ECLI:NL:RBAMS:2025:1754

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11188410 WM VERZ 24-4807
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

Op 10 maart 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep heeft ingesteld tegen een administratieve sanctie opgelegd op grond van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder de vereiste Europese gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar in het voertuig te plaatsen. De sanctie was opgelegd op 5 maart 2023, en betrokkene had hiertegen beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Betrokkene stelde dat zij wel over een gehandicaptenparkeerkaart beschikte, maar deze niet zichtbaar had geplaatst, omdat zij dacht dat haar online parkeervergunning voldoende was. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroep verschoonbaar was, en ging over tot de inhoudelijke behandeling van de zaak. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging was verricht, maar dat er aanleiding was om de sanctie te matigen tot € 30,00 exclusief administratiekosten, gezien de omstandigheden waaronder de overtreding was gepleegd. De beslissing werd als volgt geformuleerd: het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de sanctie werd aangepast. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen indien de sanctie meer dan € 110,00 zou bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. A.J. Wesdorp
zaaknummer: 11188410 WM VERZ 24-4807
beslissing van: 10 maart 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 10 maart 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 29 september 2024 en is gericht tegen de beslissing van 15 december 2023 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 5 maart 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 10 maart 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is bij de zitting verschenen en de cautie verleend.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep gedeeltelijk gegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Allereerst dient beoordeeld te worden of gemachtigde in het beroep kan worden ontvangen.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb, is een bezwaar- of beroepschrift voorts tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkheidsverklaring achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De kantonrechter stelt vast dat de termijn voor het instellen van beroep bij de kantonrechter op 26 januari 2024 eindigde, zodat uiterlijk op die dag het beroepschrift ter post had moeten zijn bezorgd dan wel langs de digitale weg had moeten zijn ingesteld. Het door gemachtigde ingediende beroepschrift is op 29 januari 2024 bij de CVOM te Utrecht ingekomen, dat wil zeggen drie dagen na het einde van de termijn.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Betrokkene heeft ten aanzien van de termijnoverschrijding aangegeven dat zij drie van dezelfde soort boetes heeft ontvangen. Ze dacht dat ze in alle drie de zaken beroep had aangetekend, maar dit bleek maar in twee van de drie het geval te zijn.
Op 29 januari 2024 zijn de andere twee boetes op een zitting bij de kantonrechter behandeld, en naar aanleiding daarvan heeft betrokkene bekeken wat de stand van zaken was bij de derde zaak. Op dat moment ontdekte betrokkene dat er nog geen beroep was ingesteld in de onderhavige zaak. Ze heeft toen alsnog meteen beroep ingesteld.
6. Gelet op de slechts geringe termijnoverschrijding en de door betrokkene aangevoerde omstandigheden, verzoekt verweerder de kantonrechter om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
7. De kantonrechter is het eens met het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder en acht de termijnoverschrijding verschoonbaar, zodat wordt overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van het beroepschrift.

Ten aanzien van het inhoudelijke beroepschrift:

8. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, is geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen met een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Deze gedraging is geconstateerd op 17 februari 2023 om 21:16 uur op de [locatie] .
9. Betrokkene voert tegen de beslissing van verweerder aan dat de boete niet onterecht is opgelegd, maar vraagt aandacht voor de omstandigheden waaronder de overtreding is verricht. Betrokkene was namelijk op het moment van de gedraging wel in het bezit van een gehandicaptenparkeervergunning, maar ze had deze niet duidelijk zichtbaar op het dashboard van haar voertuig neergelegd. Betrokkene was namelijk in de veronderstelling dat de online parkeervergunning gelding had. Achteraf, na het ontvangen van de boetes, heeft ze pas begrepen dat de online vergunning alleen geldt bij het parkeren op reguliere parkeerplaatsen, maar dat bij het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats de gehandicaptenparkeerkaart wél duidelijk in het voertuig aanwezig moest zijn.
Op de zitting heeft betrokkene het beroepschrift nader toegelicht.
10. Gelet op hetgeen door betrokkene naar voren is gebracht stelt verweerder zich ter zitting op het standpunt dat de sanctie dient te worden gematigd tot € 30,00 exclusief administratiekosten.
11. Het volgende wordt overwogen.
12. Nu betrokkene niet betwist dat de gedraging is verricht kan, mede gelet op de verklaring van de verbalisant en de in het dossier opgenomen foto’s, als vaststaand worden aangenomen dat de gestelde gedraging is verricht. De sanctie is aldus niet onterecht opgelegd. Vervolgens ziet de kantonrechter zich voor de vraag gesteld of er aanleiding is om de sanctie te matigen.
13. Vooropgesteld wordt dat er een verschil is tussen een Europese gehandicaptenparkeerkaart en een Amsterdamse parkeervergunning voor minder valide bewoners. De Amsterdamse parkeervergunning is digitaal en geeft de bestuurder recht om gratis te parkeren op reguliere parkeerplaatsen waar anderen moeten betalen. Voor parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats, bij een parkeerverbod, op een woonerf of in een parkeerschijf- of blauwe zone, is vereist dat de Europese gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar wordt geplaatst. Deze kaart is niet digitaal. Verbalisanten kunnen niet via een digitaal systeem achterhalen of iemand beschikt over deze kaart. Daarnaast is de Europese gehandicaptenkaart een passagierskaart en niet een kaart die op kenteken is afgegeven.
14. De kantonrechter is met verweerder van oordeel dat gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht voldoende aanleiding bestaat voor matiging van de sanctie, nu betrokkene wel over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt en zij aldus van die parkeerplek gebruik mocht maken. Om die reden zal de kantonrechter de sanctie matigen tot € 30,00 exclusief administratiekosten.
14. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op € 30,00 exclusief administratiekosten;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd voor zover dit het genoemde bedrag, vermeerderd met de administratiekosten, te boven gaat.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.