3.4.1.Ten aanzien van feit 1 (overtreding Arbowet)
Feit 1 betreft handelen in strijd met arbeidsomstandighedenregelgeving die ziet op de relatie tussen werkgever en werknemer. Daarom zal de rechtbank hierna eerst beoordelen of verdachte als werkgever van [naam werknemer] in de zin van artikel 1 van de Arbowet (geldend op 9 augustus 2022) kan worden aangemerkt. Hiervoor is van belang of [naam werknemer] onder het gezag van verdachte arbeid verrichtte. Uit het dossier komt op dit punt het volgende naar voren.
Door de arbeidsinspecteur [naam arbeidsinspecteur] is onderzoek gedaan naar de arbeidsrelatie tussen verdachte en [naam werknemer] . Daarover is het volgende geverbaliseerd. [naam eenmanszaak] was de eenmanszaak van [naam werknemer] . [naam werknemer] was door de eenmanszaak van verdachte voor de klus op de veehouderij ingehuurd als zzp’er.In de telefoon van [naam werknemer] bevond zich een WhatsApp groep met de naam “Team DSC” waaraan verdachte, [naam 1] en [naam werknemer] deelnamen. Verdachte had [naam werknemer] aan de WhatsAppgroep toegevoegd. In de WhatsAppgroep werd door verdachte met [naam werknemer] gesproken over gewerkte uren, vrije dagen, bonussen en hoe laat [naam werknemer] op een klus werd verwacht.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [naam werknemer] als stagiaire bij hem is begonnen en later – via [naam eenmanszaak] – fulltime bij hem is gaan werken. Verdachte had een hele goede werknemer aan hem. Hij betaalde alles voor [naam werknemer] : “Ik haal hem op, breng hem thuis, betaal zijn eten, betaal zijn gereedschap, betaal de onkosten. Dus [naam werknemer] heeft nul kosten”. Verdachte zorgde ook voor de werkkleding: “Ze hebben ook gewoon winterjassen, zomerjassen, polo’s. Dus alles wat ze nodig hebben.” Ook heeft hij geïnvesteerd in de opleiding van [naam werknemer] door hem door verdachte betaalde cursussen te laten volgen.
Verdachte was degene die het gereedschap regelde en ervoor zorgde dat het team duidelijk instructies had, dat er genoeg mensen waren en dat er veilig gewerkt kon worden.Ook hield hij [naam werknemer] en [naam 1] – een stagiaire – in de gaten. Heel vaak moest hij zeggen: “Jongens we werken, ik ben je baas, je werkgever, luisteren ook al heb ik het mis.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de klussen aannam, voor opdrachtgevers het aanspreekpunt was en dat hij zich er verantwoordelijk voor voelde dat klussen goed werden uitgevoerd. Op de vraag of verdachte werkgever van [naam werknemer] was, antwoordde hij: “Eigenlijk was ik wel werkgever ja”.
Tussenoverweging
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte werkgever van [naam werknemer] was in de zin van artikel 1, tweede lid, onder a, sub 1, van de Arbowet (oud). Weliswaar was [naam werknemer] door verdachte ingehuurd als zzp’er, maar hij verrichtte de werkzaamheden op de melkveehouderij onder het gezag van verdachte. Verdachte was aanspreekpunt voor de opdrachtgever. Hij bepaalde welke klussen werden aangenomen en hoe de werkzaamheden werden uitgevoerd. Hij voelde zich er verantwoordelijk voor dat werkzaamheden goed en veilig werden uitgevoerd. Verdachte betaalde ook alle kosten. Zo regelde hij het vervoer van en naar de werkzaamheden en voorzag hij [naam werknemer] en [naam 1] van arbeidsmiddelen, beschermingsmiddelen en bedrijfskleding. Verdachte bepaalde de werktijden; [naam werknemer] moest zijn uren aan verdachte doorgeven en vroeg toestemming om vrije dagen op te nemen. Ook volgde [naam werknemer] cursussen op kosten van verdachte.
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van een arbeidsrelatie in de zin van de Arbowet wordt dan ook verworpen.
De rechtbank overweegt voorts dat de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden kan worden aangemerkt als een arbeidsplaats in de zin van artikel 1, lid 3, onder g, van de Arbowet (oud).
Veiligheidsvoorschriften werkgever
Op grond van artikel 32 van de Arbowet is het de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.
Arbeidsinspecteur [naam arbeidsinspecteur] heeft de locatie van het ongeval op dezelfde dag bezocht. Hij heeft daarover geverbaliseerd dat de locatie een veestal betrof met een hellend, golfplaten dak. De nok was 7.20 meter hoog. In het dak zag hij licht doorlatende platen. De valhoogte van [naam werknemer] werd vastgesteld op 6.30 meter. Op de grond lagen stukken licht doorlatende pvc. De arbeidsinspecteur voelde dat dit dun materiaal was dat hij gemakkelijk met zijn handen door kon buigen en kon breken. Op het dak zag de arbeidsinspecteur dat de lichtpanelen vanaf de bovenzijde gezien niet goed doorzichtig waren door verkleuring en daardoor minder opvielen.
De arbeidsinspecteur zag dat zowel aan de binnenzijde van de stal als aan de buitenzijde geen enkele maatregel was genomen om het valgevaar tegen te gaan. Zo zag hij dat in de stal geen vangnetten hingen en dat de lichtpanelen op het dak niet waren afgedekt. Ook zag hij dat op het dak geen ankerpunten zaten waaraan eventuele valbeveiliging kon worden gehaakt. Wel waren over bijna het gehele dak montagebeugels op de golfplaten aangebracht waarop zonnepanelen konden worden gemonteerd.
Na het ongeval, op 20 augustus 2022, zijn door de politie dronebeelden gemaakt van het dak van de veestal. In een proces-verbaal van bevindingen is daarover het volgende geverbaliseerd. Op de dronebeelden van het westelijke deel van het dak van veestal waren drie rijen met golfplaatmontage- beugels zichtbaar, gemonteerd aan de dakplaatschroeven die aan de dakplaten bevestigd waren. De laagst gelegen rij van deze beugels was gemonteerd in directe nabijheid van licht doorlatende platen. (…) Op de dronebeelden van het oostelijke deel van dit dak was, nabij een accuschroefboormachine, een gekantelde doos zichtbaar met daar rondom los liggende, niet-gemonteerde golfplaatmontage- beugels. Meerdere montagebeugels stonden rechtop, geplaatst tegen de dakplaatschroeven van de golfplaten, als het ware 'klaar voor montage' aan de dakplaatschroeven. Ook dit deel van het dak was voorzien van lichtplaten. De lichtplaat, het meest noordoostelijk op dit dak, was doorgebroken.
Op de dronebeelden van het dak waren geen collectieve veiligheidsmaatregelen zoals loopplanken, looplatten, nokladder, dakrandbeveiliging, steiger, stelling, bordes, veilige werkvloer, doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen zichtbaar. Evenmin waren individuele veiligheidsmaatregelen zoals tijdelijke of permanente ankerpunten, werplijnen of looplijnen zichtbaar.
[naam 2] van het bedrijf [naam B.V.] ., dat [naam eenmanszaak] heeft ingeschakeld om de zonnepanelen bij de melkveehouderij te installeren, is door de arbeidsinspectie gehoord. Hij heeft verklaard: “Ik ben één keer bij [naam VOF] geweest. Je hebt daar standaard randbeveiliging en over de lichtplaten bevestigen wij dan houten platen. Dus houten platen en randbeveiliging, dan kan je er nooit doorheen zakken. (…)
Scheerlijnen plaats je op de nok. Daar kan je valbeveiliging aan hangen, je net, een karabijnhaak en je valvestje kan je daaraan doen. Dan kun je over het dak van links naar rechts lopen. Wat anders onmogelijk is met een vast ankerpunt. (…)
Je moet natuurlijk wel het dak op. (…) Dus je zit in een hoek en maakt je gewoon vast.”
De getuige [naam eigenaar] , eigenaar van de melkveehouderij, heeft verklaard dat hij ‘
ze’ hoorde zeggen dat valbeveiliging niet nodig was omdat het een vrij eenvoudig dak was.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn expertise lag bij platte daken. Hij had wel eerder op een schuin dak gewerkt, maar dat waren altijd woningen. Dit was de eerste keer dat hij op zo’n groot schuin dak moest werken met licht doorlatende platen en dat bovendien niet van een woning was. Hij hoorde pas na het ongeval dat het leggen van houten platen over de licht doorlatende platen een optie was geweest. Hij heeft zich daar van te voren niet in verdiept. Hij heeft tegen [naam werknemer] en [naam 1] gezegd dat ze niet op de licht doorlatende platen moesten gaan staan. Verdachte heeft over de montagebeugels die al op het dak waren geplaatst verklaard dat dit montagebeugels zijn voor de onderconstructie van de zonnepanelen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [naam werknemer] en [naam 1] wisten dat ze niet op de licht doorlatende platen konden staan en dat ze daarmee moeten oppassen.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij voor deze klus geen (schriftelijke) risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) heeft opgemaakt omdat ze daarvoor te veel verschillende klussen hebben.Informatie over de klussen werd meestal een dag van te voren telefonisch door verdachte gegeven.Over voorlichting en onderricht heeft verdachte verklaard dat hij [naam werknemer] en [naam 1] mondelinge of visuele toelichting gaf.
Tussenoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij en [naam werknemer] bezig waren met het installeren van valbeveiliging, toen [naam werknemer] door het dak viel. Volgens verdachte zouden de montagebeugels voor de onderconstructie van de zonnepanelen die hij en [naam werknemer] op het dak hadden geplaatst tevens worden gebruikt als ankerpunt voor de valbeveiliging. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring onaannemelijk is. Uit de bevindingen van de arbeidsinspecteur en de dronebeelden blijkt dat aan één kant van het dak al drie rijen met montagebeugels waren aangelegd en dat ook aan de andere kant van het dak met het aanleggen van montagebeugels was begonnen. Verdachte en [naam werknemer] hadden dus al meerdere rijen met montagebeugels geplaatst zonder gebruik te maken van enige vorm van valbeveiliging. Dat, zoals verdachte heeft aangevoerd, tot dat moment valbeveiliging niet mogelijk was, vindt ook geen steun in het dossier. Uit de verklaring van [naam 2] volgt dat zij de valbeveiliging altijd installeren door op de nok een scheerlijn te plaatsen en daaraan de valbeveiliging te hangen, zodat veilig over het dak kan worden gelopen. Vast staat dat verdachte die maatregel niet heeft genomen.
Daarbij komt dat verdachte geen ervaring had in het monteren van zonnepanelen op een dergelijk schuin dak en het betreffende dak licht doorlatende platen had, die vanaf de bovenzijde niet goed zichtbaar waren door verkleuring. Verdachte wist dat op de licht doorlatende platen niet gestaan kon worden. Verdachte had zich dan ook moeten verdiepen in de mogelijke veiligheidsmaatregelen om te voorkomen dat een werknemer door deze licht doorlatende platen zou vallen. Uit de verklaring van [naam 2] maakt de rechtbank op dat bijvoorbeeld houten platen over de licht doorlatende platen hadden kunnen worden gelegd, zodat je er niet doorheen kan zakken. Ook dat is niet gebeurd.
De rechtbank overweegt dat verdachte als werkgever verantwoordelijk was voor het treffen van maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers.
Anders dan de raadsvrouw betoogt, brengt de omstandigheid dat verdachte [naam werknemer] zou hebben gewaarschuwd dat hij niet op de licht doorlatende platen moest gaan staan, niet mee dat verdachte aan deze zorgplicht heeft voldaan. Een waarschuwing is daarvoor niet voldoende. Dit geldt te meer, omdat [naam werknemer] dicht bij de licht doorlatende platen aan het werk was. Eén van de rijen montagebeugels was geplaatst nabij de licht doorlatende platen. Werknemers moeten zich op de arbeidsplaats veilig kunnen bewegen om hun werkzaamheden te kunnen verrichten, zonder daarbij hun aandacht steeds op de werkomgeving in plaats van op hun werkzaamheden te moeten vestigen. Het is de zorgplicht van de werkgever om zijn werknemers te beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden, zoals een onbedoelde misstap. Het hierop betrekking hebbende verweer van de verdediging wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Ten aanzien van de concreet in de tenlastelegging genoemde veiligheidsvoorschriften die verdachte zou hebben overtreden overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor overwogen waren verdachte en [naam werknemer] begonnen met het monteren van de zonnepanelen toen [naam werknemer] door het dak viel. Er was op dat moment geen valbeveiliging en ook waren geen andere maatregelen genomen – zoals het leggen van houten platen over de licht doorlatende platen – om het valgevaar te voorkomen. Verdachte heeft geen schriftelijke risico-inventarisatie gemaakt en, gelet op de feitelijke gang van zaken, geen enkele vorm van plan van aanpak gemaakt om veilig te werken. Ook heeft hij zijn werknemers niet voldoende geïnstrueerd en onderwezen om risico’s te voorkomen.
Levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid
Voor een bewezenverklaring op grond van artikel 32 van de Arbowet is vereist dat de verdachte werkgever wist of redelijkerwijs moest weten dat door zijn handelen of nalaten levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van zijn werknemers kon ontstaan of te verwachten was.
In dit geval was het valgevaar evident, omdat de zonnepanelen moesten worden geïnstalleerd op een hellend dak van ruim 7 meter hoog en waarop licht doorlatende platen lagen. Verdachte wist dat die platen gevaarlijk zijn, omdat daar niet op gestaan kan worden. Verdachte was zich dan ook bewust van het risico op valgevaar. Verdachte heeft zich echter onvoldoende geïnformeerd over de benodigde veiligheidsmaatregelen. Hij heeft ook geen enkele veiligheidsvoorziening aangebracht die kon voorkomen dat een werknemer door het dak op de onderliggende harde vloer kon vallen. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat, wanneer veiligheidsmaatregelen achterwege worden gelaten, bij een dergelijk dak ongelukken kunnen gebeuren met ernstige gezondheidsschade voor of de dood van werknemers tot gevolg. Op 9 augustus 2022 heeft dit risico zich daadwerkelijk verwezenlijkt en is [naam werknemer] door het dak gevallen en om het leven gekomen.
Opzettelijk handelen
Het was aan de verdachte als werkgever om zich ervan te vergewissen welke risico’s bij de werkzaamheden kwamen kijken en bekend waren onder zijn werknemers en hiervoor passende maatregelen te treffen. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de verdachte op meerdere punten niet heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht die volgt uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Voor een bewezenverklaring van opzet hoeft dat opzet alleen gericht te zijn geweest op de gedraging zelf, in dit geval een nalaten. Door zich niet van te voren te verdiepen in de benodigde veiligheidsmaatregelen voor dit specifieke soort dak, heeft verdachte bewust nagelaten de benodigde maatregelen te treffen en zodoende de op hem rustende zorgplicht na te leven. Daarin ligt het opzet van verdachte op de gedraging besloten. Verdachte moest ook redelijkerwijs weten dat als gevolg van dat nalaten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van zijn werknemers, in dit geval [naam werknemer] , kon ontstaan of te verwachten was.
De rechtbank is zodoende van oordeel dat de verdachte de bewezenverklaarde gedragingen opzettelijk heeft begaan.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 tenlastegelegd feit heeft begaan.