ECLI:NL:RBAMS:2025:1716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11543382 \ KK EXPL 25-95
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontbinding koopovereenkomst tweedehands auto in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2025, heeft eiser een kort geding aangespannen met als doel de ontbinding van een koopovereenkomst van een tweedehands auto en de terugbetaling van de koopsom. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de primaire vordering tot ontbinding niet toewijsbaar is in kort geding, omdat dit een definitieve vaststelling van de rechtsverhouding tussen partijen vereist, wat niet mogelijk is in deze procedure. De rechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor een buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst, waardoor ook de vordering tot terugbetaling van de koopsom is afgewezen.

Daarnaast heeft eiser een subsidiaire vordering ingediend tot vervanging van de geleverde auto, maar ook deze is afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, vooral gezien de gemotiveerde betwisting door gedaagde. Eiser heeft verklaard dat hij na vervanging van een defecte sensor met de auto naar Turkije heeft gereden en dat de auto sindsdien goed functioneert.

Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 610,50. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, met de bepaling dat deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden betaald, te vermeerderen met de kosten van betekening indien niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11543382 \ KK EXPL 25-95
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 17 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F. Acar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. de Jong.
De zaak wordt behandeld door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en mr. S. Homringhausen als griffier.
Aanwezig zijn:
- [eiser] , eisende partij, met zijn gemachtigde;
- [naam] , namens [gedaagde] , met zijn gemachtigde.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. In een kort geding moet de rechter beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
1.2.
De primaire vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst leent zich niet voor toewijzing in een kort gedingprocedure. Die vordering komt namelijk neer op een definitieve vaststelling van de rechtsverhouding tussen partijen, terwijl in kort geding uitsluitend een voorlopige voorziening kan worden getroffen. Nu de vordering tot ontbinding in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komt en voorshands onvoldoende is gebleken van een buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst, wordt de aan de (buiten)gerechtelijke ontbinding gekoppelde geldvordering tot terugbetaling van de koopprijs eveneens afgewezen.
1.3.
De subsidiaire vordering strekt tot vervanging van de geleverde auto. Hoewel het op grond van artikel 7:21 van het Burgerlijk Wetboek mogelijk is om vervanging te vorderen, moet daarvoor in kort geding wel voldoende aannemelijk zijn geworden dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en dat die gebreken vervanging rechtvaardigen. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat daarvan sprake is. De bewijsstukken die [eiser] in het geding heeft gebracht zien allemaal op de periode vóór vervanging van de sensor. Tegenover de betwisting van [gedaagde] heeft [eiser] dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de auto na vervanging van de sensor nog steeds niet goed genoeg rijdt en dat dit vervanging van de auto rechtvaardigt. Daarbij geldt dat [eiser] ter zitting heeft verklaard dat hij na vervanging van de sensor in de zomer van 2024 met de auto heen en terug is gereden naar Turkije en tot op heden nog steeds met de auto rijdt. Nu een kortgedingprocedure zich niet leent voor nadere bewijslevering, wordt de subsidiaire vordering daarom ook afgewezen.
1.4.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagde] heeft gevraagd [eiser] te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Een volledige proceskostenvergoeding kan uitsluitend aan de orde zijn in zeer bijzondere gevallen, zoals bij misbruik van recht. Daarvan is geen sprake.
1.5.
De proceskosten van [gedaagde] worden daarom forfaitair begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
610,50

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
2.3.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,
griffier kantonrechter