ECLI:NL:RBAMS:2025:176

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
13/293661-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling van (ex-)partner

Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling van zijn (ex-)partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024 via een berichtendienst verschillende bedreigende uitlatingen heeft gedaan naar zijn (ex-)vriendin. De bedreigingen waren van zodanige aard dat de rechtbank oordeelde dat de bedreigde in redelijkheid vrees kon hebben voor haar leven en zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft de bedreigingen bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat deze uitlatingen bewezen zijn, met uitzondering van een specifieke bedreiging die niet als zodanig kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 93 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast een contactverbod en een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft geen bezwaar gemaakt tegen de opgelegde maatregelen, die zijn bedoeld om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die eerder is onderzocht, en de zorgen van de reclassering over het recidiverisico. De beslissing is genomen in het belang van de maatschappij en ter voorkoming van verdere strafbare feiten.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/293661-24
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2024. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 10 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C. Padberg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2024 tot en met 13 september 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] via een berichtendienst per telefoon dreigend de woorden toe te voegen
- " Op alles jij gaat dood" en/of
- " Wil je zien k steek je ma der auto vandaag nog in de fik" en/of
- " dan ga je op 19 jarige leeftijd dood" en/of
- " Heb nieteens p nodig om je kkk dood te maken broer" en/of
- " en k ga bom voor je osso plaatsen ga gelijk mannen baren voor bom genoeg connecties",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft het feit bekend. Verdachte moet partieel vrijgesproken worden van het tweede gedachtestreepje omdat dat geen bedreiging is met zware mishandeling en/of een bedreiging die tegen het leven is gericht.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte via een berichtendienst verschillende bedreigende uitlatingen heeft gedaan. Deze berichten zijn gestuurd naar zijn (ex-)vriendin, [slachtoffer] . Verdachte heeft bekend dat hij deze berichten heeft gestuurd. Hij heeft verklaard dat met “P” pistool wordt bedoeld. De uitlatingen zijn zeer bedreigend van aard.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling van [slachtoffer] opleveren.
Verder stelt de rechtbank vast dat de berichten in ieder geval in de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024 zijn gestuurd, nu aangeefster heeft verklaard dat de berichten ergens in augustus 2024 zijn verstuurd en verdachte heeft verklaard dat dit ergens in juli 2024 was.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij ten aanzien van het gedachtestreepje dat ziet op het in de fik steken van de auto. Dat is immers geen bedreiging met zware mishandeling of misdrijf tegen het leven gericht. Bedreiging met brandstichting is als zodanig niet tenlastegelegd.
De rechtbank komt voor het overige tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde in de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] via een berichtendienst per telefoon dreigend de woorden toe te voegen
- "Op alles jij gaat dood" en
- " dan ga je op 19 jarige leeftijd dood" en
- " Heb nieteens p nodig om je kkk dood te maken broer" en
- " en k ga bom voor je osso plaatsen ga gelijk mannen baren voor bom genoeg connecties".

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer en een contactverbod op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van vijf jaar met een vervangende hechtenis van 2 weken per overtreding. Zij vordert daarbij dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd en kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Verdachte heeft hulp nodig en heeft geen bezwaren tegen het locatieverbod en contactverbod.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn toenmalige vriendin. Dit is een ernstig feit. Naast de uitlatingen heeft verdachte ook een foto gestuurd van zichzelf waarbij hij een mes bij zijn keel houdt. Dat zet de geuite woorden nog meer kracht bij. Uit het dossier blijkt dat bij het slachtoffer veel gevoelens van angst zijn veroorzaakt. Het is extra kwalijk dat verdachte en het slachtoffer toentertijd een relatie hadden en dit weegt de rechtbank dan ook strafverzwarend mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Er bestaan echter wel grote zorgen over de persoonlijkheid van verdachte en de door hem geuite agressie. Verdachte is daarom onderzocht door een psycholoog in het kader van een Pro Justitia rapportage. Uit dit rapport van 10 december 2024 blijkt dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. De psycholoog concludeert dat onvoldoende informatie over de persoon van verdachte verkregen is om te beoordelen of sprake is van een psychische stoornis, een verstandelijke handicap of een psychogeriatrische aandoening. Wel kwam in een vorig onderzoek van april 2023 een persisterende depressieve stoornis naar voren, alsmede een stoornis in cannabisgebruik. Hoewel verdachte op de zitting heeft verklaard geen depressieve gedachtes meer te hebben en beter in zijn vel te zitten, heeft recent onderzoek deze stoornissen niet kunnen uitsluiten. Uit het reclasseringsadvies van 11 december 2024 blijkt dat de reclassering zich ook ernstige zorgen maakt en vreest voor escalatie van geweld. Daarnaast is de reclassering gebleken dat verdachte niet-ontvankelijk is voor interventies gericht op het verminderen van de risico’s en het bewerkstelligen van positieve gedragsveranderingen. Verdachte staat in een andere zaak, met parketnummer 13/243331-22, reeds onder toezicht van de reclassering. De reclassering adviseert derhalve niet tot een nieuw toezicht in onderhavige zaak. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De reclassering schat het recidiverisico hoog in en heeft geadviseerd om een gebiedsverbod op te leggen zodat verdachte zich niet nabij de woning van het slachtoffer en haar ouders bevindt. De reclassering heeft in haar rapport niet geadviseerd om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen omdat zij wederom een relatie zouden hebben. Op de zitting heeft verdachte echter verklaard dat de relatie per 12 december 2024 (een dag voor de zitting) is beëindigd. De rechtbank ziet om die reden aanleiding om naast het gebiedsverbod ook een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deze verboden.
Straf
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank sluit zich aan bij de eis van de officier van justitie.
Maatregel
De rechtbank legt verdachte tevens een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op te weten een gebiedsverbod en een contactverbod. Het doel van deze maatregel is beveiliging van de maatschappij en voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat zij van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of dat hij zich op een andere manier belastend naar personen toe zal gedragen, gelet op de risico-inschatting van de reclassering.
De rechtbank zal de duur van de maatregel stellen op 3 jaar en de vervangende hechtenis per overtreding bepalen op 7 dagen. Dat is korter dan door de officier van justitie geëist maar is volgens de rechtbank passend bij het feit dat de bedreiging telefonisch is geweest en in een relatief korte periode.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 38v, 38w, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
93 (drieënnegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect -
contact zal zoeken of hebbenmet
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , wonende op de [adres 2] .
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenzich
niet nabij de woning van het slachtoffer, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] en haar ouders op het adres: [adres 2] , bevindt.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
7 (zeven) dagenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van
6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2025.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.