ECLI:NL:RBAMS:2025:1699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13/197033-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksuele uitbuiting en zware mishandeling met ernstige gevolgen voor slachtoffers

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting van twee vrouwen en zware mishandeling van een man. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM). De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de kwetsbare posities van de slachtoffers, waarbij hij hen dwong tot prostitutie en hen bedreigde met geweld. De slachtoffers, [persoon 1] en [persoon 2], hebben verklaard dat zij onder druk van de verdachte seksuele diensten moesten verrichten, waarbij de verdachte de opbrengsten van hun werk voor zichzelf gebruikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze vrouwen. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan het medeplegen van zware mishandeling van [persoon 3], die door de verdachte en een mededader ernstig is verwond. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/197033-23 (Promis)
Datum uitspraak: 26 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1982,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in Justitieel Complex [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van ‘t Land, en de raadslieden van de benadeelde partijen, mr. A. Koopsen en mr. M.J. Schimmel, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van seksuele uitbuiting van [persoon 1] in de periode 12 juni 2023 tot en met 13 juni 2023 in Amsterdam en/of Badhoevedorp;
2. medeplegen van seksuele uitbuiting van [persoon 2] in de periode 1 oktober 2022 tot en met 24 oktober 2023 in Amsterdam en/of Soest en/of in Duitsland;
3. medeplegen van (zware) mishandeling van [persoon 3] op 14 oktober 2023 in [plaats 2] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de seksuele uitbuiting van [persoon 1] en [persoon 2] . Uit de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] blijkt niet dat verdachte hen heeft gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen en het oogmerk had om deze vrouwen uit te buiten. Ook heeft verdachte hen niet gedwongen of bewogen hem uit de opbrengst van de seksuele diensten te bevoordelen dan wel dat hij daar voordeel uit zou hebben getrokken. Het verdiende geld was immers voor hen gezamenlijk bedoeld en werd gebruikt om in hun gezamenlijke levensonderhoud te voorzien.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, de zware mishandeling. Op basis van het dossier kan niet kan worden vastgesteld dat verdachte [persoon 3] het in de tenlastelegging genoemde letsel heeft toegebracht. Ook is er geen sprake van medeplegen met degene die wel het letsel heeft toegebracht. Het toegebrachte letsel kan bovendien niet als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd.
De raadsman heeft zich voor het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Mensenhandel (seksuele uitbuiting)
Toetsingskader
De rechtbank moet beoordelen of het handelen van verdachte ten aanzien van [persoon 1] en [persoon 2] kan worden aangemerkt als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en/of 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Sub 1
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het – door middel van een (dwang)middel – werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen of dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
De (dwang)middelen zijn dwang, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft. De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
De handelingen omschreven in sub 1 zijn slechts strafbaar als deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen. [1]
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting', is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting' komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die deze activiteit voor de betrokkene(n) meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een bepaalde situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren.
Uit jurisprudentie volgt dat uitbuiting eerder aan de orde is in het geval van (zeer) kwetsbare slachtoffers, zoals minderjarigen, illegalen, verslaafden en schuldenaren, en als het gaat om het uitvoeren van strafbare activiteiten in plaats van het verrichten van andere arbeid.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de onmiskenbare bedoeling van de dader. Wel moet het opzet gericht zijn op de uitbuiting. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
Sub 4
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr stelt het gebruik van iemand in een uitbuitingssituatie strafbaar. Het gaat om de situatie waarbij een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in sub 1) wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, of waarbij onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De gedragingen in sub 4 volgen vaak op de gedragingen in sub 1 en 2, maar ze kunnen elkaar ook overlappen.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, wanneer uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Sub 6
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Een dwangmiddel is hier niet nodig.
Sub 9
Op grond van sub 9 is degene strafbaar die een ander met (één van) de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. Dit subonderdeel is erop gericht op te kunnen treden tegen de situatie dat een prostituee wordt gedwongen tot afgifte van (een deel van) haar opbrengsten van seksuele handelingen.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
Ten aanzien van [persoon 1] (Feit 1)
[persoon 1] is de ex-vrouw van verdachte. Zij hebben samen een dochter. Uit de verklaring van [persoon 1] blijkt dat zij en verdachte na een incident van huiselijk geweld in 2018, een aantal jaren geen contact met elkaar hebben gehad. In januari 2023 kreeg verdachte een omgangsregeling met zijn dochter en sindsdien kwam hij regelmatig bij [persoon 1] thuis. [persoon 1] heeft verklaard dat zij dan seks hadden en samen drugs gebruikten.
Zij had een zwak voor verdachte. Het was een soort verslaving. Ze wilde met hem zijn, ook in het belang van hun dochter, aldus [persoon 1] . [3]
Op 11 juni 2023 werd [persoon 1] door een vriendin benaderd met de mededeling dat zij contact moest opnemen met verdachte, omdat hij haar iets belangrijks wilde vertellen. In een telefoongesprek zei verdachte dat hij naar [persoon 1] toe zou komen, dat zij iets heel belangrijks voor hem moest doen en dat ze dan voor altijd goed zouden zitten. [persoon 1] moest een maffiabaas uit Duitsland gezelschap houden en een drankje met hem drinken. [4]
Op 12 juni 2023 hebben verdachte en [persoon 1] contact via Whatsapp. Om 12:02 uur stuurt verdachte naar [persoon 1] : “ [plaats 1] ”. [5] Om 13:31 uur stuurt [persoon 1] : “Ik durf nie en zo onverwacht, stuur iemand anders aub”. [6] Om 13:43 uur stuurt verdachte het volgende spraakbericht naar [persoon 1] : “Bel mij op, bel mij. Je leven gaat veranderen. Je woord breken he, ik zweer je, hoerenkind he, als ik je (andere taal), ik hoop dat je jezelf dood rijd straks he. Jij hebt met een streek he, laten zien aan mij dat ik jou voor niks heb vertrouwd”.
[persoon 1] reageert hierop met: “jij mij ook. je kan toch n wijf zoeken die dat wil doen. Je hebt mij niks gevraagd. Uit het niets had je planning”. Verdachte stuurt daarna: “Neem tenminste op man, kijk mij facking aan man, ja kijk mij facking in mijn ogen aan he ja. Zeg tegen mij ja ik ben jou niet waardig [verdachte] . Ik ben niks voor jou want ik kan niet aan jou tippen (…) moeder van mijn kind he, als ik daar niet op kan rekenen kan ik niet op mezelf rekenen. Ik vertrouwde jou meer dan mezelf joh, slet. Ik trap jou voortaan de grond in, weetje hoe ik geef je geen elke aandacht, bel mij, kankermongool, kankermongool (…) [7] Weetje wat het is he, moet ik iemand anders gaan gunnen, ja, ja, moet ik iemand anders gaan gunnen he. Ik kan nooit meer op jou rekenen dat is gewoon een feit he”. [8]
[persoon 1] stuurt daarna dat zij alles voor verdachte doet, maar met respect en dat er genoeg zijn die het willen doen, genoeg hoertjes of junkies. [9]
[persoon 1] heeft verklaard dat verdachte vervolgens midden in de nacht van 12 op 13 juni 2023 bij haar thuis kwam. Hun dochter lag bij haar in bed te slapen. Verdachte was druk, gejaagd en gaf [persoon 1] de opdracht om te douchen en iets leuks aan te trekken. Toen [persoon 1] zei dat ze dit niet wilde, werd verdachte boos en intimideerde haar. Verdachte zei dat [persoon 1] haar bek moest houden en moest gaan douchen. [persoon 1] was bang dat verdachte haar mee zou sleuren en dat hij haar zou slaan als ze het niet zou doen. Verdachte belde zijn vriend [persoon 4] om op hun dochter te passen. [persoon 1] wilde haar dochter niet bij een vreemde achterlaten, maar door te doen wat verdachte zei, hoopte [persoon 1] dat het snel voorbij zou zijn. [10]
[persoon 1] heeft verklaard dat verdachte haar die nacht naar het [naam hotel] in Badhoevedorp gebracht. In de auto was verdachte agressief en boos. [11] Hij zei tegen [persoon 1] dat zij in het hotel een drankje met iemand moet doen. Verdachte liep met haar mee naar de lift van het hotel, drukte op de knop en zei haar naar welke etage en kamernummer zij moest gaan. [persoon 1] ging alleen naar boven en dacht alleen maar aan haar dochter. Ze wilde zo snel mogelijk terug naar huis. Bij de kamer deed een Duits-Turkse man in zijn boxershort de deur open. Nadat de man en [persoon 1] iets hadden gedronken, begon de man [persoon 1] te betasten en uit te kleden. In de hotelkamer hebben [persoon 1] en de man seks gehad. [persoon 1] heeft zich aan de situatie overgegeven. Ze was verdoofd en onderging de seksuele handelingen, aldus [persoon 1] . [12]
[persoon 1] mocht van verdachte geen geld van de man aannemen. Verdachte zou [persoon 1] bij het hotel ophalen, maar de Duits-Turkse man gaf haar geld voor een taxi. [13] [persoon 1] neemt hierover contact op met verdachte en krijgt het volgende spraakbericht als reactie: “Luister, [persoon 4] ligt te slapen, beter je weet toch als onze dochter wakker wordt en ze kent de man niet, het is een turk. De taxi is nog sneller als mij en nog beter. Doe het voordat je mij voorgoed kwijtraakt hier”. [14]
Bij thuiskomst heeft verdachte de taxi betaald en gezegd dat [persoon 1] het geld van de man mocht houden en dat ze later het dubbele zou krijgen, aldus [persoon 1] . Toen verdachte wegging heeft hij een deel van het geld uit de tas van [persoon 1] gepakt. De volgende dag kwam verdachte bij [persoon 1] langs en toen hij het huis had verlaten, zag [persoon 1] dat de rest van het geld ook weg was. [15]
Op 13 juni 2023 om 17:35 uur stuurt [persoon 1] verdachte het volgende bericht: “Mag ik me hart ff luchten. Vind toch wel beetje jammer dat het is gebeurd en de manier hoe en voelt alsof ik voor niks een onbekende heb geneukt”. [16]
Op 21 juni 2023 heeft verdachte een chatgesprek met [persoon 2] waarin [persoon 2] naar verdachte stuurt dat hij vies is en dat ze weet dat hij hoeren had en [persoon 1] . Verdachte zijn reactie hierop is dat hij zijn ex wilde testen. [17] Uit het dossier en de verklaring van verdachte volgt dat met [persoon 1] , [persoon 1] wordt bedoeld.
Op 30 juni 2023 heeft [persoon 2] verklaard dat verdachte geld van [persoon 1] heeft meegenomen en dat hij tegen [persoon 2] heeft gezegd dat zij ( [persoon 1] ) niet moest doen als zij de hoer speelt dat het geld dan van haar is en niet moet gaan janken als het geld weg is. [18]
Op de zitting van 12 februari 2025 heeft verdachte verklaard dat hij contact had met een zakenpartner van [persoon 4] en dat deze man een etentje had met een andere zakenman en zijn vrouw en hij daarvoor ook een vrouw aan zijn zijde zocht. Verdachte heeft toen [persoon 1] gevraagd. Verdachte hoopte dat deze mannen hierna vaker zaken met hem wilde doen en dat hij ze vaker in Nederland kon begeleiden om daarmee geld voor hem en [persoon 1] te verdienen. [19]
Ten aanzien van [persoon 2] (Feit 2)
[persoon 2] had een relatie met verdachte. Zij heeft verklaard dat zij verdachte in februari 2023 op een feestje heeft leren kennen. Na een ruzie met haar ex-partner was [persoon 2] haar huis kwijtgeraakt en verdachte zou haar helpen. Verdachte overtuigde [persoon 2] ervan dat hij een huis voor haar zou regelen en dat alles goed zou komen. [20] [persoon 2] geloofde hem en is met verdachte mee naar huis gegaan. Daar hebben zij samen alcohol gedronken en drugs gebruikt. [21] [persoon 2] vond verdachte een aantrekkelijke en lieve man en werd verliefd op hem. [22] Diezelfde avond heeft verdachte aan [persoon 2] voorgesteld om prostitutiewerk te doen en stuurde foto’s van [persoon 2] naar verschillende mannen met de vraag of zij zin in haar hadden. [23] Op initiatief van verdachte maakten zij samen een advertentie op [naam site] . Verdachte had de tekst voor de advertentie bedacht en betaalde voor de advertentie. [24] De advertentie is op 23 februari 2023 aangemaakt op de telefoon van verdachte. Verdachte bekeek de advertentie en waardeerde deze op, aldus [persoon 2] . [25]
[persoon 2] had haar eerste klant een paar dagen nadat zij verdachte had leren kennen. De afspraak vond plaats in een hotel in Soest. Het was een kennis van verdachte. Verdachte heeft de betaling in ontvangst genomen. [26] De eerste afspraak via [naam site] vond een paar dagen later plaats. Daarvoor is vooraf door middel van en tikkie € 200,- of € 250,- betaald. Verdachte bracht [persoon 2] naar het huis van de klant en wachtte in de auto. [27]
[persoon 2] heeft verklaard dat verdachte [persoon 2] naar seksafspraken bracht en altijd in de buurt bleef; in zijn auto of in de lobby van het hotel. [28] Verdachte gaf aan hoeveel geld hij nodig had, bepaalde hoeveel [persoon 2] moest werken, wat zij met de klanten moest doen en tegen welke prijs zij seksuele diensten moest verrichten. [29] Als [persoon 2] als escort werkte moest zij van verdachte een voorschot vragen. Dit voorschot werd giraal betaald. De rest van de betaling geschiedde contant. [30]
Verdachte regelde de hotelkamers en deze werden door [persoon 2] betaald met geld dat zij vooraf van verdachte had gekregen. Verdachte hield alle klanten bij en wist precies hoeveel geld er op haar rekening stond. Als de betaling contant ging hield [persoon 2] wel eens wat achter. Betalingen via Tikkies gingen naar de rekening van verdachte. Daar hield [persoon 2] niets aan over. [31] Als klanten de betaling overmaakte op de rekening van [persoon 2] , moest zij dat geld pinnen of overmaken naar verdachte. [32]
[persoon 2] werkte zeven dagen per week en ontving zeker drie klanten per dag. Zij verdiende daarmee € 700,- tot € 1.000,- per dag. Als zij niet werkte, verdiende zij geen geld. Verdachte werd dan boos en ging weg. Als verdachte weg was, ging [persoon 2] weer aan het werk om geld te verdienen voor als hij terug kwam. Zij stuurde hem foto’s van het contante geld en dan kwam verdachte bij haar terug. [33] Van het geld kocht verdachte vooral drugs. De rest ging op aan benzine en eten. Ook gebruikte verdachte dit geld om online te gokken. [34] Soms mocht [persoon 2] naar de kapper of de nagelsalon. Vaak had verdachte de volgende dag al het verdiende geld uitgegeven, aldus [persoon 2] . [35]
[persoon 2] verbleef in augustus en juli 2023 bij [persoon 4] , een kennis van verdachte in Duitsland. Zij moest daar van verdachte blijven, omdat hij veel geld had. Ook moest zij seks met hem hebben. [36] [persoon 4] betaalde verdachte drugs en geld. [37] In september 2023 is [persoon 2] teruggekomen naar Nederland en verbleef zij in een woning in Soest. Daar heeft zij ook klanten ontvangen. Verdachte zat op die momenten in de woonkamer.
[persoon 2] heeft verklaard dat zij op verdachte verliefd was en dat zij alles voor hem deed. Verdachte zei tegen [persoon 2] dat hij meer respect heeft voor een hoer, omdat die hun eigen geld verdienen. [38] [persoon 2] dacht dat zij niet meer terug kon. Ze was bang voor de manier waarop verdachte zou reageren. Zij had geen huis, geen geld en raakte geïsoleerd van haar familie. Verdachte had schulden en op deze manier kon zij hem helpen deze af te betalen. Zij hield zelf niets aan het verdiende geld over. [persoon 2] was altijd bij verdachte en had verder niemand. Zij was bang om hem ook kwijt te raken. [39]
[persoon 2] heeft verklaard dat verdachte de vader en kinderen van [persoon 2] heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar vader zou doden en dat zij haar kinderen nooit meer zou zien. [40] Ook heeft verdachte [persoon 2] meermalen geslagen, waarbij zij onder andere haar neus en pols heeft gebroken. [41] Over deze mishandelingen en het letsel dat zij daarbij heeft opgelopen, heeft [persoon 2] omstreeks 27 en 28 juni 2023 met meerdere personen chatgesprekken gevoerd. [42] Bij het informatief gesprek mensenhandel op 30 juni 2023 zijn foto’s gemaakt van letsel aan de lip en de neus van [persoon 2] . [43] Op 2 februari 2024 had [persoon 2] een afspraak bij een plastisch chirurg in verband met pijnklanten aan haar hand na een trauma, waarbij als oorzaak wordt verwezen naar een gebroken pols in de zomer van 2023. [44]
[persoon 2] heeft voor het laatst gewerkt in de nacht van 23 op 24 oktober 2023 in Utrecht. Die klant heeft € 200,- aan verdachte betaald. De volgende dag was het geld op omdat verdachte daarvan drugs heeft gekocht. [45] [persoon 2] heeft hierover op 23 en 24 oktober 2023 chatcontact met een buurvrouw van de woning in Soest. [persoon 2] verstuurt berichten waaruit blijkt dat ‘hij’ al haar geld heeft; dat ‘hij’ zei dat hij geen geld terug zou sturen; dat ‘hij’ het allemaal heeft uitgegeven; dat ze haar vader om geld heeft moeten vragen en dat ze zich vernederd en gekleineerd voelt. [persoon 2] geeft ook tegenover deze buurvrouw aan dat ze geen escort werk meer wilde doen, maar dat ‘hij’ had gezegd dat in Utrecht veel geld te verdienen was, dat ze allebei € 100,- zouden pakken, maar dat ‘hij’ uiteindelijk de € 200,- heeft gepakt. [46]
In de telefoon van [persoon 2] is berichtenverkeer tussen haar en verdachte uit juni 2023 aangetroffen, waarin verdachte naar [persoon 2] stuurt dat zij klaar moet staan als hij haar ophaalt en waar ze moet aanbellen. [47] [persoon 2] stuurt naar verdachte dat hij haar pols heeft gebroken [48] , dat hij alleen maar wil dat zij de hoer speelt [49] , dat hij pooiergedrag vertoont [50] , dat zij moet liggen, geneukt moet worden en haar mond moet houden [51] , dat zij verdachte het geld zal sturen, dat zij hem alles gaat geven, dat ze het jammer vindt hoe het nu gaat en dat ze geen ruzie meer wil. [52]
Op 26 juni 2023 stuurt verdachte naar [persoon 2] dat hij niet naar goedkope hoertjes luistert. [persoon 2] reageert hierop met dat ze genoeg gehad had verdiend, dat verdachte een goedkope pooier is, haar laat slaan en dat hem dat niets boeit. Verdachte bericht [persoon 2] dan (met een ander telefoonnummer) dat hij haar tanden eruit trapt als hij haar tegenkomt, dat hij haar alle woorden laat inslikken, dat ze een kanker sletje is en dat hij haar gaat slopen. [53]
Ook in de telefoon van verdachte is (spraak)berichtenverkeer tussen hem en [persoon 2] aangetroffen. Het zijn berichten uit de periode 13 oktober 2023 tot 24 oktober 2023. [54]
Op 15 oktober 2023 stuurt [persoon 2] naar verdachte: “Geld op iedereen roken drinken alles en zelf niks”. [55] Later die dag stuurt verdachte: “Hee, hel gaat hier niet om jou. Alles draait om mij. Wie ben jij?. Ja, ben jij mijn maandsalaris? Ben jij mijn dagsalaris?”. [56]
Op 17 oktober 2023 bericht verdachte naar [persoon 2] : “Ik wil niemand meer in mijn omgeving hebben die mij storing bezorgd. Of je nou geld brengt of niet brengt. Dat interesseert me niet, maar ik krijg een storing... en ik heb totaal geen zin in storingen van jou”. [57]
Op 20 oktober 2023 vraagt [persoon 2] aan verdachte of zij ‘online zal gooien’ zodat ze een hotel kunnen pakken/zodat ze Parra (
de rechtbank begrijpt: geld) voor een hotel kan fiksen. [58] Op 21 oktober 2023 stuurt [persoon 2] verdachte berichten waaruit blijkt dat hij opeens weg is gegaan en dat zij wil weten waar hij verblijft en of hij in orde is. [persoon 2] stuurt: “Ik hoop dat je veilig bent, ik zit in de stress. Ik wacht op je. Ik wil Parra maken voor ons terwijl ik niet wou werken eigenlijk, maar je hebt zoveel betaald voor me laatste dagen, dat wil ik terug geven. Moet ik zo geld sturen voor peuken of wat mop? Trots op jou. Doe zo aub lief tegen me weer mop. Kom je echt wel terug mop?” [59] Aan het einde van de avond stuurt [persoon 2] dat ze er ‘twee laat komen’ als verdachte er is. [60]
Op 23 oktober 2023 stuurt [persoon 2] : “ [verdachte] (
de rechtbank begrijpt dat [persoon 2] hiermee verdachte bedoelt), maak met mij geen ruzie. Ik doe alles voor jou. Ik verkoop mijn kut. Ik maakt shit mee, voor jou, voor ons samen en je reageert alles op mij af. Ik doe mijn best voor jou altijd. Ik wil gewoon dat je mij vasthoudt en keer zegt wat ik goed doe ipv al mijn fouten te benoemen. Zie je niet hoeveel gevoelens in voor jou heb. ik doe het voor niemand anders, alleen voor jou. Besef je dat niet [61] (…) jij en jouw regels [verdachte] . Waarom moet ik mijn kut verkopen. Ik kan niet eens sigaretten halen. Ik verkoop mijn kut voor jouw kankergeld [verdachte] . Ik wilde nooit de hoer spelen. Jij zegt hoeft niet hoeft niet. Elke euro die binnenkomt is al uitgegeven voordat het binnen is”. [62]
In reactie op deze berichten stuurt verdachte in het tijdsbestek van een half uur onder ander het volgende naar [persoon 2] : “Hele dag zeg ik tegen jou met je kankersmoel even bek houden even bekhouden even bekhouden. Bekhouden tegen mij (…) Wees blij dat ik je kop niet van je romp afhaal (…) je moet een ding niet vergeten he. Jij bent die voor dat koos he, niet ik. Ik heb mijn hele omgeving verkracht, voor wat? (…) doe wat ik jou vraag, meer niet en niet minder. Keer op keer zit ik zonder geld (…) Ik pak jouw kop en steek hem in jouw reet (…) dit is de laatste keer dat jij je kankerstem tegen mij verheft. Of je accepteert nu mijn regels of je kankers heel snel op bij mij. Als je opgekankert bent, sta je ook op mijn lijst, want niemand vergeef ik. Elk hoerenkind die denkt dat hij zijn slag heeft geslagen bij mij, heeft zichzelf verkracht. I don’t give a fuck about nobody (…) Als ik terugkijk de laatste keer met jou he had ik (ntv).. kom met 5000 euro per dag he. Als jij met deze toon nog een keer tegen mij zegt, stop die geld in je reet, draai ik je zolang door totdat (nvt) is, hang ik je op in de hoogste boom tot dat je witgewassen bent (…) Ik heb jou 10 keer gezegd, je moet (nvt) jouw kut verkopen. Je wou toch geld maken? en wanneer ik zeg je kut verkopen is het ohohoh [63] (…) Als [verdachte] zegt bek houden is het bek houden, maar nee 10 keer, 15 keer. 20 keer.... "mag ik nog wat zeggen. mag ik nog wat zeggen?" Vanaf nu niks meer ja? Wat ik jou vaag doe je. Doe je dat niet, kan je gaan. Heel simpel”. [64]
Uit het financiële onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en [persoon 2] blijkt dat verdachte in de periode januari 2023 tot en met 24 oktober 2023 bijna twee keer zoveel geld heeft ontvangen op zijn rekening dan in de negentien maanden daarvoor en dat er in 2023 middels 269 betaalverzoeken van Tikkie geld op de rekening van verdachte is bijgeschreven, terwijl dat in de jaren 2021-2022 maar zes keer heeft plaatsgevonden. [65]
Verder blijkt uit dit onderzoek dat op verschillende momenten waarop [persoon 2] klanten voor prostitutiewerkzaamheden ontving, geldbedragen op de bankrekening van verdachte werden bijgeschreven en dat de (aan)betalingen die [persoon 2] op haar bankrekening ontving werden overgeboekt naar een online gokwebsite, naar de bankrekening van verdachte of werden gebruikt voor het bekostigen van benzine, hotelkamers en levensonderhoud. [66]
De politie stelt vast dat de reguliere inkomsten van verdachte uit loon en zorgtoeslag in 2023 niet toereikend waren om alle uitgaven te dekken. De bijschrijvingen uit de betaalverzoeken van Tikkie hebben in belangrijke mate zijn bankrekening gevoed. Er is niet van andere concrete contante inkomsten bronnen gebleken. [67]
Conclusies
Op basis van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting van [persoon 1] . De verklaringen van [persoon 1] worden in voldoende mate ondersteund door andere bevindingen in het dossier, waaronder de gevoerde chatberichten en de verklaring van [persoon 2] .
De rechtbank overweegt dat verdachte [persoon 1] heeft vervoerd naar een hotel met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen misbruik maken van een kwetsbare positie en een andere feitelijkheid. Het was hierbij de bedoeling dat [persoon 1] in een uitbuitingssituatie terecht zou komen. Van de overige dwangmiddelen wordt verdachte partieel vrijgesproken.
Verdachte heeft [persoon 1] ook bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard. Verdachte had de afspraak in het hotel geregeld en ondanks dat [persoon 1] meermalen had aangegeven dat zij dit niet wilde en had gevraagd of verdachte niet iemand anders kon vinden, is verdachte midden in de nacht naar [persoon 1] gegaan en heeft haar op een boze en intimiderende toon aangespoord zich klaar te maken. [persoon 1] was bang voor een gewelddadige reactie vanuit verdachte en wilde haar dochter, die nog lag te slapen, niet wakker makken. Zij heeft zich aan de situatie overgegeven in de hoop dat deze snel voorbij zou zijn. Te meer nu zij haar dochter met een vreemde man in huis moest achterlaten waardoor zij geen of nauwelijks keus had.
In de hotelkamer heeft [persoon 1] seks gehad met een onbekende man. Zij mocht van verdachte geen geld van deze man aannemen. Gelet op de verklaring van [persoon 2] dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat [persoon 1] niet moest denken dat het geld dat zij als hoer verdiende van haar is, gaat de rechtbank er vanuit dat de betaling voor de seksuele diensten aan verdachte werden gedaan en de opbrengst niet voor [persoon 1] bedoeld was. Uiteindelijk heeft [persoon 1] van de onbekende man geld gekregen voor een taxi, omdat verdachte haar niet kon komen ophalen. Ook dit geld heeft verdachte van [persoon 1] afgenomen. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van [persoon 1] .
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat [persoon 1] in het hotel seksuele diensten moest verrichten, maar dat zij alleen een buitenlandse zakenman gezelschap zou houden tijdens een etentje met een ander stel. [68] Deze verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de omstandigheden dat de afspraak midden in de nacht in een hotelkamer plaatsvond en gelet op de berichten tussen verdachte en [persoon 1] .
Ten aanzien van [persoon 2] is de rechtbank van oordeel dat verdachte haar in de periode van 1 februari 2023 tot 24 oktober 2023 door dwang, geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, dreiging met een andere feitelijkheid en door misbruik van een kwetsbare positie seksueel heeft uitgebuit en dat hij daar opzettelijk voordeel uit heeft getrokken. Van de overige dwangmiddelen wordt verdachte partieel vrijgesproken.
Verdachte ontmoette [persoon 2] op een moment dat zij kwetsbaar was. Ze had ruzie gehad met haar ex-partner en had geen huis meer. Hij nam haar mee naar een huis in Soest en beloofde haar te helpen. Ze gebruikten samen drugs, hadden seks en [persoon 2] werd verliefd op hem. Verdachte deelde foto’s van [persoon 2] met zijn mannelijke contacten en beheerde haar advertentie op [naam site] . Met verdachte gebruikte [persoon 2] veel drugs, raakte door hem geobsedeerd en werd door hem geïsoleerd van haar familie. Al snel had [persoon 2] niemand anders meer om zich heen dan verdachte en deed zij alles om hem bij haar te houden. Daar maakte verdachte misbruik van en liet [persoon 2] sekswerk verrichten terwijl hij het geld dat zij daarmee verdiende uitgaf onder andere aan verdovende middelen, levensmiddelen en online gokken. Ook gebruikte verdachte de hotels waarin [persoon 2] haar klanten ontving als tijdelijke verblijfplaats, nu hij zelf niet over een vaste woning beschikte.
Verdachte bepaalde hoe vaak en tegen welk tarief [persoon 2] moest werken en welke seksuele handelingen zij moest verrichten. Als zij dat niet wilde of hem anderszins tegensprak, gebruikte hij geweld of dreigde hij met geweld; zowel jegens [persoon 2] als jegens haar familie. Ook ging verdachte wel eens plotseling weg en verbrak hij het contact met [persoon 2] , waardoor [persoon 2] werd bewogen meer te werken en meer geld te verdienen zodat hij bij haar terug zou komen en trots op haar zou zijn. [persoon 2] deed het werk voor verdachte en deed daarbij alles om hem tevreden te houden en ruzies te voorkomen. [persoon 2] heeft zelf nauwelijks aan de door haar verrichte werkzaamheden verdiend.
De rechtbank spreekt verdachte voor beide feiten vrij van het medeplegen, omdat het dossier geen bewijs bevat dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander/anderen gericht op het plegen van deze feiten.
4.3.2. (
(Zware) mishandeling van [persoon 3]
Uit het dossier blijkt dat [persoon 3] aangifte heeft gedaan van mishandeling op 14 oktober 2023 rond 23:15 uur in een woning aan de [adres] in [plaats 2] . Hij heeft verklaard dat hij op uitnodiging van [persoon 2] naar bovengenoemde woning is gegaan en in de woning uit het niets meermalen in zijn gezicht werd geslagen, waardoor hij achterover op de grond is gevallen. [69] Kort daarna is [persoon 3] onderzocht op de spoedeisende hulp. Er bleek sprake van een breuk in de linkeroogkas, een breuk in het neusbeen, beschadiging van een tand en traumatisch schedel/hersenletsel. [70]
[persoon 3] heeft verklaard dat hij denkt door twee personen, waaronder een Engelssprekende man, te zijn geslagen. [persoon 3] herkende verdachte op een foto als de Engelssprekende man. [71]
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat [persoon 2] die avond met twee mannen, waaronder haar vriend, naar haar woning aan de [adres] in [plaats 2] toe is gekomen. De vriend van [persoon 2] sprak Engels. Kort daarna kwam [persoon 3] aan bij de woning en werd hij direct meermalen geslagen door de vriend van [persoon 2] , de Engelssprekende man. [72] [persoon 2] heeft verklaard dat zij ruzie had met [persoon 3] en hem had gevraagd naar de woning aan de [adres] in [plaats 2] te komen. Verdachte was ook in de woning en dat hij deed alsof hij een Engelsman was. Verdachte heeft [persoon 3] meermalen op zijn neus en in zijn gezicht geslagen. Ook de andere man heeft [persoon 3] een klap gegeven, aldus [persoon 2] . [73]
Op basis van deze verklaringen in combinatie met het letsel acht de rechtbank bewezen dat verdachte [persoon 3] samen met een ander meermalen heeft geslagen, waardoor [persoon 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op deze gezamenlijke uitvoering is sprake van medeplegen. Door de geweldshandelingen van verdachte en zijn mededader heeft [persoon 3] meerdere botbreuken in zijn gezicht opgelopen die moesten gehecht en gezet in het ziekenhuis. Ook moet zijn tand worden hersteld door een tandarts en ondervindt hij tot op heden klachten naar aanleiding van het hersenletsel. De aard van het letsel, de aard en noodzaak van het medisch ingrijpen en de lange duur tot volledig herstel, maakt dat dit letsel kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Met deze overwegingen verwerpt de rechtbank de verweren van de raadsman.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
omstreeks de periode van 12 juni 2023 tot en met 13 juni 2023 in Nederland, een ander te weten [persoon 1] (geboren [geboortedag 2] 1995),
met meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten een andere feitelijkheid en door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft vervoerd en overgebracht met het oogmerk van uitbuiting (lid 1 sub 1),
en
heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (lid 1 sub 4),
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] (lid 1 sub 6).
waarbij die andere feitelijkheden en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken met betrekking tot [persoon 1] hebben bestaan uit:
- met gebruikmaking van het gegeven dat het dochtertje van die [persoon 1] boven lag te slapen, die [persoon 1] aan te zetten mee te gaan, en
- die [persoon 1] te bewegen haar slapende dochtertje bij een onbekende man achter te laten, waardoor die [persoon 1] terwijl zij in het hotel was zo snel mogelijk weer naar haar dochtertje wilde, en
- met gebruikmaking van de gevoelens van die [persoon 1] voor hem, verdachte, had, die [persoon 1] voorhouden dat ze iets voor hem, verdachte, moest doen en dat ze dan weer voor altijd goed zouden zijn, en
- het zich op boze en agressieve en intimiderende en overheersende toon te uiten tegen die [persoon 1] , en
- het uitschelden van die [persoon 1] (onder meer met de woorden ‘bek houden’).
2
in de periode van 1 februari 2023 tot en met 24 oktober 2023 in Nederland, een ander te weten [persoon 2] (geboren [geboortedag 3] 2000),
met onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang, geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld en een andere feitelijkheid en door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (lid 1 sub 1),
en
heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard.
en
heeft gedwongen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [persoon 2] met een derde tegen betaling (lid 1 sub 9),
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 2] (lid 1 sub 6),
waarbij die dwang en dat geweld en andere feitelijkheden en die dreiging met geweld en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken met betrekking tot [persoon 2] hebben bestaan uit:
- het zich op boze en agressieve en intimiderende en dreigende wijze te uiten tegen die [persoon 2] , en
- het bedreigen van de ouders en kinderen van die [persoon 2] , en
- het dwingen van die [persoon 2] om prostitutiewerkzaamheden uit te (blijven) voeren door dwingend en dreigend op haar in te praten, en
- op het gevoel van die [persoon 2] in te spelen door na een klant tegen die [persoon 2] te zeggen ‘je bent de beste’ en ‘ik ben trots op je’ en
- het afzonderen van die [persoon 2] en
- het mishandelen van die [persoon 2] , onder andere door die [persoon 2] meermalen met kracht te slaan en
- het brengen en houden van die [persoon 2] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken.
3
op 14 oktober 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, aan [persoon 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten traumatisch schedel/hersenletsel en een gebroken neus en een afgebroken tand en een breuk aan zijn oogkas, heeft toegebracht door voornoemde [persoon 3] meermalen met kracht tegen zijn oog en in zijn gezicht en tegen zijn hoofd te slaan, waardoor voornoemde [persoon 3] op de grond is gevallen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van het voorarrest en aan hem een tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en aan hem een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) zoals bedoeld in artikel 38z Sr zal worden opgelegd.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte ten aanzien van [persoon 1] en [persoon 2] een contactverbod, en ten aanzien van [persoon 3] een contact- en locatieverbod, zoals bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaar op te leggen, met 14 dagen vervangende hechtenis bij iedere overtreding van één van deze verboden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank onder verwijzing naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS-oriëntatiepunten), het beperkte strafblad van verdachte en de conclusies van de deskundigen naar aanleiding van de observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum, verzocht aan verdachte een gevangenisstraf van maximaal 30 maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest, waarvan een groot deel voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de deskundigen zijn geadviseerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting van [persoon 1] en [persoon 2] , waarbij hij [persoon 2] een lange periode heeft uitgebuit, namelijk ongeveer acht maanden.
Dat zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de kwetsbare posities van deze vrouwen en daarbij (dreiging met) geweld niet geschuwd. Hij heeft hen ertoe bewogen seksuele diensten te verrichten, om vervolgens van de verdiensten mee te kunnen profiteren, dan wel geheel af te pakken.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer wordt gedwongen om in de prostitutie te werken, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is ook algemeen bekend, groot zijn. Uit de slachtofferverklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] blijkt ook dat het handelen van verdachte een grote impact op hen heeft gehad.
Daarnaast heeft verdachte samen met een ander [persoon 3] uit het niets zwaar mishandeld. [persoon 3] kwam de woning binnen en is direct meermalen met kracht in zijn gezicht geslagen, waardoor hij diverse botbreuken en hersenletsel heeft opgelopen. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van [persoon 3] ernstig aangetast. Uit de vordering van [persoon 3] en de toelichting die zijn raadsman op de zitting heeft gegeven, blijkt dat hij bijna anderhalf jaar na het incident nog steeds de fysieke en mentale gevolgen van de mishandeling ondervindt. De rechtbank neemt dat verdachte eveneens kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een geweldsdelict.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 3 februari 2025, opgesteld door T.W.D.P. van Os, psychiater, en K.A. Rose, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat verdachte de medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd, maar desondanks grotendeels heeft deelgenomen aan de groepsactiviteiten en onderzoeksgesprekken met de psychiater en psycholoog, waardoor zij wel enige diagnostische conclusies hebben kunnen trekken.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat sprake is van een belaste voorgeschiedenis met gezinsproblematiek en huiselijk geweld. Verdachte vertoonde vanaf jonge leeftijd ontwrichtend gedrag, dat mogelijk (mede) het gevolg kan zijn van hechtingsproblemen. In het PBC doet verdachte diverse uitspraken die duiden op antisociale cognities. Er is in algemene zin sprake van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling die uitmondt in disfunctioneren op diverse leefgebieden. Tijdens het onderzoek in het PBC was er sprake van een aangepaste en gemaskeerde houding. Het roept de vraag of op de setting van het PBC beschermend heeft gewerkt op zijn houding en gedrag. Betrokkene lijkt goed te gedijen op ondersteuning, routine en dagbesteding. Uit observaties in het PBC komen bij verdachte aanwijzingen naar voren van problemen in de uitvoerende functies, zoals het reguleren van gedrag, plannen en organiseren en evalueren van zijn gedrag en handelen. Er lijkt sprake van een onvermogen, waarbij gedacht kan worden aan neurobiologische problematiek, zoals een beperkt intellectueel functioneren en/of een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Verdachte heeft een onrealistisch beeld van zijn eigen toekomst, waarin hij zichzelf overschat. Hij heeft een sterke bewijsdrang en benadrukt kwaliteiten, terwijl hij weinig heeft bereikt. Er is als het ware sprake van een primaire narcistische afweer, waarbij hij onderliggend lijkt te hunkeren naar erkenning en bevestiging. Als hij wordt geconfronteerd met zijn kwetsbaarheden, kan hij dat moeilijk verdragen omdat het als krenkend wordt ervaren. Hij legt elke eigen verantwoordelijkheid buiten zichzelf en schuift deze af op de omgeving (externaliseren). Hij lijkt om zijn eigenwaarde te behouden anderen en omstandigheden 'de schuld' te geven van zijn eigen falen. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen voor middelenmisbruik en -afhankelijkheid, waarbij verdachte middelen als vorm van zelfmedicatie inzet. De hoeveelheid middelen en het effect daarvan op betrokkene zou een belangrijk aandachtspunt in onderzoek zijn geweest, als hij had meegewerkt. Geconcludeerd wordt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en theatrale trekken en een stoornis in het cannabisgebruik.
Uit het onderzoek door de psychiater blijkt dat bij verdachte sprake is van een pervasief en duurzaam patroon van antisociaal gedrag en onverantwoordelijk gedrag. Aan dit pervasief en langdurig patroon van disfunctioneren kunnen diverse stoornissen ten grondslag liggen. Vanuit de observaties zijn er aanwijzingen gevonden voor hyperactiviteit en impulsiviteit hetgeen zou kunnen passen bij ADHD met hyperactiviteit. Ook is sprake van een stoornis in gebruik van cannabis. De ernst daarvan is niet goed vast te stellen. Een stoornis in het gebruik van cocaïne is niet aan te tonen noch uit te sluiten.
Aan de stagnatie van de algehele ontwikkeling van verdachte ligt een persoonlijkheids-stoornis ten grondslag gevoed vanuit een onveilige opvoedingssituatie die hem naar een leven buitenshuis dreef waar veel criminaliteit aanwezig was. Binnen een gestructureerde setting zoals het PBC en vanwege het feit dat hij zich bewust is van zijn procespositie, laat verdachte zien dat hij voldoende sturingsvermogen heeft. Hij laat geen probleemgedrag zien, hij weet zich goed aan te passen en zich aan de regels te conformeren.
Verder zijn er aanwijzingen voor een lacune in de gewetensvorming. De gebrekkige gewetensvorming komt tot uiting in de antisociale keuzes die verdachte maakt. Uit het dossier valt op te maken dat een probleem in de emotieregulatie, de agressieregulatie en gewetensvorming een rode draad is in zijn leven, waarbij ook sprake is van instrumentele en impulsieve agressie. Verdachte kan joviaal zijn voor persoonlijk gewin, maar schroomt niet om personeel tegen elkaar op te zetten. Geconcludeerd wordt dat bij verdachte sprake is van een zwakke persoonlijkheidsstructuur, waardoor hij meer adequaat functioneert in een duidelijk gestructureerde setting. Verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis waarbinnen in ieder geval de antisociale kleuring (externaliseren, normaliseren van onverantwoordelijke gedrag, antisociale attitude) aanwezig is. Ook zijn er narcistische trekken (grootheidsideeën, zoeken van bevestiging, idealiseren en devalueren) en theatrale trekken aanwezig waarbij verdachte zich vaak uit in superlatieven en graag de aandacht op zichzelf vestigt.
Op basis van het milieuonderzoek, de groepsobservaties en de gesprekken met verdachte komen de deskundigen tot de gezamenlijke conclusie dat sprake is van een zwakke persoonlijkheidsstructuur, waardoor verdachte op zeer gestructureerde afdelingen betrekkelijk goed kan functioneren, maar bij onduidelijkheid of minder structuur snel antisociaal gedrag en cognities zal laten zien. Zij classificeren zijn persoonlijkheidsstoornis als ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ met antisociale, narcistische en theatrale trekken. Deze stoornis is chronisch en daarmee ook aanwezig ten tijde van alle ten laste gelegde feiten. Ingeschat wordt dat de stoornis verband houdt met de feiten, maar niet kan worden onderbouwd dat de stoornis de keuzevrijheid van verdachte heeft belemmerd. De deskundigen adviseren om de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, indien bewezen, volledig aan verdachte toe te rekenen en onthouden zich van advies over feit 2.
Ondanks het ontbreken van een doorwerking van een stoornis naar de ten laste gelegde feiten, zijn volgende de deskundigen diverse risicofactoren waaraan gewerkt kan worden en het is wenselijk dat verdachte meer inzicht krijgt in zijn gedrag, dat zijn prosociale vaardigheden verder worden ontwikkeld en dat zijn middelen gebruik wordt gemonitord. Dit kan plaatsvinden via ambulante begeleiding, door de reclassering of in samenwerking met een ambulante forensische instelling. Geadviseerd wordt om bovengenoemde ondersteuning en toezicht te laten starten na een eventuele detentie (al dan niet aan te vangen in het kader van voorwaardelijke invrijheidsstelling) en te laten voortduren in het kader van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) die aansluitend aan een eventuele straf kan worden opgelegd. Vanwege zijn antisociale persoonlijkheidstrekken, is externe motivatie belangrijk om verandering van gedrag te (willen) bewerkstelligen, waarbij de GVM een stok achter de deur vormt.
De uitdagingen voor hem bevinden zich met name in de buitenwereld, waardoor een klinische behandeling zoals in het kader van een tbs-maatregel niet direct bijdraagt aan het verminderen van het recidiverisico. De risicofactoren die invloed hebben op zijn delictgedrag hebben mogelijk vooral een relatie met financieel gewin, middelengebruik en zich ophouden in een criminele omgeving en zijn minder beïnvloedbaar door psychotherapeutische behandeling. Met name toezicht, structuur en ondersteuning zijn nodig om verandering te kunnen bewerkstelligen en het recidiverisico te verkleinen.
De deskundigen zijn op de zitting gehoord en hebben hun conclusies en adviezen toegelicht. De deskundigen bevestigen dat verdachte problemen heeft op verschillende leefgebieden, waaronder middelengebruik. Daar zal hij behandeling voor kunnen krijgen. Zijn persoonlijkheidsstoornis is echter moeilijker behandelen. Het is als het ware een handicap waar verdachte mee zal moeten leren leven en vaardigheden moet leren ontwikkelen om de tekorten vanuit de stoornis te kunnen compenseren. De GVM biedt daarvoor de beste mogelijkheden. Eerdere toezichten lijken van een te korte duur te zijn geweest om een blijvende gedragsverandering teweeg te hebben gebracht. In het kader van een GVM wordt voor een langere duur een meer structureel toezichtskader gecreëerd, waarmee verdachte in de ‘buitenwereld’ aan zijn vaardigheden kan werken. Een behandeling in een klinische setting, zoals in het kader van een TBS-maatregel, zal niet tot het gewenste resultaat leiden, aldus deskundigen.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgen.
Bij het bepalen van duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor seksuele uitbuiting (categorie II en III) en zware mishanddeling zonder gebruik te maken van een wapen, het strafblad van verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles overwegend ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie en zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De op te leggen maatregelen
Naast de gevangenisstraf, acht de rechtbank het ook van belang dat verdachte na detentie behandeling en begeleiding ontvangt om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
Een tbs-maatregel, zoals door de officier van justitie gevorderd, waarbij verdachte de behandeling en begeleiding in een gesloten klinische omgeving zal ondergaan, acht de rechtbank daarvoor niet het aangewezen instrument, nu blijkens het advies van de deskundigen de uitdagingen voor verdachte zich juist in de buitenwereld voordoen. Bovendien zal het recidiverisico niet kleiner worden door een klinische behandeling, aldus de deskundigen. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
De rechtbank zal het advies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum overnemen en zal aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) zoals bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
Verdachte heeft eerder in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling behandeling, begeleiding en toezicht van de reclassering ontvangen en dat verliep goed. Dit toezicht lijkt echter van te korte duur te zijn geweest om een blijvende gedragsverandering teweeg te brengen. In het kader van een GVM kan verdachte langdurig worden behandeld en begeleid teneinde in het dagelijks leven met zijn persoonlijkheidsstoornis en stoornis in middelengebruik om te leren gaan.
Daarnaast zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, te weten een contactverbod met alle drie de slachtoffers ( [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] ) voor de duur van vijf jaar opleggen, met veertien dagen vervangende hechtenis voor iedere keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan. Aangezien is gebleken dat verdachte ook vanuit de penitentiaire inrichtingen contact opneemt met zijn slachtoffers, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte naar aanleiding van deze uitspraak zich (opnieuw) belastend zal gedragen jegens deze personen en beveelt daarom, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
Voor het verbod met mevrouw [persoon 1] geldt een uitzonderingssituatie, namelijk dat contact wel is toegestaan via een advocaat/mediator in het kader van een tussen partijen vast te stellen omgangsregeling of overeenkomstig een door de rechter vastgestelde omgangsregeling en dat de locaties wel mogen worden betreden indien dit gebeurt op basis van een middels een advocaat/mediator tussen partijen zelf vastgestelde omgangsregeling of overeenkomstig een door de rechter vastgestelde omgangsregeling.
De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van [persoon 3] tevens een locatieverbod op te leggen, omdat niet bekend is waar hij op dit moment verblijft en het in zijn belang is dat dit ook niet bekend zal worden door vermelding van zijn adres in dit vonnis.

9.De vorderingen van de benadeelde partij

9.1.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 60,- aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade onvoldoende onderbouwd is. Uit het dossier blijkt onvoldoende duidelijk welk bedrag benadeelde van de man in het hotel heeft gekregen en welk bedrag verdachte vervolgens van haar zou hebben afgenomen. Daarom verklaart de rechtbank dit deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
De benadeelde partij is slachtoffer geworden van seksuele uitbuiting door verdachte. De aard en de ernst van die normschending brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In de vordering wordt verwezen naar de “Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven”. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat volgens deze lijst onderhavige zaak onder de daarin vermelde letselcategorie 3 valt, namelijk:
Mensenhandel, waarbij sprake is van seksuele uitbuiting met seksueel binnendringen, eenmalig of enkele keren gebeurd. Voor die categorie wordt uitgegaan van een uit te keren bedrag ter vergoeding van immateriële schade van € 5.000,-.
Rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, komt de rechtbank dit als een billijk bedrag voor. Anders dan de raadsman van verdachte ziet de rechtbank in de onderlinge verhoudingen tussen verdachte en benadeelde partij geen aanleiding om dit bedrag te matigen. Daarom wijst de rechtbank de vordering van de immateriële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 13 juni 2023.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [persoon 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.2.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2]
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 80.000,- aan vergoeding van materiële schade en € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij is slachtoffer geworden van seksuele uitbuiting door verdachte en heeft daardoor niet zelf over de alle inkomsten uit het werk als prostituee kunnen beschikken. De rechtbank is het met de raadsman van verdachte eens dat op basis van het dossier onvoldoende duidelijk kan worden vastgesteld hoeveel dagen per week is gewerkt, hoeveel klanten per dag werden ontvangen en wat het gemiddelde uurtarief was. Daarnaast is het aannemelijk dat verdachte ook diverse kosten heeft gemaakt voor de door hem verrichte arbeid en diensten ten behoeve van het sekswerk door benadeelde, zoals het wegbrengen/ophalen van en naar de locaties en het beheer van de online seksadvertenties. Ook hebben verdachte en benadeelde in de periode van de uitbuiting, die ongeveer acht maanden heeft geduurd, gezamenlijk van de inkomsten uit het sekswerk geleefd.
Alles overwegend zal de rechtbank de materiële schade voor de benadeelde partij schatten op € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het indienen van de vordering (29 februari 2024).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Benadeelde partij is slachtoffer geworden van seksuele uitbuiting. De aard en de ernst van die normschending brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In de vordering wordt verwezen naar de “Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven”. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat volgens deze lijst onderhavige zaak onder de daarin vermelde letselcategorie 4 valt, namelijk:
Mensenhandel, waarbij sprake is van seksuele uitbuiting met seksueel binnendringen, gedurende een langere periode, stelselmatig gebeurd.Voor die categorie wordt uitgegaan van een uit te keren bedrag ter vergoeding van immateriële schade van € 10.000,-.
Rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, komt de rechtbank dit als een billijk bedrag voor. Anders dan de raadsman van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om dit bedrag te matigen. Daarom wijst de rechtbank de vordering van de immateriële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2024.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [persoon 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.3.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 3]
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 23.212,65 aan vergoeding van materiële schade en € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De benadeelde partij vordert € 368,- ter vergoeding van de kosten voor een nieuwe bril die tijdens het door verdachte en zijn mededader geuite geweld op zijn gezicht is vernield.
De benadeelde partij was op de zitting aanwezig en de rechtbank heeft geconstateerd dat hij brildragend is en acht het ook aannemelijk dat hij ten tijde van het feit een bril droeg.
Gelet op het zware letsel aan het gezicht van benadeelde acht de rechtbank het ook aannemelijk dat de bril door verdachte en zijn mededader is vernield. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
Daarnaast vordert de benadeelde partij € 1.909,84 ter vergoeding van de begrote tandartskosten voor herstel van zijn gebit. Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen het feit en de verschillende onderdelen van de offerte van de tandarts onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat door het geweld van verdachte en zijn mededader één van de tanden van de benadeelde partij is afgebroken en waardeert de schade voor herstel daarvan op € 500,-.
De rest zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
Verder vordert de benadeelde partij € 20.934,81 ter vergoeding van de gederfde inkomsten, omdat hij als gevolg van dit feit vanaf april 2024 niet meer heeft kunnen werken en sindsdien alleen een bijstandsuitkering ontvangt. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de huidige gegevens niet worden vastgesteld dat dit verlies aan arbeidsvermogen het rechtstreekse gevolg is geweest van het onder 3 primair bewezenverklaarde. Daarom verklaart de rechtbank dit deel van de vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 868,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 oktober 2023).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000,-
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [persoon 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Hoofdelijkheid
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 47, 57, 273f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
telkens: mensenhandel.
Ten aanzien van feit 3, primair:
medeplegen van zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking.
Legt op
de maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jarenop
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 1995 in [geboorteplaats 2] ;
  • [persoon 2] , geboren op [geboortedag 3] 2000 in [geboorteplaats 3] ;
  • [persoon 3] , geboren op [geboortedag 4] 1990 in [geboorteplaats 4] .
Bepaalt dat ten aanzien van [persoon 1] een uitzondering voor het contactverbod geldt, namelijk dat contact wel is toegestaan via een advocaat/mediator in het kader van een tussen partijen vast te stellen omgangsregeling of overeenkomstig een door de rechter vastgestelde omgangsregeling en dat de locaties wel mogen worden betreden indien dit gebeurt op basis van een middels een advocaat/mediator tussen partijen zelf vastgestelde omgangsregeling of overeenkomstig een door de rechter vastgestelde omgangsregeling.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
14 (veertien) dagenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt
ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Vordering van benadeelde partij [persoon 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 5.000,- (zegge vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 juni 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 5.000,- (zegge vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 juni 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van benadeelde partij [persoon 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toe tot een bedrag van € 20.000 (zegge twintigduizend euro) aan vergoeding van materiële schade en € 10.000 (zegge tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat van € 20.000 (zegge twintigduizend euro) aan vergoeding van materiële schade en € 10.000 (zegge tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 185 (honderdvijfentachtig) dagen De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van benadeelde partij [persoon 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] toe tot een bedrag van € 868,- (zegge achthonderdachtenzestig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (zegge vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 oktober 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] ,
behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 868,- (zegge achthonderdachtenzestig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (zegge vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 oktober 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 64 (vierenzestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en P.B. Spaargaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
[...]

Voetnoten

1.Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 8 augustus 2023, p. 001-013.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 8 augustus 2023, p. 001-013.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, betreffende dreigberichten naar [persoon 1] , van 19 juli 2023, p. 046.
6.Idem, p. 049
7.Idem, p. 048
8.Idem, p. 049
9.Idem, p. 049
10.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 8 augustus 2023, p. 001-013.
11.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 21 september 2023, p. 015-020.
12.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 8 augustus 2023, p. 001-013.
13.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 8 augustus 2023, p. 001-013.
14.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende spraakberichten tussen [verdachte] en [persoon 1] , van [geboortedag 2] 2023, p. 042
15.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [persoon 1] , van 8 augustus 2023, p. 001-013.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, betreffende dreigberichten naar [persoon 1] , van 19 juli 2023, p. 050.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, betreffende [persoon 1] uittesten, van 29 augustus 2023, p. 060
18.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende Getuige verhoor [persoon 2] over mogelijk ander slachtoffer van [verdachte] van 6 juli 2023, p. 063.
19.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 12 februari 2025.
20.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] van 18 januari 2024, p. 298.
21.Een proces-verbaal van verhoor getuige/aangifte [persoon 2] , van 25 oktober 2023, p. 067.
22.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 1 november 2023, p. 146.
23.Idem, p. 146.
24.Idem, p. 148.
25.Idem, p. 148.
26.Idem, p. 146.
27.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 18 januari 2024, p. 299.
28.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 1 november 2023, p. 150.
29.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 18 januari 2024, p. 300.
30.Idem, p. 301.
31.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 1 november 2023, p. 149.
32.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 18 januari 2024, p. 300.
33.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 1 november 2023, p. 149-151.
34.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 18 januari 2024, p. 301.
35.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 1 november 2023, p. 152.
36.Een proces-verbaal van verhoor getuige/aangifte [persoon 2] , van 25 oktober 2023, p. 067.
37.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 18 januari 2024, p. 304.
38.Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 2] door de rechter-commissaris, van 7 januari 2024, p. 7.
39.Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 2] , van 1 november 2023, p. 148.
40.Idem, p. 148.
41.Idem, p. 151.
42.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek telefoons met betrekking tot letsel/mishandeling [persoon 2] uit onderzoek Jalapeno, van 5 december 2023, p. 175 en p. 179-182.
43.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende letsel foto’s [persoon 2] , van 13 juli 2023, p. 402-405.
44.Een proces-verbaal van medische gegevens [persoon 2] , van 29 februari 2024, p. 400.
45.Een proces-verbaal van verhoor getuige/aangifte [persoon 2] , van 25 oktober 2023, p. 068.
46.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende (voorlopig) onderzoek iPhone [persoon 2] (goednummer 6414142), van 31 oktober 2023, p. 115-117.
47.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende contact tussen [verdachte] en [persoon 2] , van 23 augustus 2023, p. 123.
48.Idem, p. 123.
49.Idem, p. 126.
50.Idem, p. 127.
51.Idem, p. 133.
52.Idem, p. 137.
53.Idem, p. 141-142.
54.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek telefoon [verdachte] goednummer 6413798 – chat tussen [verdachte] en [persoon 2] tel.nr. [telefoonnummer] , van 23 november 2023, p. 202.
55.Idem, p. 214.
56.Idem, p. 206.
57.Idem, p. 207.
58.Idem, p. 202.
59.Idem, p. 211-212.
60.Idem, p. 203.
61.Idem, p. 212.
62.Idem, p. 214.
63.Idem, p. 203-206.
64.Idem, p. 208.
65.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ex. art. 126nd lid 1 Wetboek van Strafvordering, van 18 december 2023, p. 253-254.
66.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende vergelijking verklaring(en) [persoon 2] en financiële gegevens [persoon 2] en [verdachte] , van 23 januari 2024, p. 308-311.
67.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek geldstromen [verdachte] , van 26 februari 2024, p. 533.
68.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 12 februari 2025.
69.Een proces-verbaal aangifte van 15 oktober 2023, p. 11-12.
70.Een geschrift, te weten een letselverklaring van [arts] , arts-assistent chirurgie en [arts] , arts-assistent neurologie, p. 24-28.
71.Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 27 december 2023, p. 36-38.
72.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 8 november 2023, p. Verklaring getuige [getuige] , p. 50-52.
73.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2] , van 27 november 2023, p. 75-77.