ECLI:NL:RBAMS:2025:1705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13/291934-24 (A) + 13/403798-24 (B; ttzgev) + 13/042936-24 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het voorbereiden en verwerken van cocaïne en wapenbezit

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden en verwerken van cocaïne, alsook van het voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte, geboren in 2003 en nu gedetineerd, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne in verschillende woningen in Amsterdam tussen maart en september 2024. Tijdens de rechtszitting op 28 februari 2025 werden de zaken gevoegd behandeld. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een specifiek feit, maar de rechtbank achtte de overige tenlastegelegde feiten bewezen. De verdachte had onder andere een automatisch vuurwapen en munitie voorhanden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een actieve rol had gespeeld in een crimineel netwerk dat zich bezighield met de productie van harddrugs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, en legde een gevangenisstraf op die lager was dan de eis van de officier van justitie, maar nog steeds aanzienlijk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/291934-24 (A) en 13/403798-24 (B, ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tul: 13/042936-24
Datum uitspraak: 14 maart 2025 (Promis)
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres 1] ,
nu gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.M. Casteleijns, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 10 december 2024 en 28 februari 2025 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
In zaak A:
1. medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren en vervaardigen van cocaïne door het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, in de periode 1 juni 2024 tot en met 4 juli 2024 in een pand geleden aan de [adres 2] in Amsterdam;
2. medeplegen van het bereiden/bewerken/verwerken/vervaardigen, in elk geval aanwezig hebben van cocaïne in de periode 9 juli 2024 tot en met 5 augustus 2024 in een pand aan de [adres 3] in Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als het medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren en vervaardigen van cocaïne door het voorhanden hebben voorwerpen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
3. medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren en vervaardigen van cocaïne door het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, op 10 september 2024 in een pand aan de [adres 4] en/of op de ringweg A10 in Amsterdam;
4. voorhanden hebben van twee vuurwapens geschikt om automatisch te vuren, drie vuurwapens, een geweer, revolver en pistool en 46 patronen in de periode 11 juni 2024 tot en met 11 september 2024 in Amsterdam;
5. opzettelijk aanwezig hebben van 55,6 gram cocaïne op 10 september 2024 in Amsterdam.
In zaak B:
opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid blokken cocaïne in de periode 27 juni 2024 tot en met 10 september 2024 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding in zaak B
De verdediging heeft zich ten aanzien van zaak B op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig zou moeten worden verklaard met betrekking tot het voorhanden hebben van 50 kilogram, althans 50 blokken, cocaïne (onder het laatste gedachtestreepje tenlastegelegd). Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het onvoldoende duidelijk is wat verdachte precies wordt verweten, omdat zowel wordt verwezen naar chatgesprekken van 9 september 2024 als berichten van 10 september 2024. Daarnaast lijkt sprake te zijn van een dubbeltelling met de eerder genoemde 42 kilogram, althans 42 blokken, cocaïne (onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegd).
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding voldoende duidelijk maakt waarvan verdachte wordt beschuldigd, namelijk het aanwezig hebben van (onder andere) 50 kilogram, althans 50 blokken, cocaïne. Dat blijkt ook uit de verwijzing van de raadsman naar het daarmee verband houdende chatbericht in het dossier waar gesproken wordt over 50 stuks. Daarmee biedt de dagvaarding in samenhang met de inhoud van het dossier een voldoende feitelijke omschrijving van de verdenking en die aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. Of sprake is van een dubbeltelling met andere in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden, is een vraag die bij de beoordeling van het bewijs aan de orde komt.
3.2.
Conclusie
De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot vrijspraak van het in zaak A onder 5 ten laste gelegde feit. De rest van de ten laste gelegde feiten kunnen naar het oordeel van de officier van justitie worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn pleitnota – ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat verdachte daarvan (partieel) moet worden vrijgesproken. De rechtbank gaat hierna in haar oordeel, voor zover nodig, in op de verweren die ten aanzien van de verschillende feiten zijn gevoerd.
4.3.
Vrijspraak van het aanwezig hebben van 55,6 gram cocaïne (zaak A feit 5)
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het in zaak A onder 5 ten laste gelegde niet bewezen zodat verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.4.
Het voorhanden hebben van (automatische) vuurwapens en munitie (zaak A feit 4)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tijdens de achtervolging door de politie ten behoeve van zijn aanhouding op 10 september 2024 zijn moeder heeft gebeld met het verzoek om een wapen dat verstopt lag op een kast in de badkamer weg te gooien. Zijn moeder heeft verklaard een tas met meerdere kleuren en daarin een doosje te hebben weggegooid in een openbare afvalcontainer. In deze afvalcontainer is vervolgens een rood-witte plastic tas met groene handvaten gevonden met daarin een zwart koffertje. In het koffertje zaten een vuurwapen (merk Glock, model 17 Gen 4, geschikt om semi-automatisch mee te vuren) en twee patroonhouders met gezamenlijk 46 9mm Luger patronen. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij voor zijn aanhouding bij zijn moeder en zus woonde en dat het klopt dat hij zijn moeder heeft gevraagd het wapen weg te gooien.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 10 september 2024 wetenschap en beschikkingsmacht had over het in de afvalcontainer aangetroffen vuurwapen en de patronen.
De rechtbank acht het voorhanden hebben van de rest van de ten laste gelegde vuurwapens niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Op de telefoon van verdachte zijn foto’s van diverse op vuurwapens gelijkende voorwerpen aangetroffen, maar zoals de raadsman heeft betoogd kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat dit echte vuurwapens betreffen. De rechtbank stelt vast dat op vuurwapens gelijkende voorwerpen tegenwoordig zeer grote gelijkenissen kunnen vertonen met echte vuurwapens en ook de wapendeskundige heeft in zijn rapportage vermeld dat zonder de daadwerkelijke inbeslagname van de vuurwapens deze niet met zekerheid kunnen worden geïdentificeerd als wapens van categorie II of III van de Wet wapens en munitie.
4.5.
Waardering van het bewijs
De rechtbank gaat op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.5.1.
Algemene overwegingen ten aanzien van informatie uit Snapchat
Uit onderzoek aan de telefoon die bij de aanhouding op 10 september 2024 in de Volkswagen Golf is aangetroffen (goednummer 6552340) blijkt dat de gebruiker van deze telefoon op Snapchat gebruik maakt van het account ‘ [accountnaam] ’ met de schermnaam [schermnaam] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de gebruiker is van deze telefoon en het Snapchataccount “ [accountnaam] ”. Dat heeft verdachte op de zitting ook erkend. Hij heeft wel aangevoerd dat hij niet de enige gebruiker is geweest van dit account en dat ook anderen daarvan gebruik maakten. Behalve de verklaring van verdachte, is er geen enkele informatie aangedragen waaruit blijkt dat anderen ook toegang tot dat account hadden. Het dossier biedt daarvoor ook geen aanknopingspunten. Immers zijn naast de identificerende gegevens van verdachte, geen (identificerende) gegevens van andere personen op dit account aangetroffen. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat anderen dan verdachte gebruik maakten van het account en verwerpt dit verweer.
In de applicatie Snapchat zijn in de map “Herinneringen” voor verdachte belastende foto’s aangetroffen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij deze foto’s niet zelf heeft gemaakt, maar dat hij deze heeft ontvangen van anderen en vervolgens heeft opgeslagen in de map “Herinneringen” omdat hij dat stoer vond. De verdediging heeft ten aanzien van alle feiten aangevoerd dat het technisch gezien mogelijk is om op de Snapchataccount in de map “Herinneringen” (ook) foto’s op te slaan die anderen maakten en dat daarmee dus niet zonder meer kan worden vastgesteld dat verdachte deze foto’s zelf heeft gemaakt. Dit verweer slaagt niet en de rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Allereerst heeft verdachte deze verklaring pas op de zitting afgelegd en is deze onvoldoende concreet en daardoor niet te verifiëren. Verdachte heeft immers niet uitgelegd van wie hij deze foto’s heeft ontvangen, waarom hij deze heeft ontvangen en waarom hij deze heeft opgeslagen. Daarnaast bieden de chatgesprekken die verdachte als enige gebruiker van dit Snapchataccount met anderen heeft gevoerd, steun voor de vaststelling dat verdachte deze foto’s zelf heeft gemaakt. Verder gaat het ook om foto’s van blokken, stempels en stickers met logo’s die overeenkomen met stempels en stickers die onder andere zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de Volkswagen Golf waarin verdachte op 10 september 2024 is aangehouden. Daarnaast komen de locatiegegevens uit de metadata van de foto’s en video’s in de Snapchatapplicatie overeen met de verschillende locaties waarop de drugslaboratoria zijn aangetroffen waarbij verdachte – zoals de rechtbank hierna zal vaststellen – betrokken is geweest. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte als gebruiker van het Snapchataccount “ [accountnaam] ” de belastende foto’s in de map “Herinneringen” zelf heeft gemaakt.
4.5.2.
De [adres 2] in Amsterdam (zaak A feit 1)
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] in Amsterdam op 4 juli 2024 zijn diverse goederen aangetroffen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van blokken harddrugs, namelijk: een hydraulische pers en weegschalen met cocaïneresten, pannen en bakken. In de woonkamer werd een halfgelaatsmasker aangetroffen. Op de verstelbare draagbanden daarvan, de draagzijde van de hoofdband, de buitenzijde van de gasfilters, de rand van het binnenmasker en het spreekmembraan is een DNA-(hoofd)profiel van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft hierover op de zitting verklaard dat hij vroeger wel eens een gelaatsmasker voor iemand heeft weggebracht en dat hij deze toen uit nieuwsgierigheid op zijn hoofd heeft gezet. Verdachte ontkent dat hij ooit in de woning aan de [adres 2] is geweest en dat zijn DNA op dit verplaatsbare object daarvoor onvoldoende bewijs vormt.
De rechtbank vindt deze verklaring in het licht van de overige bewijsmiddelen in het dossier ongeloofwaardig. Uit het DNA-onderzoek blijkt immers dat op de verschillende onderdelen van het masker een enkelvoudig DNA-profiel van verdachte is aangetroffen, dan wel een DNA-mengprofiel waarbij verdachte een duidelijk grotere hoeveelheid DNA heeft bijgedragen aan het DNA-mengprofiel ten opzichte van de overige donoren. Dit resultaat past niet bij de verklaring van verdachte dat hij het masker in het verleden een keer kortstondig op zijn hoofd heeft gehad.
Daarnaast hebben de bewoners van de [adres 2] , [naam 1] en [naam 2] , verklaard dat ongeveer een maand voor de doorzoeking drie jongens, waaronder [naam 3] , een pers, plastic zakken, rollen tape, een magnetron en jerrycans hun woning binnen brachten; dat ze elke dag van 22:00 tot 06:00 uur kwamen en dat zij dan versneden, bezig waren met een pers en een krik en witte blokken in de magnetron deden. [naam 3] was net vrij en reed op een scooter. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij sinds medio juni 2024 is vrijgekomen uit detentie en de politie heeft verdachte vlak voor de doorzoeking op 4 juli 2024 op een motorscooter in de [straatnaam 1] zien rijden, waarbij hij contact maakte met een voertuig van waaruit daarna tassen met goederen naar de woning op nummer [huisnummer 1] werden verplaatst. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte [naam 3] was.
In het Snapchat-account van “ [accountnaam] ”, waarvan de rechtbank hierboven heeft vastgesteld dat dit account alleen in gebruik was bij verdachte, zijn foto’s aangetroffen van witte blokken met daarin verschillende stempels geperst. Deze foto’s zijn op 29 juni en 2 juli 2024 geüpload in de applicatie vanaf het adres [adres 2] in Amsterdam. Daarnaast is er een video aangetroffen waarin verdachte in beeld is met blokken met daarop stickers en een stempel van het logo XBOX. Deze video is op 27 juni 2024 geüpload in de applicatie vanaf het adres [adres 2] in Amsterdam. Een stempel met het logo XBOX is ook aangetroffen in de Volkswagen Golf waarin verdachte is aangehouden.
Op basis van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat verdachte na zijn vrijlating, in de periode 15 juni 2024 tot en met 4 juli 2024, in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam samen met anderen voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad die zijn bestemd tot het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne.
4.5.3.
De [adres 3] in Amsterdam (zaak A feit 2)
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] in Amsterdam op 5 augustus 2024 zijn diverse goederen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van blokken cocaïne.
Op één van de in de woning aangetroffen paar handschoenen is een DNA-mengprofiel aangetroffen met een DNA-hoofdprofiel van verdachte. Anders dan de verdediging heeft bepleit ziet de rechtbank deze resultaten als sterke indicatie dat verdachte in de woning is geweest. Weliswaar is op de handschoenen een mengprofiel aangetroffen, maar het DNA-hoofdprofiel blijkt van verdachte. Zoals eerder is beschreven, heeft de donor van het DNA-hoofdprofiel met een duidelijk grotere hoeveelheid DNA bijgedragen aan het mengprofiel dan de overige donoren. Bovendien is ook op de handgreep van de drukpers DNA van verdachte aangetroffen en op het verpakkingsmateriaal zijn vingerafdruk. Ondanks dat dit verplaatsbare objecten zijn, zoals de raadsman stelt, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat deze sporen van verdachte op een ander moment op deze goederen terecht zijn gekomen. Verdachte heeft daar in ieder geval geen verklaring voor gegeven.
Behalve de biologische sporen van verdachte in de woning, is op de camerabeelden van de lift van het flatgebouw aan de [straatnaam 2] te zien dat hij op 13 juli 2024 om 06:35 uur met een vuilniszak vanaf de vijfde verdieping de lift instapt en de flat verlaat en dat hij op 31 juli 2024 om 05:12 uur met medeverdachte [medeverdachte 1] vanaf de vijfde verdieping de lift instapt. De woning op nummer [huisnummer 2] is gevestigd op de vijfde verdieping.
Verder heeft verdachte op 15 juli 2024 via Whatsapp contact met [naam 4] , de bewoner van de [adres 3] , waarin hij hem aanspreekt als ‘rasta’ en zegt die avond naar hem toe te willen komen om te werken voor een bestelling van drie stuks. Op 4 augustus 2024 heeft verdachte via Snapchat contact met [medeverdachte 1] waarin hij hem vraagt naar ‘rasta’ te komen en dat hij ‘een brick aan het maken is’.
Ten slotte staan er foto’s van blokken met de in de woning aan de [adres 3] aangetroffen stickers en stempels van verschillende logo’s in het Snapchat-account van verdachte. Deze foto’s zijn onder andere op 12 juli, 15 juli, 26 juli en 29 juli 2024 door “ [accountnaam] ” (verdachte) geüpload in de applicatie vanaf de [straatnaam 2] ter hoogte van perceel [huisnummer 2] in Amsterdam. Op één van de foto’s is ook een geopend blok wit poeder zichtbaar.
Gelet op de staat waarin de woning werd aangetroffen, de pannen, bakken en lepels die met resten cocaïne en procaïne op het aanrecht stonden, alsmede de chatgesprekken die verdachte voerde over bestellingen van drie stuks die snel gemaakt moesten, het maken van bricks en het sturen van foto’s blokken wit poeder met verwijzingen naar stickers die later ook in de woning zijn gevonden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met anderen in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne in een woning aan de [adres 3] in Amsterdam.
4.5.4.
De [adres 4] en/of ringweg A10 in Amsterdam (zaak A feit 3)
Op 10 september 2024 wordt tijdens een observatie gezien dat medeverdachte [medeverdachte 2] aankomt bij de portiek van de adressen [straatnaam 3] [huisnummers] in Amsterdam. Samen met drie onbekend gebleven andere personen tilde hij meerdere boodschappentassen vanuit de portiek in de kofferbak van de voor de portiek geparkeerde Mercedes met kenteken [kenteken 1] en een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] . Die laatste auto werd bestuurd door verdachte. Vervolgens stapte [medeverdachte 2] bij verdachte in de Volkswagen Golf en reden zij weg. Kort daarna werden zij op de oprit naar de ringweg A10 aangehouden.
Bij de doorzoeking van de Volkswagen Golf werden in de kofferbak een jerrycan, een hydraulische pomp, metalen perslogo’s (onder andere van de logo’s van de merken Xbox, Dior, Nike, Opel, Toyota en Superman), geprinte logo’s, een vacumeermachine, een weegschaal en rollen tape aangetroffen. De vacumeermachine en de weegschaal bleken resten van cocaïne te bevatten. In de slaapkamer op het adres [adres 4] werd ook een geprint logo van het automerk Opel gevonden. Bij de doorzoeking van de Mercedes zijn in de achterbak een grote pers, twee persmallen en een magnetron aangetroffen. De persmallen en de magnetron zijn indicatief getest en bleken sporen van cocaïne te bevatten. De drukpers en de krik (de rechtbank begrijpt: de hydraulische pomp) die in de voertuigen zijn aangetroffen, blijken dezelfde goederen te zijn die op 5 augustus 2024 bij de doorzoeking van de [adres 3] in Amsterdam waren aangetroffen en door de politie zijn achtergelaten.
De in de voertuigen en op de [adres 4] aangetroffen goederen zijn in hun gezamenlijkheid bezien naar het oordeel van de rechtbank goederen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne. Deze goederen zijn vanuit de woning op de [adres 4] in de achterbak van de Mercedes en de Volkswagen Golf geplaatst. Vervolgens zijn medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte in de Volkswagen weggereden. Daarmee hebben zij deze goederen op 10 september 2024 voorhanden gehad.
Dat verdachte op die datum niet lijfelijk in de woning is geweest, zoals de raadsman heeft betoogd, maakt dat niet anders. Uit de inhoud van zijn telefoon leidt de rechtbank namelijk af dat verdachte wist wat er zich in de woning afspeelde, welke goederen er in de auto werden gezet, waar deze goederen voor bestemd waren en dat hij op 10 september 2024 samen met anderen vanaf de [straatnaam 3] onderweg was naar een nieuwe locatie om de cocaïneproductie voort te zetten. De gebruiker van het Snapchat-account met schermnaam [schermnaam] (verdachte) voert immers in augustus 2024 al gesprekken met anderen over het klaarzetten van ‘proca, aceton en CAT-stempel’ en stuurt ze foto’s van stempels die op 10 september 2024 zijn aangetroffen in de Volkswagen Golf. Ook zijn er foto’s van blokken met stickers en stempels van de logo’s DHL, Opel en DIOR, die in de Volkswagen Golf zijn gevonden, door de gebruiker van het Snapchat-account “ [accountnaam] ” (verdachte) op 31 augustus en 5 september 2024 geüpload in de applicatie vanaf het adres [adres 4] in Amsterdam. Bovendien heeft [schermnaam] op 10 september 2024 gesprekken met twee verschillende personen waarin hij hen vraagt of zij nog een (schone) locatie hebben waar hij een paar weken kan werken.
De rechtbank verwerpt daarmee alle verweren van de raadsman en acht het ten laste gelegde feit bewezen.
4.5.5.
Het aanwezig hebben van blokken cocaïne (zaak B)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode een hoeveelheid blokken cocaïne voorhanden heeft gehad en overweegt daartoe als volgt.
Het dossier bevat diverse chats tussen het Snapchat-account van verdachte en derden waaruit blijkt dat verdachte over blokken verdovende middelen beschikt. Zo stuurt verdachte tussen 6 en 11 september 2024 in chat 124 berichten waarop Pink Panther blokken te zien zijn. Hij zegt dat hij “orgie platen” heeft. De ontvanger informeert naar de samenstelling van “Top" en verdachte geeft aan dat “Top" er niet meer is, dat er net 5st (stuks) zijn weggegaan voor 27,25 en één voor 27. In chat 127, in dezelfde periode, vraagt degene met wie verdachte chat hoeveel verdachte vraagt en die antwoordt 27,5. In chat 208, uit de periode 24 augustus tot 9 september 2024, vraag verdachte welke stempels de ontvanger, [naam 5] , heeft en die stuurt twee foto’s van stempels. Die stempels zijn aangetroffen tijdens doorzoekingen in de Volkswagen Golf (waarin verdachte is aangehouden) en in de woning aan de [adres 3] en op foto’s van blokken die verdachte heeft geüpload in de applicatie. In chat 331 stuurt verdachte op 10 september 2024 twee video’s van twee koffers met blokken en het bericht: “Bied aan. Ik geef je 27,5”. In eerste instantie is verdachte herkenbaar in beeld, waarna het beeld verspringt naar de vloer waar de koffers met daarin en waar omheen blokken te zien zijn. In chat 337 stuurt verdachte op 10 september 2024 drie bestanden (die niet meer te zien zijn op de uitgelezen data)en stuurt hij vervolgens de tekst: “Laat die gozer zien heb 50st verkoop nu 27,5" en “Orgie platen”.
Verder zijn de video’s, foto’s en chats over de blokken die in de tenlastelegging zijn opgenomen, gemaakt op locaties waar verdachte in de periode tussen 27 juni 2024 en 10 september 2024 aanwezig is geweest en waarvan de rechtbank hierboven al heeft vastgesteld dat daar productie van verdovende middelen werd voorbereid. Op diezelfde locaties zijn perslogo’s en stickervellen aangetroffen die overeenkomen met de blokken op de foto’s in het Snapchataccount van verdachte.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, leidt de rechtbank hieruit af dat verdachte op genoemde tijdstippen van de chats en de foto’s ook daadwerkelijk de beschikkingsmacht over de blokken had.
Verdachte heeft op de zitting erkend dat hij de video heeft gemaakt waarop hij met een koffer en blokken met een XBOX logo te zien is, maar stelt dat deze blokken geen echte cocaïne bevatten maar nepblokken betreffen. Verdachte heeft verklaard dat deze nepblokken van een kennis waren en dat hij de video heeft gemaakt om stoer te doen. De rechtbank acht dat niet geloofwaardig en concludeert dat op deze video en op de andere foto’s steeds sprake is van echte blokken cocaïne. Daartoe wijst de rechtbank op de volgende omstandigheden:
  • i) De uiterlijke verschijningsvorm van de blokken duidt op echte cocaïne nu op de afbeeldingen is te zien dat sommige blokken open zijn en een witte substantie/poeder bevatten.
  • ii) Op de blokken stickers en stempels gedrukt zijn met logo’s die in panden zijn aangetroffen waar verdachte zich bevond en harddrugs werd geproduceerd/de productie werd voorbereid.
  • iii) Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne ten behoeve van de handel wordt verpakt in blokken worden voorzien van stickers en stempels met logo’s zoals zichtbaar op de foto’s op het Snapchat-account van verdachte.
Daarnaast kunnen de weergegeven chatberichten niet anders worden uitgelegd dan dat daarin wordt gesproken over echte blokken cocaïne. Daarin worden immers ‘orgie platen’ tegen een prijs van 27 dan wel 27,5 aangeboden. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit een gangbare prijs is voor een blok cocaïne, hetgeen past bij de mededeling van verdachte in de chat dat sprake is van originele blokken. Daarmee verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat de blokken echte cocaïne bevatten.
Met betrekking tot de hoeveelheid blokken die bij ieder van de gedachtestreepjes afzonderlijk ten laste zijn gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van de blokken met het “Opel”-logo kan de rechtbank op basis van de inhoud van het proces-verbaal niet vaststellen dat dit zes blokken betreffen, maar op de foto op pagina 08 133 is te zien dat dit er in ieder geval meer dan twee zijn. Daarnaast is de rechtbank het met de raadsman eens dat niet kan worden uitgesloten dat sprake is van overlap met de in de tenlastelegging opgenomen drie blokken met het “Opel”-logo en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ook ten aanzien van de blokken die zijn aangeduid met het logo “Klavertje 4” kan de rechtbank op basis van het proces-verbaal niet vaststellen dat het tien blokken betreffen. Anders dan de officier van justitie naar voren heeft gebracht, zijn op de foto op pagina 08 131 geen tien blokken zichtbaar. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van twee blokken.
Ten aanzien van het blok met de stempel van de ‘Simpsons’ stelt de rechtbank, net als de raadsman, vast dat de foto op pagina 08 136 niet heel duidelijk is, maar dat met de waarneming van de politie (die over de originele foto’s beschikt) in voldoende mate kan worden vastgesteld dat dit een wit blok cocaïne betreft met het voornoemde logo.
De verdenking van het aanwezig hebben van 42 blokken cocaïne heeft het Openbaar Ministerie afgeleid uit een video van 10 september 2024 waarop verdachte zichzelf en twee koffers met blokken filmt en een chat (chat 331) waarin hij deze aanbiedt voor 27,5. Uit het proces-verbaal (pagina 3 177) blijkt dat de verbalisant die de video heeft bekeken ‘ongeveer 42 blokken’ zag. De rechtbank stelt vast dat “blokken” kan worden bewezen, maar niet het exacte aantal van 42 blokken.
Voor de ten laste gelegde 50 blokken concludeert de rechtbank dat verdachte inderdaad de beschikking daarover had, omdat hij in chat 337 spreekt over de mogelijke verkoop daarvan en daarvoor ook een prijs noemt. De rechtbank stelt vast dat de blokken die zichtbaar zijn op de stills van de video uit chat 331 (pv documentcode 20219692, p. 10), niet dezelfde blokken zijn als de blokken die te zien zijn op de stills bij chat 337 (pv documentcode 20219692, p. 11) waarin verdachte 50 stuks aanbiedt. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat sprake zou zijn van een dubbeltelling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
In zaak A:
1
in de periode van 15 juni 2024 tot en met 4 juli 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken,
van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden de navolgende voorwerpen en stoffen:
- een hydraulische pers,
- weegschalen,
- pannen,
- jerrycans met daarin een chemische vloeistof,
- centrifugeapparaten,
- een magnetron,
- bakken met daarin witte poederresten,
- een sealapparaat,
- een zak met procaïne (wit poeder),
- gezichtsmaskers,
- verpakkingsmateriaal,
- handschoenen,
- rollen tape,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2
in de periode van 9 juli 2024 tot en met 5 augustus 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 10 september 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 4] en op de ringweg A10, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken,
van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden de navolgende voorwerpen en vervoermiddelen
- een Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 2] ),
- een Mercedes-Benz (met kenteken [kenteken 1] ),
- perslogo's,
- een jerrycan,
- een weegschaal,
- rollen tape,
- een telefoon,
- een vacumeermachine
- één pers,
- persmallen,
- ( sticker)vellen met logo’s,
- één hydraulische krik,
- een magnetron,
voorhanden heeft gehad, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten.
4
op 10 september 2024 te Amsterdam, een wapen van categorie II, onder 2 Wet Wapens en Munitie, te weten: een pistool omgebouwd om vol automatisch te laten vuren, van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9mm x19 (synoniem voor 9mm Luger), zijnde een vuurwapen om automatisch mee te vuren, en munitie van categorie IIIvan de Wet wapens en munitie, te weten: 46 patronen, kaliber 9mm x19 (synoniem voor 9mm Luger), voorhanden heeft gehad.
In zaak B
in de periode van 27 juni 2024 tot en met 10 september 2024 in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid, te weten:
- 6 blokken (XBOX - p. 08 119, zie ook pv documentcode 19958787, p. 08 135),
- blokken (p. 08 119 en zie ook: pv documentcode 20219692, p. 10),
- 1 blok (Pandabeer van het WWF - p. 08 125-126),
- 2 blokken (Cobra - p. 08 126),
- 1 blok (F&F - p. 08 127),
- 1 blok (Lock - p. 08 127),
- 1 blok (NBA Basketballer- p. 08 128),
- 1 blok (TOGG - p. 08 129),
- 1 blok (Toyota - p. 08 130),
- blokken (Opel - p. 08 130, zie ook p.08 136 en p. 08-133),
- 2 blok (Klavertje 4 - p. 08 131, zie ook p. 08 137),
- 7 blokken (DHL - p. 08 132),
- 4 blokken (Visa - p. 08 132, zie ook: p. 08 138),
- 4 blokken (DHL- p. 08 133),
- 1 blok (Superman- p. 08 134),
- 1 blok (DIOR) (p.08 134, zie ook p. 08 139),
- 1 blok (the simpsons - p. 08 136),
- 1 blok (Toyota - p. 08 137) en
- 50 blokken (p. 11, zie ook p. 08 120)
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij een strafoplegging rekening zou moeten worden gehouden met de beperkte rol van verdachte in het feitencomplex, zijn zeer jeugdige leeftijd en met strafopleggingen in soortgelijke zaken, waaronder die van medeverdachte [medeverdachte 1] , die in schril contrast staan met de eis van de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen op verschillende locaties in Amsterdam schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het bewerken en verwerken van harddrugs, dan wel het daadwerkelijk produceren van blokken cocaïne. Daarvoor werden kwetsbare burgers onder druk gezet om hun woning voor deze activiteiten beschikbaar te stellen. In een periode van ongeveer drie maanden is achtereenvolgens in drie appartementen een drugslaboratorium opgebouwd. De rechtbank acht het waarschijnlijk dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ten tijde van de aanhouding met alle materialen op weg waren naar een nieuwe locatie om ook daar weer een drugslaboratorium op te bouwen.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en kunnen leiden tot ernstige psychotische stoornissen en verslavingen. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens)criminaliteit, hetgeen een ontwrichtende werking op de samenleving heeft. Door zich bezig te houden met het voorbereiden van harddrugsproductie, heeft verdachte concreet bijgedragen aan het voortbestaan van de afzetmarkt voor harddrugs. Hij heeft daarbij geen oog gehad voor de negatieve gevolgen van deze middelen voor de volksgezondheid en heeft zijn eigen financiële gewin laten prevaleren boven de risico’s die georganiseerde drugshandel (en de daarmee verband houdende ondermijnende criminaliteit) meebrengt voor openbare orde en veiligheid.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen (geschikt om automatisch te vuren), bijbehorende munitie en een grote hoeveelheid blokken cocaïne voorhanden gehad. Ook dat zijn ernstige feiten. De ernst van deze feiten komt ook tot uitdrukking in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor die feiten. Alleen al bij het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in een woning is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Bij het voorhanden hebben van een hoeveelheid van twintig kilo harddrugs wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste 36 maanden als uitgangspunt gehanteerd. Voor meer dan twintig kilo is er geen oriëntatiepunt vastgesteld, maar uit de jurisprudentie blijkt dat bij grotere hoeveelheden harddrugs doorgaans jarenlange gevangenisstraffen worden opgelegd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in 2022 is veroordeeld voor onder andere handel in harddrugs en dat hij begin juni 2024 een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen voor onder andere vuurwapenbezit. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat zijn detentie voor de laatstgenoemde zaak medio juni 2024 is geëindigd.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de rapportage van de reclassering van 13 februari 2025 over verdachte. Vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte heeft de reclassering geen delictsanalyse kunnen opstellen of verbanden kunnen leggen tussen criminogene factoren en het delictgedrag. Bij bewezenverklaring van de feiten signaleert de reclassering wel een delictpatroon en acht het zorgelijk dat verdachte binnen de proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte lijkt zich te begeven in een crimineel netwerk en heeft een pro-criminele houding. Eerder toezicht in het kader van een voorwaardelijke straf verliep moeizaam en heeft geen bijdrage geleverd aan een gedragsverandering en het verlagen van de kans op recidive. De reclassering had duidelijke signalen dat verdachte nog steeds actief was in het criminele circuit, maar zelf ontkende hij een criminele levensstijl. Verdachte is niet ontvankelijk voor advies en sturing gericht op een intrinsieke gedragsverandering. Hij geeft weinig openheid van zaken, heeft geen hulpvraag en staat niet open voor begeleiding. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat, maar omdat er geen mogelijkheden worden gezien om de kans op herhaling van delictgedrag te verlagen en bij verdachte een gedragsverandering teweeg te brengen, adviseert de reclassering hem een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Daarnaast adviseert de reclassering, ondanks de jonge leeftijd van verdachte, het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat van pedagogische mogelijkheden nauwelijks sprake is. Zijn moedert oefent geen invloed uit op zijn gedrag en verdachte gaat niet naar school. Daarmee is gezinsgerichte hulpverlening niet geïndiceerd. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat verdachte gebaat is bij een interventie die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar is.
De op te leggen straf
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte op 21-jarige leeftijd al meermalen is veroordeeld voor verschillende delicten en dat hij zich meteen na zijn vrijlating opnieuw in een crimineel netwerk bevond dat zich bezig hield met het produceren van verdovende middelen. Ook had verdachte ondanks de eerdere deels voorwaardelijke veroordeling voor wapenbezit een automatisch vuurwapen voorhanden. Het is ook zorgelijk dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om hem te begeleiden. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen, geeft geen openheid van zaken en heeft geen concrete plannen voor de toekomst. Verdachte verwacht hulp van de reclassering bij het vinden van een baan en een woning, maar onderneemt zelf geen enkel initiatief om het contact met zijn toezichthouder te onderhouden. Verdachte gaat niet naar school, woont bij zijn moeder maar zij heeft geen enkele invloed (meer) op zijn gedrag. Ook op de zitting heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat verdachte nog pedagogisch te beïnvloeden is. Daarom volgt de rechtbank het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal bij de straftoemetingsbeslissing echter wel rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en de gevolgen die een langdurige vrijheidsbenemende straf in deze levensfase voor hem meebrengt.
Mede gelet op de proceshouding van verdachte ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Eerdere voorwaardelijke gevangenisstraffen, waaronder de voorwaardelijke straf waarvan de officier van justitie in deze zaak de tenuitvoerlegging heeft gevorderd, hebben hem er immers ook niet van weerhouden om direct na zijn vrijlating onderhavige feiten te plegen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Op basis daarvan en omdat de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening houdt met de jeugdige leeftijd van de verdachte, komt de rechtbank uit op een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag

In het onderzoek tegen verdachte zijn de voorwerpen in beslaggenomen die op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen staan vermeld. Deze beslaglijst is in het dossier gevoegd.
Verbeurdverklaring
Het bewezen geachte is begaan met behulp van de onder itemnummers 2 tot en met 22 vermelde goederen. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen of de goederen aan verdachte dan wel aan een van de medeverdachten toebehoren, maar wel dat zij deze goederen voorhanden hebben gehad. Gelet op artikel 33a, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht staat dat echter niet aan verbeurdverklaring in de weg. Daarom verklaart de rechtbank deze goederen verbeurd.
Teruggave aan verdachte
Bij de aanhouding op 10 september 2024 in onder verdachte € 5.053,70 aan contant geld in beslag genomen. Ondanks dat de omvang van dit contante geldbedrag in het licht van het ontbreken van een stabiel inkomen vragen oproept over de herkomst van het geld, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat dit met de bewezenverklaarde feiten is verdiend. Daarom zal de rechtbank de teruggave van dit geldbedrag aan verdachte gelasten.

10.Tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 februari 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/042936-24, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 6 juni 2024 van de meervoudige strafkamer Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Anders dan de raadsman heeft verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd te verlengen dan wel deze om te zetten in een taakstraf. De rechtbank zal dan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 primair, 3 en 4 en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A feit 1:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van zaak A feit 2 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van zaak A feit 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van zaak A feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van zaak B:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • 57 STK Plakbank (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552637);
  • 10 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552649);
  • 5 STK Zak (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552656);
  • 7 STK Papier (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552662);
  • 1 STK Aluminium (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552663);
  • 52 STK Sticker (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552676);
  • 11 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552786);
  • 2 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552789);
  • 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552792);
  • 1 STK Ventilator (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552796);
  • 1 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552799);
  • 6 STK Lepel (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552814);
  • 2 STK Keukenmachine (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552820);
  • 3 STK Pannenset (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552813);
  • 1 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552821);
  • 2 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552823);
  • 8 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552827);
  • 1 STK Ventilator (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552830);
  • 4 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552832);
  • 1 STK Vest (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552835);
  • 3 STK Veiligheidsbril (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552837);
  • 2 STK Hamer (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552838);
  • 2 STK Jerrycan (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6553189);
  • 1 STK Jerrycan (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6553190);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024065121-G6552340, Apple);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552189, Nokia).
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van:
50531,7 EUR (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6553210).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 6 juni 2024, namelijk een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. M. Smit en A.J.P. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2025.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]