Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Court in Kielcein Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Tussenuitspraak 26 februari 2025
- de grondslag en inhoud van het EAB;
- de strafbaarheid van de feiten;
- artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest);
- artikel 11 OLW in combinatie met artikel 4 Handvest (detentieomstandigheden).
- artikel 12 OLW ten aanzien van het vonnis met referentie II K 21/22 en het vonnis met referentie II K 306/20.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW t.a.v. vonnis II K 390/20
II K 390/20).In hoger beroep is arrest gewezen door
the District Court in Kielceop 2 juni 2023 (referentie
IX Ka 139/23).Overwogen is dat die procedure getoetst moet worden aan artikel 12 OLW.
“applies to the entire proceedings also to the appeal proceedings, which is clear from the content of the written instructions that [opgeëiste persoon] received personally.”De oproep voor de zitting in hoger beroep is aan het door de opgeëiste persoon verstrekte adres gestuurd. De rechtbank weegt ook mee dat de opgeëiste persoon – die dus op de hoogte was van de verdenking en de strafzaak – ter zitting heeft verklaard dat hij na zijn verzoek om een advocaat, nooit meer heeft geïnformeerd naar het verdere verloop van deze strafzaak; de opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij na vrij te zijn gekomen in een andere zaak, na een week naar Nederland is gegaan. In Nederland heeft de opgeëiste persoon zich niet ingeschreven in het BRP. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat de opgeëiste persoon zich heeft onttrokken aan het verdere verloop van de (gehele) strafzaak, inclusief een eventuele tenuitvoerlegging van een aan hem op te leggen straf in hoger beroep.
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsbepalingen
7.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Kielcein Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.