ECLI:NL:RBAMS:2025:1704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13/291952-24 + 13/161109-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het medeplegen van het voorhanden hebben en bereiden van cocaïne en heroïne in Amsterdam

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van en het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne en heroïne. De verdachte, geboren in 2001 en nu gedetineerd, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van maart 2024 tot september 2024 betrokken was bij verschillende drugshandelingen in Amsterdam. Tijdens de zitting op 28 februari 2025 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder DNA-analyses en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de woningen aangetroffen drugs en voorwerpen die bestemd waren voor de productie van harddrugs. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en oordeelde dat hij nauw en bewust had samengewerkt met medeverdachten. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de risico's op recidive. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/291952-24
Parketnummer vordering tul: 13/161109-22
Datum uitspraak: 14 maart 2025 (Promis)
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven op het adres [BRP-adres] ,
nu gedetineerd te: P.I. [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.M. Casteleijns, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 10 december 2024 en 28 februari 2025 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan (samengevat)
1. medeplegen van het aanwezig hebben van 590 gram cocaïne en 1761 gram heroïne op
2 april 2024 in een pand aan de [adres 1] in Amsterdam;
2. medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren en vervaardigen van cocaïne en/of heroïne door het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, in de periode van 17 maart 2024 tot en met 2 april 2024 in een pand gelegen aan de [adres 1] in Amsterdam;
3. medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren en vervaardigen van cocaïne door het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, in de periode 1 juni 2024 tot en met 4 juli 2024, in een pand geleden aan de [adres 2] in Amsterdam;
4. medeplegen van het bereiden/bewerken/verwerken/vervaardigen, in elk geval aanwezig hebben van cocaïne in de periode 9 juli 2024 tot en met 5 augustus 2024 in een pand aan de [adres 3] in Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als het medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren en vervaardigen van cocaïne door het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
5. medeplegen van het voorbereiden van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren en vervaardigen van cocaïne door het voorhanden hebben van voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen waarvan zij wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, op 10 september 2024 in een pand aan de [adres 4] en/of op de [weg] in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij op of omstreeks 2 april 2024 wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de woning aan de [adres 5] aangetroffen cocaïne en heroïne. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet duidelijk is waar de cocaïne en heroïne precies zijn aangetroffen en daarmee niet kan worden vastgesteld of dat in het zicht was, dat de aangetroffen verdovende middelen niet zijn onderzocht op biologische sporen en dat de woning door meerdere personen bezocht werd. Ook is niet gebleken dat de aangetroffen verdovende middelen aanwezig waren toen verdachte op 26 maart 2024 een bestelde pizza langsbracht, noch dat verdachte op of omstreeks 2 april 2024 in de woning is geweest.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Verdachte heeft niet meer gedaan dan een drukpers naar de woning gebracht en pizza besteld. Dat maakt hem geen medepleger, maar hooguit een medeplichtige aan voorbereidingshandelingen en dat is niet tenlastegelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 en feit 5 primair gesteld dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de handelingen van verdachte slechts kunnen worden gekwalificeerd als medeplichtigheid, maar dat dit niet ten laste is gelegd en om die reden vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en mededaders.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De [adres 1] in Amsterdam (feit 1 en 2)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 2 april 2024 vindt een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres 6] in Amsterdam. In de woning worden voorwerpen aangetroffen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van harddrugs, waaronder een drukpers. Ook worden er versnijdingsmiddelen, 548 gram cocaïne en 1.761 gram heroïne aangetroffen. De woning was niet ingericht als een woonverblijf. De kamers waren grotendeels leeg of voorzien van goederen die betrokken kunnen zijn bij het vervaardigen van verdovende middelen. Het enige meubilair in de woning was een bank, een tafel met televisie en een aantal stoelen. De rechtbank concludeert hieruit dat de woning was ingericht voor het vervaardigen en of verwerken van verdovende middelen.
Tussen het afval wordt op een pizzadoos een bonnetje van een bestelling van 26 maart 2024 gevonden met een telefoonnummer en de voornaam van verdachte erop en een bonnetje van een bestelling van 22 maart 2024 met een telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Op de hefboom van de drukpers wordt een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen, waarin het DNA-profiel van verdachte voorkomt. Het aantreffen van dit DNA-mengprofiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Ook het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1] komt overeen met het verkregen DNA-mengprofiel, waarbij ook een bewijskracht van meer dan een miljard is berekend. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] donoren zijn geweest van een deel van het celmateriaal op de hefboom van de drukpers.
Uit onderzoek naar de Samsung-telefoon (goednummer: 6531332), die onder verdachte in beslag is genomen en waarvan hij op zitting heeft verklaard dat deze van hem is, blijkt dat met die telefoon op 30 maart 2024 om 23.14 uur per sms eten is besteld. Als bezorgadres is de [adres 7] opgegeven en in het bericht geeft de verdachte aan dat zijn tegencontact moet “Bellen als je beneden bent”. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op dat moment in de woning aan de [adres 6] was.
Verder worden op de telefoon van verdachte notities aangetroffen met instructies voor het maken en versnijden van cocaïne die dateren van 17 en 23 maart 2024. In de notitie van 23 maart 2024 staat onder meer beschreven ‘poeder snijden, aceton opwarmen, mal klaarmaken, stempel beneden, orgi uitsmeren, dan gemixte goed aandrukken voor lucht, pres plaatsen recht, ongeveer 19 keer pompen, blok in magnetron, daarna wegen tot ongeveer 1040’. De notitie van 17 maart 2024 ziet op de verhouding van het originele middel en het versnijdingsmiddel procaïne (‘orgie’ en ‘pro’).
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien geen andere uitleg toelaten dan dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de woning aangetroffen goederen, stoffen en drugs. Daarmee staat vast dat verdachte deze voorhanden c.q. aanwezig heeft gehad. De inhoud van de telefoon van verdachte en de aanwezigheid van de drugs in de woning rechtvaardigen bovendien de conclusie dat verdachte wist waarvoor de goederen en stoffen bestemd waren.
De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij alleen tegen een kleine vergoeding ’s nachts tassen met goederen en de drukpers naar de woning heeft gebracht en een paar keer eten heeft langsgebracht, maar dat hij geen wetenschap had van en niet betrokken is geweest bij wat zich in de woning bevond, acht de rechtbank gezien de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden ongeloofwaardig.
De rechtbank acht ook medeplegen bewezen. Op basis van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] .
Conclusie
Bewezen is dat verdachte opzettelijk 548 gram cocaïne en 1.761 gram heroïne aanwezig heeft gehad (feit 1) en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (feit 2).
4.3.2.
De [adres 2] in Amsterdam (feit 3)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode 1 juni 2024 tot en met 4 juli 2024 in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne. Daarvoor is het volgende redengevend.
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] in Amsterdam op 4 juli 2024 zijn diverse goederen aangetroffen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van blokken harddrugs. In de woonkamer werd ook een halfgelaatsmasker aangetroffen. Op de verstelbare draagbanden daarvan, de binnenzijde van de hoofdband, de buitenzijde van de gasfilters, de rand van het binnenmasker en het spreekmembraan is een DNA-(hoofd)profiel van verdachte aangetroffen.
De bewoners van de [adres 2] , [bewoner 1] en [bewoner 2] , hebben verklaard dat ongeveer een maand voor de doorzoeking drie jongens, waaronder [naam 1] , een pers, plastic zakken, rollen tape, een magnetron en jerrycans hun woning binnen brachten; dat ze elke dag van 22:00 tot 06:00 uur kwamen en dat zij dan versneden, bezig waren met een pers en een krik en witte blokken in de magnetron deden. In de telefoon van [bewoner 2] staat het nummer [nummer] als telefoonnummer van [naam 1] opgeslagen.
Uit onderzoek naar de Samsung-telefoon (goednummer: 6531332), die op 23 juli 2024 onder verdachte in beslag is genomen en waarvan hij op zitting heeft verklaard dat deze van hem is, blijkt dat de gebruiker van deze telefoon via Whatsapp met anderen contact heeft met het telefoonnummer [nummer] . De rechtbank gaat er op basis hiervan vanuit dat verdachte [naam 1] is.
Ook blijkt uit het onderzoek naar deze telefoon dat verdachte sinds begin juni 2024 contact heeft met “ [naam 2] ” over het koken van ‘wittie’ en dat hij sinds eind april 2024 gesprekken voert met “ [naam 3] ” over het regelen van rollen vershoudfolie en pakken latex handschoenen voor de [adres 2] . Verder zijn in de telefoon notities aangetroffen van 17 en 23 maart 2024 met instructies over het maken van blokken en de verhouding van het originele middel en het versnijdingsmiddel procaïne (‘orgie’ en ‘pro’).
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij wel eens kleine dingen, zoals de latex handschoenen, heeft besteld voor de [adres 2] , maar dat hij niets te maken heeft met de in de woning aangetroffen goederen. Deze verklaring acht de rechtbank gelet op de hierboven weergegeven bevindingen ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte verder reikt dan het verrichten van hand- en spandiensten zoals de raadsman heeft betoogd en verwerpt dat verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de in de in de tenlastelegging opgenomen goederen voorhanden heeft gehad, gericht op de voorbereiding van harddrugsfeiten.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (feit 3).
4.3.3.
De [adres 3] in Amsterdam (feit 4)
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] in Amsterdam op
5augustus 2024 zijn diverse goederen aangetroffen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van blokken cocaïne.
Op één van de twee in de woning aangetroffen paar handschoenen is een DNA-mengprofiel aangetroffen met DNA van verdachte en van een onbekende man. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat dit resultaat extreem veel waarschijnlijker is als de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee onbekende personen (
de rechtbank begrijpt: één onbekende persoon, te weten onbekende man A), dan dat de bemonstering DNA bevat van drie onbekende personen (
de rechtbank begrijpt: twee onbekende personen). Ook is op het in de woning aangetroffen verpakkingsmateriaal een vingerafdruk van verdachte aangetroffen.
Daarnaast is op de camerabeelden van de lift van het flatgebouw aan de [adres 8] te zien dat verdachte op 13 juli, 30 juli en 31 juli 2024 ’s avonds laat en ’s nachts al dan niet met tassen en vuilniszakken meermalen samen met [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 2] zich van en naar de vijfde verdieping beweegt. De woning op nummer [adres 3] is gevestigd op de vijfde verdieping.
Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 2] op 15 juli 2024 via Whatsapp contact met [bewoner 3] , de bewoner van de [adres 3] , waarin hij hem aanspreekt als ‘ [bijnaam] ’ en zegt die avond naar hem toe te willen komen om te werken voor een bestelling van drie stuks. Op 4 augustus 2024 heeft [medeverdachte 2] via Snapchat contact met [medeverdachte 1] waarin hij hem vraagt naar ‘ [bijnaam] ’ te komen en dat hij ‘een brick aan het maken is’.
Uit onderzoek naar de Samsung-telefoon van verdachte (goednummer: 6531332) blijkt dat hij op 12 juli 2024 via Whatsapp contact heeft met “ [naam 3] ” over
vapesvoor de [adres 3] . Op 21 juli 2024 geeft verdachte aan [naam 4] het adres [adres 3] en zegt dat hij hem daar ‘zelf kan geven’. Op 19 juli 2024 heeft de gebruiker van de telefoon (verdachte) via Snapchat contact met [snapchatnaam] . Hij stuurt een foto van een wit blok poederachtige substantie en stuurt daarbij: ‘10 cobra, 1 pyramide, 2 panda’. Op de [adres 3] zijn stickervellen met het logo van King Cobra en de panda van het WWF aangetroffen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij tegen een kleine vergoeding de aangetroffen goederen naar de [adres 3] heeft gebracht en dat hij daarna een aantal keren bij de woning is geweest om eten en
vapeste brengen, maar dat hij niet wist dat er in de woning verdovende middelen werden bewerkt. Deze verklaring acht de rechtbank gelet op de hierboven vermelde bevindingen ongeloofwaardig. De rechtbank wijst daartoe in het bijzonder op chatberichten die verdachte heeft verstuurd en de op zijn telefoon aangetroffen instructies over het maken van blokken en de verhouding van het originele middel en het versnijdingsmiddel procaïne (‘orgie’ en ‘pro’).
Gelet op de staat waarin de woning werd aangetroffen, de pannen, bakken en lepels die met cocaïne en procaïne-resten op het aanrecht stonden, en ook de chatgesprekken die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] voerden over bestellingen van drie stuks die snel gemaakt moesten, het maken van bricks en het sturen van foto’s van brokken wit poeder met verwijzingen naar stickers die later ook in de woning zijn gevonden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met anderen in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne in een woning aan de [adres 3] in Amsterdam. Daarmee wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.3.4.
De [adres 4] en/of [weg] in Amsterdam (feit 5)
Op 10 september 2024 wordt tijdens een observatie gezien dat verdachte aankomt bij de portiek van de adressen [portieken] in Amsterdam. Samen met drie onbekend gebleven andere personen tilde hij meerdere boodschappentassen vanuit de portiek in de kofferbak van de voor de portiek geparkeerde Mercedes met kenteken [kenteken 1] en een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] . Die laatste auto werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] . Vervolgens stapte verdachte bij medeverdachte [medeverdachte 2] in de Volkswagen Golf en reden zij weg. Kort daarna werden zij op de oprit naar de [weg] aangehouden.
Bij de doorzoeking van de Volkswagen Golf werden in de kofferbak een jerrycan, een hydraulische pomp, metalen perslogo’s (onder andere van de logo’s van de merken Xbox, Dior, Nike, Opel, Toyota en Superman), geprinte logo’s, een vacumeermachine, een weegschaal en rollen tape aangetroffen. De vacumeermachine en de weegschaal bleken resten van cocaïne te bevatten. In de slaapkamer op het adres [adres 4] werd ook een geprint logo van het automerk Opel gevonden. Bij de doorzoeking van de Mercedes zijn in de achterbak een grote pers, twee persmallen en een magnetron aangetroffen. De persmallen en de magnetron zijn indicatief getest en bleken sporen van cocaïne te bevatten. De drukpers en de krik (
de rechtbank begrijpt: de hydraulische pomp) die in de voertuigen zijn aangetroffen, blijken dezelfde goederen te zijn die op 5 augustus 2024 bij de doorzoeking van de [adres 3] in Amsterdam waren aangetroffen en door de politie zijn achtergelaten.
De in de voertuigen en op de [adres 4] aangetroffen goederen zijn naar het oordeel van de rechtbank goederen die bestemd zijn voor het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne. Verdachte heeft deze goederen samen met anderen vanuit de woning op de [adres 4] in de achterbak van de Mercedes en de Volkswagen Golf geplaatst en is vervolgens met medeverdachte [medeverdachte 2] in de Volkswagen weggereden. Daarmee heeft verdachte deze goederen samen met anderen op 10 september 2024 voorhanden gehad.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niet in de woning is geweest, dat hij niet wist wat daar gebeurde en dat hij alleen heeft geholpen om de tassen vanuit de trappenhal naar de auto’s te brengen. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Gelet op de inhoud van zijn telefoon, waaronder de chatberichten en de notities met instructies over het maken van blokken en de verhouding van het originele middel en het versnijdingsmiddel procaïne (‘orgie’ en ‘pro’), blijkt voldoende duidelijk dat verdachte wist dat deze goederen voor de productie van harddrugs bestemd waren. Uit het voorgaande blijkt ook dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de anderen gericht op de voorbereiding daarvan. De verweren worden daarom verworpen.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
omstreeks 2 april 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 548 gram cocaïne en 1761 gram heroïne;
2
in de periode van 17 maart 2024 tot en met 2 april 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 6] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken,
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- pannen,
- lepels,
- zeven,
- blenders,
- scharen,
- magnetrons,
- weegschalen,
- verpakkingen met latexhandschoenen,
- een sealer,
- sealzakken,
- maatbetekers
- jerrycans met inhoud, vermoedelijk aceton,
- persmallen
- een blok voor pers,
- perslogo's,
- perspapier
- cocaïnepersen,
- zakken met versnijdingsmateriaal,
- verpakkingen met gemalen paracetamol,
- een krik,
- een telefoon met notities over de verwerking van verdovende middelen,
- een kookplaat en
- zakken met papieren logo's
voorhanden te hebben;
3
in de periode van 1 juni 2024 tot en met 4 juli 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden de navolgende voorwerpen en stoffen:
- een hydraulische pers,
- weegschalen,
- pannen,
- jerrycans met daarin een chemische vloeistof,
- centrifugeapparaten,
- een magnetron,
- bakken met daarin witte poederresten,
- een sealapparaat,
- een zak met procaïne (wit poeder),
- gezichtsmaskers,
- verpakkingsmateriaal,
- handschoenen,
- rollen tape,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten;
4 primair
in de periode van 12 juli 2024 tot en met 5 augustus 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt, cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5
op 10 september 2024 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 4] en op de [weg] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken,
van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden de navolgende voorwerpen en vervoermiddelen:
- een Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 2] ),
- een Mercedes-Benz (met kenteken [kenteken 1] ),
- perslogo's,
- een jerrycan,
- een weegschaal,
- rollen tape,
- een telefoon,
- een vacumeermachine
- één pers,
- persmallen,
- ( sticker)vellen met logo’s,
- één hydraulische krik,
- een magnetron,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening houdend met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de beperkte rol en mate van betrokkenheid van verdachte bij de feiten maximaal een gevangenisstraf voor de duur van 2,5 jaar op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen op verschillende locaties in Amsterdam schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het bewerken en verwerken van harddrugs, en in één geval van het daadwerkelijk produceren van blokken cocaïne. Daarvoor werden kwetsbare burgers onder druk gezet om hun woning voor deze activiteiten beschikbaar te stellen. In een periode van ongeveer een half jaar is achtereenvolgens in vier appartementen een drugslaboratorium opgebouwd. De rechtbank acht het waarschijnlijk dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ten tijde van de aanhouding met alle materialen op weg waren naar een nieuwe locatie om ook daar weer een drugslaboratorium op te bouwen.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en kunnen leiden tot ernstige psychotische stoornissen en verslavingen. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens)criminaliteit, hetgeen een ontwrichtende werking op de samenleving heeft. Door zich bezig te houden met het (voorbereiden van) harddrugsproductie, heeft verdachte concreet bijgedragen aan het voortbestaan van de afzetmarkt voor harddrugs. Hij heeft daarbij geen oog gehad voor de negatieve gevolgen van deze middelen voor de volksgezondheid en heeft zijn eigen financiële gewin laten prevaleren boven de risico’s die georganiseerde drugshandel (en de daarmee verband houdende ondermijnende criminaliteit) meebrengt voor openbare orde en veiligheid.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in oktober 2023 is veroordeeld tot een taakstraf voor de handel in harddrugs.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de rapportage van de reclassering van
21januari 2025 over verdachte. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte op zijn jonge leeftijd al meerdere malen is veroordeeld en signaleert problemen op meerdere leefgebieden. Verdachte heeft schulden en geen werk. Ook zou zijn sociale netwerk een negatieve invloed op hem hebben. De reclassering heeft de indruk dat verdachte beïnvloedbaar en impulsief is en dat hij over beperkte vaardigheden beschikt om zijn (interpersoonlijke) problemen op te lossen. Het is de reclassering niet duidelijk geworden of verdachte oorzaak en gevolg kan overzien, of dat sprake is van een beperkte gewetensontwikkeling dan wel dat hij zich onder druk van anderen inlaat met crimineel gedrag. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. Verdachte heeft echter geweigerd om mee te werken aan verdiepingsdiagnostiek, waardoor het niet mogelijk is om in te schatten welke interventies nodig zijn om de kans op herhaling te verlagen. Een eerder toezicht met diagnostiek en behandeling is niet geslaagd door een beperkte inzet van verdachte. Daardoor heeft de reclassering ook twijfels over de haalbaarheid van een nieuw ambulant traject en adviseert daarom aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Daarnaast adviseert de reclassering om, ondanks de leeftijd van verdachte, het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen op het gebied van handelingsvaardigheden of pedagogische beïnvloeding die maken dat het jeugdrecht zou moeten worden toegepast. Verdachte is ook al eerdere met toepassing van het volwassenenstrafrecht veroordeeld. Verdachte heeft op de zitting aangegeven hulp van de reclassering te willen bij het vinden van een baan en het afbetalen van zijn schulden, maar dat hij vindt dat hij geen behandeling nodig heeft.
Op te leggen straf
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte op 23-jarige leeftijd al meermalen is veroordeeld voor verschillende delicten en dat hij kort na een eerdere veroordeling voor drugsfeiten zich opnieuw in een crimineel netwerk bevond dat zich bezig hield met het produceren van verdovende middelen. Het is ook zorgelijk dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om hem te begeleiden. Verdachte neemt, ook op zitting, geen verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen, geeft geen openheid van zaken, toont geen zelfinzicht en stelt zich niet begeleidbaar op. Er zijn dan ook geen aanknopingspunten om ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal bij de straftoemetingsbeslissing echter wel rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en de gevolgen die een langdurige vrijheidsbenemende straf in deze levensfase voor hem meebrengt.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de officier van justitie in deze zaak de tenuitvoerlegging heeft gevorderd, heeft hem er immers ook niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Op basis daarvan en omdat de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening houdt met de jeugdige leeftijd van de verdachte, komt de rechtbank uit op een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag

In het onderzoek tegen verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Mes (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552818);
1 STK Verdovende middelen (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552819);
1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552822).
Verbeurdverklaring
Het bewezen geachte is begaan met behulp van de onder itemnummer 1 en 3 vermelde goederen. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen of de goederen aan verdachte dan wel aan een van de medeverdachten toebehoren, maar wel dat zij deze goederen voorhanden hebben gehad. Gelet op artikel 33a, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht staat dat echter niet aan verbeurdverklaring in de weg. Daarom verklaart de rechtbank deze goederen verbeurd.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat het onder itemnummer 2 vermelde voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 februari 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/161109-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 13 oktober 2022 van de meervoudige strafkamer Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte van3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Anders dan de raadsman heeft verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd te verlengen. De rechtbank zal dan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 en 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4, primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. STK Mes (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552818);
1. STK Weegschaal (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552822).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Verdovende middelen (Omschrijving: PL1300-2024215899-G6552819).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 13 oktober 2022, namelijk een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. M. Smit en A.J.P. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2025.
[===]
  • [===]
  • [===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
  • [===]
  • [===]
[===][===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
[===]
.