ECLI:NL:RBAMS:2025:175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
1328481424
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van zus met riem en telefoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn zus. De feiten vonden plaats op 3 september 2024, toen de verdachte zijn zus met een riem en een telefoon heeft geslagen, wat leidde tot haar bewusteloosheid en ziekenhuisopname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie met de vriend van zijn zus, haar meermalen heeft mishandeld, waarbij hij haar bij de haren heeft vastgepakt en haar met een riem heeft geslagen. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van drie maanden geëist, waarvan 33 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 33 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding heeft. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte niet alleen een straf moet ondergaan, maar ook begeleiding nodig heeft om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/284814-24
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag 1] 2005,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2024. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 10 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C. Padberg, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.A.Th. Lemmers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer] bij de haren heeft vastgepakt en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met een telefoon) in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of met de handen op het lichaam heeft geslagen, terwijl zij op de grond lag en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer] bij de haren vast te pakken en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met een telefoon) in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of met de handen op het lichaam te slaan, terwijl zij op de grond lag en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij de keel vast te pakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Het slachtoffer is zodanig mishandeld dat zij bont en blauw en buiten bewustzijn naar het ziekenhuis is afgevoerd. Verdachte heeft het feit daarnaast deels bekend. Verdachte heeft meer dan tien minuten ernstige geweldshandelingen verricht jegens het slachtoffer. Op het geluidsfragment van de 112-melding hoort de politie minimaal 40 klappen met de riem. Daarnaast is verdachte doorgegaan met zijn geweld terwijl het slachtoffer zichtbaar zwakker werd. Gelet op de duur en intensiteit van het geweld heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 3 september 2024 is de politie ter plaatse gekomen na een 112-melding. De politie trof het slachtoffer – de zus van verdachte – op de grond aan. Het slachtoffer lag te schudden, trillen en schokken en reageerde niet op aanroepen. De verbalisanten zagen roodkleurige vlekken rond het oog van het slachtoffer en over haar gehele lichaam waren meerdere strepen/striemen zichtbaar. Het slachtoffer is op gegeven moment buiten bewustzijn geraakt en toen is de AED aangesloten. De ambulancemedewerkers hebben het slachtoffer meegenomen naar het ziekenhuis. Verdachte heeft direct bij de politie verklaard dat hij had gevochten met zijn zus. Hij heeft verklaard dat hij zijn zus 30 keer heeft geslagen met een riem, twee keer heeft geslagen met zijn vuist op haar bovenlichaam, haar heeft vastgepakt aan haar haren en heeft geslagen op haar hoofd. Het slachtoffer heeft zelf 112 geprobeerd te bellen. De geluidsopname van dit telefoongesprek is uitgewerkt door de politie, en zit ook in het dossier. Op dit geluidsfragment, dat ongeveer een kwartier duurt, is te horen hoe verdachte in de woning tekeer gaat tegen het slachtoffer. Er zijn minimaal 40 klappen te horen die lijken op zweepslagen. Hiervan zijn 18 harde zweepslagen zeer kort achter elkaar te horen. Verder is te horen hoe het slachtoffer meerdere keren zegt dat zij het niet meer aan kan en na verloop van tijd haar kracht verliest om nog tegen te stribbelen. Het slachtoffer zelf heeft na afloop in het ziekenhuis in aanvulling op het voorgaande verklaard dat verdachte haar heeft geslagen met een telefoon en haar bij haar keel heeft vastgepakt. Ook heeft verdachte haar telefoon afgepakt toen zij 112 probeerde te bellen en heeft hij alle openstaande ramen gesloten om te voorkomen dat zij om hulp kon roepen.
De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank overweegt dat het gedurende langere tijd geweldshandelingen als hiervoor beschreven verrichten tegen het slachtoffer, als gevolg waarvan zij haar bewustzijn heeft verloren, in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich brengt dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Verdachte is zich ook van deze kans bewust geweest. Verdachte heeft ter zitting immers verklaard dat hij merkte dat het slachtoffer haar kracht verloor. Verdachte heeft gehoord dat het slachtoffer vaak om hulp heeft geroepen en hem heeft gevraagd te stoppen. Verdachte is pas gestopt met het geweld toen de politie eenmaal ter plaatse was. Het handelen van verdachte kan, naar de uiterlijke verschijningsvorm, naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte hiermee de aanmerkelijke kans dat slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen willens en wetens heeft aanvaard.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 3 september 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer] bij de haren heeft vastgepakt en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, (met een telefoon) in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, met een riem en met de handen op het lichaam heeft geslagen, terwijl zij op de grond lag en
- voornoemde [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1, primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 33 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte twee maanden in een volwassenen penitentiaire inrichting heeft gezeten en dat deze dagen zwaarder tellen dan wanneer hij deze dagen in een jeugdinrichting zou hebben doorgebracht. Dit is voor hem dan ook al een hele zware straf geweest. Het heeft geen meerwaarde om bovenop de gevorderde jeugddetentie nog een werkstraf op te leggen. Een agressieregulatietraining zou van grotere waarde zijn, inclusief de overige voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn zus. Deze heftige geweldsuitbarsting heeft plaatsgevonden nadat de vriend van de zus van verdachte bij hen aan de deur was gekomen en verdachte om een kleinigheid ruzie had gekregen met deze vriend, [persoon] . Door het handelen van verdachte is zijn zus in een zeer beangstigende situatie terecht gekomen. Zij is in haar eigen woning, de plek waar zij zich veilig zou moeten voelen, aangevallen door haar eigen broer. Het slachtoffer is zodanig mishandeld dat zij bewusteloos raakte en naar het ziekenhuis moest worden afgevoerd. Door zo te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat het geweld in huiselijke sfeer heeft plaatsgevonden. Doorgaans wordt voor een voltooide zware mishandeling bij jeugdigen een jeugddetentie vanaf drie maanden opgelegd. De rechtbank houdt er bij de straftoemeting in deze zaak rekening mee dat het bij een poging is gebleven.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De reclassering adviseert in haar rapport van 29 november 2024 om het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het rapport blijkt dat verdachte een jongere indruk maakt dan zijn kalenderleeftijd. Door zijn belaste verleden heeft hij bepaalde handelingsvaardigheden versneld aangeleerd, maar anderzijds heeft hij op emotioneel en mogelijk ook op sociaal vlak niet de mogelijkheid gehad tot een normale ontwikkeling. Er zijn momenteel nog voldoende mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding. Verdachte houdt zich aan afspraken in het toezicht, op school en in zijn begeleid wonen instelling. De reclassering adviseert wel dat verdachte begeleid wordt door de volwassenenreclassering, omdat hij in de overgang zit van jeugdige naar jongvolwassene. De rechtbank neemt deze conclusie over en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
De reclassering ziet aanleiding om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De geadviseerde voorwaarden zijn gelijk aan zijn huidige schorsingsvoorwaarden. De reclassering ziet contra-indicaties voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat verdachte momenteel goed bezig is met zijn opleiding en hij zich inzet bij zijn begeleid wonen traject. De rechtbank is met de reclassering van mening dat aan de straf bijzondere voorwaarden gekoppeld moeten worden.
Straf
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van twee jaren inclusief bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte daarnaast een werkstraf te laten uitvoeren en zal deze, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, niet opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer] .
Gelet op omstandigheden waaronder verdachte dit delict heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank acht het zorgelijk dat het feit mogelijk in verband staat met denkbeelden over eerwraak . Het is belangrijk dat de familiebanden op een veilige wijze genormaliseerd worden. Daarnaast zorgt het belaste verleden van verdachte voor risico’s op het gebied van zijn psychosociale functioneren. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
33 (drieëndertig) dagen, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door FamilySupporters of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in Accuraat Begeleid Wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met
- zijn zus [slachtoffer] , (geboren op [geboortedag 2] 2003) én
- [persoon] (geboren op [geboortedag 3] 2003),
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Uitzondering op het contactverbod met zus [slachtoffer] zijn de gesprekken in het kader van gezinsgerichte hulpverlening georganiseerd door de BlijfGroep.
Locatieverbod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde bevindt zich niet in een straal van één kilometer rondom de woning te [adres 2] . Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
Meewerken aan gezinsgerichte hulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het gezinsgerichte hulpverleningstraject georganiseerd door de BlijfGroep. Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de BlijfGroep en zet zich in voor dit traject, zolang de reclassering dit nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa lid 3 jo. 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht
,dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2025.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.