ECLI:NL:RBAMS:2025:1702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13/728046-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering wegens beginsel van ne bis in idem

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 13/728046-16. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de mededeling van de officier van justitie dat de vervolging van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor mensenhandel, door de Bulgaarse justitiële autoriteiten is overgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, niet meer in Nederland kan worden behandeld vanwege het beginsel van ne bis in idem. De raadsman van de veroordeelde heeft eveneens gepleit voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, wat de rechtbank heeft overgenomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/728046-16 (ontneming)
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/728046-16, tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering tot ontneming van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2025. Veroordeelde is niet verschenen. De raadsman van veroordeelde, mr. R.A. van der Horst, advocaat in Amsterdam, was wel aanwezig. Hij verklaarde uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens veroordeelde het woord te voeren.

2.De vordering

Op 28 november 2022 is [veroordeelde] (hierna te noemen veroordeelde) door de rechtbank Amsterdam veroordeeld ter zake mensenhandel tot 15 maanden gevangenisstraf. De eveneens tenlastegelegde verdenking inzake witwassen is door de rechtbank afgesplitst en is in Nederland nog niet op enige zitting behandeld.
De vordering van de officier van justitie van 17 oktober 2024 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 109.184,-
De officier van justitie heeft ter terechtzitting evenwel medegedeeld dat de vervolging van veroordeelde terzake de verdenking van witwassen en de ontnemingsprocedure zijn overgenomen door de Bulgaarse justitiële autoriteiten. Het Nederlandse Openbaar Ministerie zal veroordeelde dan ook niet verder voor deze feiten vervolgen. Daarom heeft de officier van justitie verzocht het Openbaar Ministerie in deze ontnemingsvordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het beginsel van ne bis in idem.
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaren in de ontnemingsvordering gelet op de mededeling van de officier van justitie dat de ontnemingsvordering door de Bulgaarse justitiële autoriteiten zal worden opgepakt en gelet op het uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie zelf om het Openbaar Ministerie in deze procedure niet-ontvankelijk te verklaren.

4.Beslissing

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de ontnemingsvordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en P.B. Spaargaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen