:2025:1795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11066062 \ CV EXPL 24-4007
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing consumentenrecht; uurtarief advocaat; niet duidelijk en begrijpelijk; oneerlijk prijsbeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde 1] en de erfgenaam van mr. [erflater]. [Eiser] stelt dat hij onterecht facturen heeft ontvangen van mr. [erflater], die hem als advocaat bijstond in strafzaken. Hij vordert terugbetaling van een bedrag van € 11.331,85, dat hij volgens hem onverschuldigd heeft betaald. [Gedaagde 1], een advocatenkantoor, wordt door [eiser] aangesproken op haar zorgplicht, omdat zij de facturen van mr. [erflater] niet heeft gecontroleerd. De erfgenaam van mr. [erflater] vordert op zijn beurt betaling van openstaande facturen van [eiser]. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde 1] haar verplichtingen niet heeft geschonden en dat het contract tussen [eiser] en mr. [erflater] onvoldoende duidelijk is over de betalingsverplichtingen. De kantonrechter concludeert dat de prijsafspraak oneerlijk is, omdat deze niet transparant is geformuleerd. Hierdoor wordt het contract vernietigd, wat betekent dat [eiser] geen betaling aan mr. [erflater] verschuldigd is. De erfgenaam moet [eiser] € 11.331,85 terugbetalen, terwijl de vordering van [eiser] tegen [gedaagde 1] wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de partijen die in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11066062 \ CV EXPL 24-4007
Vonnis van 21 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
eiser,
verweerder in de tegenvordering (reconventie),
gemachtigde: mr. E.C. Kerkhoven,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Gardeslen,

2.2. [gedaagde 2] ,

in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiser in de tegenvordering (reconventie),
gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas.
De kantonrechter noemt partijen hierna [eiser] , [gedaagde 1] en erfgenaam.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] was cliënt van mr. [erflater] (erflater). Hij vindt dat mr. [erflater] hem onterechte facturen heeft gestuurd. Volgens [eiser] heeft hij daardoor te veel betaald aan mr. [erflater] en nu wil hij dat de erfgenaam en/of [gedaagde 1] het geld aan hem terugbetaalt. [gedaagde 1] is een advocatenkantoor waarmee mr. [erflater] een samenwerkingsverband had. [gedaagde 1] had de facturen die mr. [erflater] stuurde moeten controleren. Dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde 1] vindt niet dat zij verplicht was de facturen van mr. [erflater] te controleren. De erfgenaam vindt dat [eiser] niet te veel aan mr. [erflater] heeft betaald, maar juist dat [eiser] nog geld moet betalen. Hij wil dat [eiser] de openstaande facturen betaalt.
1.2.
De kantonrechter beslist dat [gedaagde 1] haar verplichtingen jegens [eiser] niet heeft geschonden. [gedaagde 1] hoeft hem dus niets te betalen.
1.3.
Verder beslist de kantonrechter dat het contract tussen [eiser] en mr. [erflater] onvoldoende duidelijk is over het bedrag dat [eiser] aan mr. [erflater] moet betalen voor het werk dat mr. [erflater] zou doen. In het contract staat namelijk alleen het uurtarief van mr. [erflater] . Deze prijsafspraak is oneerlijk omdat [eiser] , die in deze verhouding consument is, daardoor in een zwakkere positie zat dan mr. [erflater] , die onbeperkt uren kon declareren. De prijsafspraak geldt daarom niet en daardoor vervalt de rest van het contract ook. De erfgenaam moet [eiser] geld terugbetalen en [eiser] hoeft geen onbetaalde facturen aan de erfgenaam te betalen.

2.De procedure

2.1.
In het dossier zitten:
- de dagvaarding van 21 maart 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] met producties,
- de conclusie van antwoord met tegenvordering van erfgenaam met producties,
- het tussenvonnis van 9 juli 2024,
- de conclusie van antwoord op de tegenvordering,
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 februari 2025.
2.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat zij vandaag haar beslissing geeft.

3.De beoordeling

de achtergrond
3.1.
[gedaagde 1] is een advocatenkantoor in de vorm van een kostenmaatschap. Mr.
[erflater] was tot zijn overlijden op [overlijdensdatum] 2022 een van de maten bij [gedaagde 1] . De erfgenaam was de broer van mr. [erflater] en is vereffenaar van de nalatenschap.
3.2.
[eiser] werd in 2017 verdacht van strafbare feiten. Hij heeft toen mr. [erflater] de opdracht gegeven om hem bij te staan in twee strafzaken en twee cassatiezaken. [eiser] en mr. [erflater] hebben een overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: contract). Zij hebben daarbij een uurtarief afgesproken van € 240 exclusief btw. In de strafzaak van [eiser] bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft [eiser] een toevoeging [1] gekregen. Hij heeft daarom met mr. [erflater] afgesproken dat mr. [erflater] zijn facturen voor het werk in die zaak naar de Raad voor de Rechtsbijstand zou sturen.
3.3.
Mr. [erflater] heeft [eiser] tussen augustus 2017 en september 2022 bijgestaan in de verschillende procedures. Voor zijn werk heeft hij facturen gestuurd aan [eiser] van in totaal € 114.731,37. [eiser] heeft € 101.687,77 betaald.
de bespreking van de vorderingen en de tegenvordering
3.4.
In deze zaak gaat het om drie verschillende vorderingen:
de vordering van [eiser] tegen [gedaagde 1] ;
de vordering van [eiser] tegen de erfgenaam;
de tegenvordering van de erfgenaam tegen [eiser] ;
De kantonrechter bespreekt hierna eerst de vordering van [eiser] tegen [gedaagde 1] en daarna de vorderingen van [eiser] en de erfgenaam.
de vordering van [eiser] tegen [gedaagde 1]
de kant van [eiser]
3.5.
Volgens [eiser] heeft mr. [erflater] facturen gestuurd voor niet verrichte werkzaamheden waarvoor ook geen opdracht was gegeven en voor werkzaamheden die vallen onder de toevoeging, waarvoor hij dus niet hoefde te betalen. Die facturen heeft [eiser] onverschuldigd betaald en wil hij terugbetaald zien. Het gaat om een bedrag van € 11.331, 85. [eiser] heeft voor de procedures over de aangifte tegen de Officieren van Justitie, een procedure artikel 12 Wetboek van Strafvordering en de tuchtrechtelijke procedures geen opdracht gegeven aan mr. [erflater] . Mr. [erflater] heeft in het kader van deze procedures ook geen werk verricht. Voor de niet verrichte werkzaamheden gaat het om de facturen [nummer 1] van 26 augustus 2018, [nummer 2] van 21 juni 2019 en [nummer 3] en [nummer 4] van 5 februari 2020. Het werk dat mr. [erflater] heeft gedaan in de procedure bij de rechtbank Zeeland West-Brabant valt onder de verleende toevoeging. De factuur die mr. [erflater] daarvoor stuurde had daarom niet bij [eiser] in rekening gebracht mogen worden. Dat is de factuur met nummer [nummer 5] van 18 april 2019.
3.6.
Volgens [eiser] heeft mr. [erflater] deze facturen ten onrechte verstuurd doordat diens gezondheid slecht was. Doordat Mr. [erflater] leed aan depressiviteit kon hij zijn werk niet goed doen en heeft hij beroepsfouten gemaakt. [gedaagde 1] had een zorgplicht jegens [eiser] om deze fouten te voorkomen. Zij had toezicht moeten houden op het handelen van mr. [erflater] . Dat heeft zij niet gedaan terwijl achteraf is gebleken dat daar reden voor was. [gedaagde 1] is dus tekortgeschoten in de zorgplicht jegens [eiser] door de facturen die mr. [erflater] stuurde niet te controleren. Het was bij [gedaagde 1] bekend dat mr. [erflater] depressief was en daarvoor onder behandeling stond. Door niet te voldoen aan haar zorgplicht heeft [gedaagde 1] een onrechtmatige daad gepleegd jegens [eiser] . Ook heeft zij daarmee haar contractuele zorgplicht geschonden omdat [gedaagde 1] partij is bij de opdrachtovereenkomst. Dat is een tekortkoming van [gedaagde 1] . [eiser] heeft schade geleden door het niet ingrijpen van [gedaagde 1] ter hoogte van de bedragen van de drie facturen. [gedaagde 1] moet dus worden veroordeeld om € 11.331,85 aan [eiser] te betalen.
de kant van [gedaagde 1]
3.7.
[gedaagde 1] is het niet eens met [eiser] . [eiser] had alleen een contract met mr. [erflater] en niet met haar. Dat blijkt duidelijk uit de opdrachtbevestiging. In de algemene voorwaarden staat bovendien uitdrukkelijk dat:
“alle opdrachten worden geacht uitsluitend te zijn gegeven aan en aanvaard door de betreffende advocaat.”[gedaagde 1] had daarom uit hoofde van het contract geen verplichtingen jegens [eiser] en kan daarin dus niet zijn tekortgeschoten. Ook had zij geen niet-contractuele zorgplicht jegens [eiser] . Mr. [erflater] was weliswaar maat bij [gedaagde 1] maar hij werkte net zoals de andere advocaten zelfstandig. [gedaagde 1] is een kostenmaatschappij en mr. [erflater] voerde geheel voor eigen rekening en risico werkzaamheden uit op grond van het contract met [eiser] . [gedaagde 1] en de aangesloten advocaten hielden geen toezicht op elkaar in de zin dat zij elkaars werk controleerden. Dat zou wellicht anders zijn als er bij [gedaagde 1] klachten over mr. [erflater] zouden zijn binnen gekomen of als [gedaagde 1] aanwijzingen had dat het nodig was om in te grijpen. Daar is geen sprake van geweest. Klachten van depressiviteit zijn op zichzelf niet genoeg om het werk van mr. [erflater] te controleren. Bovendien wist [gedaagde 1] pas van deze klachten nadat de facturen waar het hier om gaat zijn verstuurd door mr. [erflater] . De kantonrechter moet de vordering dus afwijzen.
3.8.
[eiser] moet de volledige proceskosten van [gedaagde 1] betalen omdat hij van tevoren had moeten begrijpen dat zijn vordering kansloos was. Hij was zelf advocaat en wist dus dat bij een kostenmaatschappij iedere advocaat volledig zelfstandig werkt. Het had voor [eiser] dus duidelijk moeten zijn dat hij niet mede een contract met [gedaagde 1] had gesloten. Verder heeft hij niet genoeg gesteld over de zorgplicht die [gedaagde 1] zou hebben geschonden. [eiser] had dus moeten weten dat er geen grondslag was voor deze vordering. Hij heeft daarom [gedaagde 1] nodeloos in de procedure betrokken.
het oordeel van de kantonrechter
3.9.
[gedaagde 1] hoeft geen geld te betalen aan [eiser] omdat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij haar zorgplicht tegenover [eiser] heeft geschonden. [gedaagde 1] heeft betwist dat op haar op grond van de overeenkomst of anderszins een zorgplicht rustte. De kantonrechter vindt dat ook als zij zou aannemen dat van zo’n zorgplicht wel sprake is, niet is komen vast te staan dan [gedaagde 1] daaraan niet heeft voldaan. [gedaagde 1] was pas op de hoogte van de gezondheidsproblemen van mr. [erflater] vanaf de tweede helft 2021. De facturen die mr. [erflater] volgens [eiser] onterecht heeft verstuurd zijn van vóór die datum. De eerste is van 26 augustus 2018 en de laatste van 5 februari 2020 (zie 3.5). [gedaagde 1] had toen in ieder geval geen aanleiding om toezicht te houden op de handelswijze van mr. [erflater] . [eiser] stelt verder niet dat er andere aanwijzingen waren op grond waarvan [gedaagde 1] had moeten ingrijpen. De kantonrechter ziet geen aanknopingspunten voor de stelling dat [gedaagde 1] de plicht had om de facturen van mr. [erflater] in de periode 2018-2020 te controleren. Dat [gedaagde 1] de facturen niet heeft gecontroleerd is dus geen tekortkoming in de nakoming van een contractuele verplichting jegens [eiser] (als er al sprake was van een contract tussen hen, wat [gedaagde 1] ontkent) en ook geen onrechtmatige daad. Omdat naar eigen zeggen [eiser] de facturen heeft betaald aan mr. [erflater] en niet aan [gedaagde 1] , kan er ook geen sprake zijn van onverschuldigde betaling door [eiser] aan [gedaagde 1] . Op die grond kan hij dus ook geen geld krijgen van [gedaagde 1] . De vordering van [eiser] op [gedaagde 1] wordt dus afgewezen.
3.10.
[eiser] moet de proceskosten van [gedaagde 1] betalen omdat hij ongelijk heeft gekregen. Bij een veroordeling in de proceskosten geldt als uitgangspunt dat de kosten voor het salaris van een gemachtigde / advocaat door de kantonrechter worden bepaald op basis van vaste tarieven die gekoppeld zijn aan de hoogte van de hoofdsom. Deze tarieven liggen over het algemeen lager dan de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand. [gedaagde 1] heeft in dit geval gevraagd om [eiser] in de werkelijk gemaakte kosten te veroordelen. De kantonrechter ziet daarvoor geen aanleiding. De kantonrechter kan de ene partij de werkelijke proceskosten van de andere partij laten betalen als sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van een vordering, gelet op de overduidelijke ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Bijvoorbeeld als de vordering wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de partij de onjuistheid kende of op stellingen waarvan zij van tevoren had moeten begrijpen dat ze kansloos waren. De kantonrechter vindt dat geen sprake is van zo’n situatie.
3.11.
De kantonrechter stelt de kosten van [gedaagde 1] vast op:
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten × tarief 406,00)
- nakosten € 135,00
Totaal € 947,00
de vorderingen van [eiser] en de erfgenaam
3.12.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe en wijst de tegenvordering van de erfgenaam af. Dit zijn de redenen daarvoor.
ambtshalve toets
3.13.
[eiser] en de erfgenaam doen beide een beroep op het contract tussen [eiser] en mr. [erflater] . Als het hier gaat om een contract tussen een consument en een handelaar, moet de kantonrechter het contract en de totstandkoming ervan toetsen op een aantal punten. Dat moet ook als partijen, zoals in dit geval, er niet zelf over beginnen. Deze controle moet de kantonrechter doen voordat zij ingaat op de inhoudelijke standpunten van [eiser] en de erfgenaam.
3.14.
Mr. [erflater] heeft het contract gesloten in de uitoefening van zijn functie als advocaat en dus als handelaar. De kantonrechter gaat hierna in op de vraag of [eiser] is aan te merken als consument.
[eiser] is consument
3.15.
Een consument is iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Het begrip consument moet ruim worden uitgelegd. De vraag of [eiser] bij het sluiten van het contract handelde in de uitoefening van zijn beroep moet worden bepaald aan de hand van een ‘functioneel criterium’, namelijk of de contractuele verhouding tussen hem en mr. [erflater] deel uitmaakt van activiteiten die te maken hebben met de uitoefening van het beroep van [eiser] . Het begrip consument is een objectief begrip dat losstaat van de concrete kennis die [eiser] heeft of kan hebben. [2]
3.16.
[eiser] heeft mr. [erflater] gevraagd om zijn advocaat te zijn voor een privé aangelegenheid. Hij wilde namelijk dat mr. [erflater] hem bijstond in de strafzaken waarbij hij zelf als verdachte werd aangemerkt. Bij het aangaan van de overeenkomst met mr. [erflater] handelde [eiser] dan ook niet in de uitoefening van zijn beroep. Daarom is hij bij deze overeenkomst consument.
3.17.
Omdat [eiser] een consument is en mr. [erflater] handelde in zijn beroep als advocaat moet de kantonrechter nagaan hoe destijds de afspraken over de betalingsverplichting van [eiser] zijn gemaakt en of die afspraken voldoen aan de eisen van het consumentenrecht. Volgens de Europese richtlijn moet de kantonrechter bij bepalingen die zien op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst (hierna: kernbedingen) waarover niet afzonderlijk is onderhandeld toetsen of ze transparant zijn (duidelijk en begrijpelijk geformuleerd). Als het kernbeding niet transparant is moet de kantonrechter toetsen of het beding oneerlijk is. [3]
het uurtarief is een kernbeding
3.18.
De kantonrechter vindt de prijsafspraken een kernbeding omdat ze zien op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst. De essentie van de overeenkomst is immers het verlenen van juridische diensten tegen betaling.
niet onderhandeld
3.19.
[eiser] stelt dat mr. [erflater] en hij niet hebben onderhandeld over de prijs. Volgens hem was het afgesproken tarief het standaard uurtarief van mr. [erflater] . De erfgenaam betwist dat er niet is onderhandeld, omdat hij dit niet weet. De kantonrechter begrijpt dat de erfgenaam in een lastige procespositie zit omdat hij niet aanwezig was bij het maken van de prijsafspraken tussen mr. [erflater] en [eiser] . Maar, omdat er geen aanwijzingen zijn dat er is onderhandeld over het uurtarief en de erfgenaam niet heeft betwist dat het om het standaard tarief van mr. [erflater] gaat, gaat de kantonrechter ervan uit dat dit niet is gebeurd. Dit betekent dat zij vervolgens moet controleren of de prijsafspraak voldoende duidelijk is.
niet transparant
3.20.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat het kostenbeding in het contract van mr. [erflater] en [eiser] niet voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd, omdat de kosten alleen zijn vastgelegd als uurtarief, zonder dat verder duidelijk is gemaakt wat de totale kosten (ongeveer) zullen zijn.
3.21.
Het Europese hof van justitie heeft uitgemaakt dat een advocaat aan de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie moet geven waarmee de consument weloverwogen kan beslissen of hij met de advocaat een contract wil sluiten. Die informatie moet aanwijzingen bevatten waarmee de consument de totale kosten van het werk van de advocaat kan inschatten. [4] Bijvoorbeeld een inschatting van de voorzienbare of minimale uren die nodig zijn om bepaalde werkzaamheden te verrichten. Met alleen een uurtarief kan de gemiddelde consument niet alle financiële gevolgen inschatten. [eiser] kon alleen met het in het contract genoemde uurtarief niet voorspellen hoeveel hij in totaal voor het werk van mr. [erflater] zou moeten betalen. Dat [eiser] zelf advocaat was maakt niet uit, omdat de kantonrechter voor de toets moet uitgaan van de gemiddelde consument. Dat is een objectief criterium. Het staat dus los van de concrete kennis die [eiser] had of kon hebben.
3.22.
De inhoud van de prijsafspraak in het contract is dus niet duidelijk en begrijpelijk geformuleerd en voldoet daarom niet aan de vereiste transparantie.
niet eerlijk
3.23.
Omdat de prijsafspraak niet transparant is, moet de kantonrechter beoordelen of het oneerlijk is. Het gaat daarbij om de vraag of het evenwicht tussen de rechten en plichten uit het contract in het nadeel van de consument aanzienlijk wordt verstoord. Daarbij moet de kantonrechter rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Onder andere de omstandigheid dat [eiser] bij het aangaan van het contract de financiële gevolgen van het contract niet kon inschatten. Een uurtarief dat niet is ingekaderd biedt mr. [erflater] de mogelijkheid om onbeperkt uren te declareren en kosten in rekening te brengen. Daardoor ontbreekt het vereiste evenwicht.
3.24.
Omdat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen heeft de kantonrechter zich de vraag gesteld of het evenwicht tussen beiden werd gecompenseerd door de omstandigheid dat [eiser] zelf ook advocaat was. Anders dan een gemiddelde consument zou hij gezien zijn ervaring mogelijk wel een inschatting hebben kunnen maken van de totaal te besteden uren en/of in een meer gelijkwaardige positie verkeren ten opzichte van mr. [erflater] . Daar staat tegenover dat [eiser] een kwetsbare positie had op het moment dat hij het contract met mr. [erflater] sloot. Op dat moment was hij verdachte in twee strafzaken en verwikkeld in meerdere rechtszaken. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat dit veel stress en onzekerheid opleverde voor [eiser] , zoals hij stelt. Hij bevond zich bovendien in een afhankelijk positie door de noodzaak om juridische bijstand te krijgen in zijn strafzaken. Deze omstandigheden bij elkaar maken dat het evenwicht van rechten en plichten in het nadeel van [eiser] aanzienlijk is verstoord. De prijsafspraak is dus oneerlijk.
gevolgen
3.25.
Een van de kernpunten van de richtlijn is dat oneerlijke bedingen niet bindend zijn voor de consument, maar de rest van de overeenkomst geldig blijft waar dit wettelijk mogelijk is. Als het wettelijk niet mogelijk is de overeenkomst in stand te houden, geldt dat het vervallen van de overeenkomsten geen ernstige nadelige gevolgen moet hebben voor de consument; het doel van de richtlijn is immers dat juist die consument wordt beschermd. Alleen in de situatie dat het vervallen van de hele overeenkomst voor de consument (dus niet voor de handelaar) wél ernstige gevolgen heeft, kan de rechter het geschrapte beding vervangen door een bepaling van aanvullend recht en zo de overeenkomst in stand houden.
3.26.
Omdat de prijsafspraak oneerlijk is, wordt het beding op grond van artikel 6:233 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vernietigd met als gevolg dat het beding geacht wordt nooit te hebben bestaan. Omdat een overeenkomst van opdracht met een opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep (zoals mr. [erflater] ) op grond van artikel 7:405 BW niet kan bestaan zonder loon, betekent dit in samenhang met artikel 3:41 BW dat de hele overeenkomst vervalt.
3.27.
Aangezien de overeenkomst al is uitgevoerd heeft de vernietiging van het beding en het vervallen van de overeenkomst in dit geval geen ernstige nadelige gevolgen voor de consument, [eiser] . Daarom is er geen noodzaak om het prijsbeding te vervangen door een andere bepaling van aanvullend recht. Uitgangspunt is dat [eiser] niet gehouden was een vergoeding aan mr. [erflater] te betalen, omdat hij in de situatie moet worden gebracht waarin hij had verkeerd als het prijsbeding niet had bestaan. Hij had de facturen waarvan hij terugbetaling vordert dus niet hoeven te betalen. De erfgenaam moet daarom € 11.331,85 terugbetalen aan [eiser] . De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] dus toe. Verder heeft de erfgenaam om dezelfde reden geen recht op betaling van onbetaald gebleven facturen. De kantonrechter wijst zijn vordering dus af.
3.28.
[eiser] en de erfgenaam hebben over en weer verklaringen voor recht gevorderd. Zij hebben niet toegelicht welk zelfstandig belang zij hebben bij toewijzing van die verklaringen, naast de gevorderde bedragen. De kantonrechter wijst deze vorderingen daarom af.
3.29.
Bij deze uitkomst komt de kantonrechter niet toe aan de andere standpunten van [eiser] en de erfgenaam.
proceskosten
3.30.
De erfgenaam moet de proceskosten betalen omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter stelt de kosten van [eiser] voor diens vordering vast op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten × tarief 406,00)
- nakosten € 135,00
Totaal € 1.169,97
3.31.
De kantonrechter stelt de kosten van [eiser] voor de tegenvordering van de erfgenaam vast op € 406,00 (2 punten x 0,5 x tarief € 406,00).
3.32.
De kantonrechter wijst de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toe zoals in de beslissing staat.

4.De beslissing

De kantonrechter
de vordering van [eiser] tegen de erfgenaam
4.1.
veroordeelt de erfgenaam om aan [eiser] € 11.331,85 te betalen,
4.2.
veroordeelt de erfgenaam in de proceskosten van [eiser] van € 1.169,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de erfgenaam niet op tijd aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de wettelijke Btagkosten van betekening betalen, [5]
4.3.
veroordeelt de erfgenaam tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
de vordering van [eiser] tegen [gedaagde 1]
4.4.
wijst de vordering jegens [gedaagde 1] af,
4.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde 1] van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet op tijd aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de wettelijke Btagkosten van betekening betalen,
de tegenvordering van de erfgenaam
4.6.
wijst de vordering van de erfgenaam af,
4.7.
veroordeelt de erfgenaam in de proceskosten van [eiser] van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de erfgenaam niet op tijd aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de wettelijke Btagkosten van betekening betalen,
in de vorderingen tegen [gedaagde 1] en de erfgenaam en in de tegenvordering
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
4.9.
verklaart de veroordelingen onder 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 en 4.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2025.

Voetnoten

1.Bij een toevoeging ontvangt degene die rechtsbijstand nodig heeft daarvoor een vergoeding van de staat via de Raad voor de Rechtsbijstand.
2.Zie de arresten van het Europees Hof van Justitie van 8 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:455 en van 14 november 2024, ECLI:EU:C:2024:957.
3.Artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, de uitspraak van de Hoge Raad van 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691 en het arrest van Europees Hof van Justitie van 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14.
4.Zie eerder genoemd arrest van Europees Hof van Justitie van 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 40.
5.Btag is het tarief van het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders