ECLI:NL:RBAMS:2025:1682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13-345924-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Barczewo, Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan over de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De verdachte, geboren in Polen in 1980, was gedetineerd in Nederland en werd aangeklaagd voor een misdrijf in Polen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in de gevangenis van Barczewo in Polen centraal stonden. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 16 januari 2025 vastgesteld dat er zorgen waren over de detentieomstandigheden in Barczewo, zoals gerapporteerd door het Nationaal Mechanisme voor Preventie van Foltering (NMPT). De rechtbank heeft de officier van justitie de gelegenheid gegeven om aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over deze omstandigheden. Op basis van de ontvangen informatie heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten bestond bij een mogelijke detentie in Barczewo. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij het verweer van de verdediging heeft verworpen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-345924-24
Datum uitspraak: 19 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 10 oktober 2024 door
the Circuit Court of Law in Świdnicain Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 2 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 januari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. van der Vlies, advocaat in Purmerend, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, derde lid, OLW).
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 16 januari 2025 [2]
In de tussenuitspraak van 16 januari 2025 heeft de rechtbank – onder meer – stilgestaan bij de detentieomstandigheden in de gevangenis van Barczewo in Polen. Kortgezegd heeft de rechtbank vastgesteld dat zij er in het verleden ten onrechte vanuit is gegaan dat geografische aspecten doorslaggevend zijn bij de plaatsing van een veroordeelde in het Poolse gevangeniswezen, waardoor niet langer kan worden uitgesloten dat een opgeëiste persoon in de gevangenis in Barczewo wordt geplaatst. Daarbij heeft de rechtbank gewezen op het rapport van
the Commissioner for Human Rights on the Activities of the National Mechanism for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishmentvan 2022 (hierna: het NMPT-rapport), dat blijk geeft van een zorgelijke situatie met betrekking tot de detentieomstandigheden in de Barczewo gevangenis.
In het licht van deze zorgen heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en direct geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen, ter beoordeling van de vraag of er ten aanzien van de gevangenis is Barczewo sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 5 april 2016. [3]
Tot slot heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen opnieuw met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de – geschorste – gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
Zitting van 5 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met instemming van de partijen – hervat op de zitting van 5 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. van der Vlies, advocaat in Purmerend, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen opnieuw met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de – geschorste – gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon opnieuw verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.De tussenuitspraak van 16 januari 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 16 januari 2025, waarin zij heeft geoordeeld over de grondslag en de inhoud van het EAB (rubriek 3), de weigeringsgrond van artikel 12 OLW (rubriek 4), de dubbele strafbaarheid van het in het EAB vermelde feit (rubriek 5) en artikel 11 OLW in het licht van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de EU (rubriek 6). Deze overwegingen dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Barczewo

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen in rubriek 5 van de voornoemde tussenuitspraak van 16 januari 2025. De overwegingen in deze rubriek dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In het bijzonder brengt de rechtbank in herinnering dat zij in de tussenuitspraak heeft stilgestaan bij enkele passages uit het hierboven in rubriek 1 aangehaalde NMPT-rapport over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo in Polen. [4] Kort samengevat heeft de rechtbank overwogen dat het NMPT in haar rapport spreekt van fysieke mishandelingen in de gevangenis in Barczewo en ook van andere vormen van wangedrag jegens gedetineerden met een structureel karakter. Gelet op de ernst van de in het rapport geschetste misstanden heeft de rechtbank, ondanks dat het bezoek waarover in het rapport wordt gerapporteerd al van ruim twee jaar geleden is, geoordeeld dat het onderzoek ter zitting moest worden heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De antwoorden op deze vragen dienen ter beoordeling van de vraag of er ten aanzien van de gevangenis in Barczewo sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 5 april 2016. [5]
De voor te leggen vragen luidden als volgt:
1.
Klopt het dat de geografische afstand tot de plaats van veroordeling en/of de woonplaats van de veroordeelde, met uitzondering van de laatste zes maanden van detentie, geen doorslaggevende rol speelt bij de beslissing in welke detentie-instelling de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf zal plaatsvinden?
2.
In welke gevangenis zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid geplaatst worden na zijn eventuele overlevering naar Polen?
3.
Het NMPT rapporteert in het 'Report of the Commissioner for Human Rights on the Activities of the National Mechanism for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment in Poland in 2022’ (pagina ’s 46 t/m 48) over ernstige en structurele misstanden in de gevangenis van Barczewo, in het bijzonder met betrekking tot geweld door gevangenisbewaarders jegens gedetineerden en het aanzetten tot en tolereren van geweld tussen gedetineerden onderling aldaar. Hoe is de situatie in de gevangenis van Barczewo op dit moment? Welke maatregelen zijn er inmiddels getroffen ter verbetering van de situatie?
Op 23 januari 2025 heeft een rechter van de
District Court of Law in Kłodzkode volgende aanvullende informatie verstrekt:
(...) in accordance with the provisions of law in force, the Court summons the convicted person, for the purpose of serving the sentence of imprisonment, to appear in a detention center (remand prison or convict prison) located closest to the place of residence of the convicted person. At the same time, the person's place of residence being in a close distance to the penitentiary institution is not the only criterion taken into account because both the type of prison (open, semi-open, closed) and the system in which the sentence of imprisonment will be served: a system of programmed rehabilitation actions, a therapeutic system, or a common system, are equally important. To answer your question specifically: The Court tries to ensure that the convicted person serves his/her custodial sentence in the prison located closest to his/her place of residence and with an appropriately selected therapeutic programme/system.
Considering the fact that prior to going abroad the said sentenced person’s place of residence was in the town of Nowa Ruda, he will serve the custodial sentence either in the Prison of Kłodzko (23 km away from Nowa Ruda) or in the Prison of Strzelin (53 km away from Nowa Ruda). A decision in this respect will be made by the penitentiary commission, within 14 days of the date of the admission of the sentenced person to prison, taking into account such factors as: age, previous criminal conviction(s), health condition, the length of the sentence remaining to be served, mental and physical health, including the degree of addiction to psychotropic substances; a degree of depravity and of danger to the society, type of the offence committed and the attitude of the said convicted offender toward the offence committed by him.
Unfortunately, the District Court of Law in Kfodzko is not able to answer your questions regarding the conditions of incarceration and inmates in the prison of Barczewo. These questions should be directed toward the Circuit Court of Law in Olsztyn (3rd Penitentiary Division). The Prison of Barczewo is 613 km away from the District Court of Law in Kłodzko and the data in our information system shows that none of the persons sentenced by the District Court of Law in Kłodzko over the past few years were committed to the prison of Barczewo to serve their custodial sentences there. We would also like to point out that according to the Polish regulations a convicted offender whose custodial sentence is not longer than 1 year and 6 month and whose offence was not committed in the conditions of multiple recidivism as specified in Article 64 para.2 of the Criminal Code, and who has a permanent residence in Poland and if technical conditions permit - may make a request for consent to his/her serving the custodial sentence under the electronic monitoring (tagging) system.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw volgt uit de aanvullende informatie van 23 januari 2025 geen zekerheid dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering niet in de gevangenis van Barczewo wordt gedetineerd. Daarnaast zijn de vragen van de rechtbank over de huidige detentie-omstandigheden in deze gevangenis niet beantwoord. Onder deze omstandigheden en gelet op de indicaties van het in de tussenuitspraak beschreven NMPT-rapport, ziet de raadsvrouw een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten van de opgeëiste persoon na overlevering.
Daarnaast is de raadsvrouw van mening dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon sprake is van een individueel gevaar op schending van grondrechten, nu uit de aanvullende informatie moet worden afgeleid dat geen zekerheid bestaat over de gevangenis waarin de opgeëiste persoon wordt gedetineerd. De raadsvrouw heeft de rechtbank daarom verzocht aan het EAB geen gevolg te geven en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan ten aanzien van de gevangenis in Barczewo geen algemeen reëel gevaar op schending van grondrechten van een opgeëiste persoon worden vastgesteld. Uit de aanvullende informatie van 23 januari 2025 blijkt namelijk dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een opgeëiste persoon na overlevering in deze gevangenis wordt geplaatst.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 14 februari 2025 in een andere overleveringszaak, waarin de vragen zoals hiervoor onder de inleiding zijn weergegeven aan een andere uitvaardigende justitiële autoriteit zijn voorgelegd en waarin door deze autoriteit, in samenwerking met de
Deputy Director of the Prison Servicein Polen, aanvullende informatie is verstrekt over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. [6] Kort samengevat heeft de rechtbank geoordeeld dat op basis van de in deze aanvullende informatie en het NMPT-rapport vervatte gegevens niet kan worden vastgesteld dat een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van grondrechten wanneer een opgeëiste persoon in deze gevangenis zou worden gedetineerd. [7] De in deze uitspraak in dit kader opgenomen overwegingen en conclusies zijn naar het oordeel van de rechtbank ook in de zaak van de opgeëiste persoon van toepassing.
Gelet op het voorgaande is de vraag in welke gevangenis de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst na overlevering niet langer relevant en behoeft het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit op deze vraag geen verdere bespreking. Artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering in de weg. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court of Law in Świdnicain Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal. griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Rb. Amsterdam 16 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:324.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 5 april 2016, gevoegde zaken C-404/15 en C-659/15 PPU (Aranyosi and Căldăraru), ECLI:EU:C:2016:198.
4.Zie: https://bip.brpo.gov.pl/sites/default/files/2023-12/NMPT_Annual_Report_2022.pdf.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie 5 april 2016, gevoegde zaken C-404/15 en C-659/15 PPU (Aranyosi and Căldăraru), ECLI:EU:C:2016:198.
6.Rb. Amsterdam 14 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:909.
7.Rb. Amsterdam 14 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:909, r.o. 4.4.7.