Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Regional Court in Częstochowain Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
cumulative judgement of the Regional Court in Częstochowa of the 27th June 2016 handed down under case reference number II K 12/16, changed by the judgement of the Court of Appeal in Katowice of 27th October 2016 handed down under case reference number II Aka 389/16.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Court of Appeal in Katowiceals laatste instantie de zaak ten gronde heeft behandeld. De rechtbank zal daarom alleen het proces in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
Court of Appeal in Katowicevan 27 oktober 2016 heeft geleid, en dat dit arrest - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich daarom ten aanzien van dit verzamelvonnis voor.
Regional Court JudgeMarzena Pok is gebleken dat het verzamelvonnis van de
Court of Appeal in Katowiceis gewezen naar aanleiding van het hoger beroep van de advocaat van de opgeëiste persoon tegen het verzamelvonnis van de
Regional Court in Częstochowa. De opgeëiste persoon was ten tijde van de behandeling van het hoger beroep nog gedetineerd en werd in de penitentiaire inrichting op de hoogte gebracht van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen om naar het proces dat tot het verzamelvonnis van de
Court of Appeal in Katowiceheeft geleid te worden gebracht. De opgeëiste persoon heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Court of Appeal in Katowiceheeft geleid en al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij dat proces afwezig te zijn.
5.Strafbaarheid
met uitzondering van het vierde in onderdeel e) van het EAB vermelde feit– is voldaan.
- opzetheling;
- om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen;
- diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Regional Court in Częstochowavan 27 oktober 2014 met referentie II K 192/13 – staat vermeld dat de opgeëiste persoon op 21 augustus 2012 een “
undetermined narcotic drug or psychotropic substance” heeft gekocht. Voor zover het feit ziet op deze handeling, kan het niet naar Nederlands recht als strafbaar feit worden gekwalificeerd, omdat op basis van de feitomschrijving onduidelijk is of het gaat om een verdovend middel voorkomend op lijst I of op lijst II bij de Opiumwet. De rechtbank zou de overlevering met betrekking tot dit onderdeel van dit feit daarom op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, OLW kunnen weigeren.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Częstochowain Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.