ECLI:NL:RBAMS:2025:1676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13-408369-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon en de onvoorwaardelijkheid van de terugkeergarantie

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 december 2024 door de Spaanse autoriteiten is uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1999, die momenteel gedetineerd is in Nederland. Tijdens de zitting op 20 februari 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De verdediging heeft aangevoerd dat de terugkeergarantie van de Spaanse autoriteiten niet onvoorwaardelijk is, omdat er mogelijkheden zijn voor beroep tegen deze garantie. De officier van justitie heeft betoogd dat er geen objectieve gegevens zijn die wijzen op een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in Spanje. De rechtbank heeft geoordeeld dat de terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk is, omdat er onzekerheid bestaat over de mogelijkheid van beroep tegen de uitspraak van de Spaanse rechter. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de officier van justitie de gelegenheid gegeven om aanvullende vragen aan de Spaanse autoriteiten te stellen. De zaak zal opnieuw worden behandeld voor het verstrijken van de verlengde beslistermijn op 27 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-408369-24
Datum uitspraak: 6 maart 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 30 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 december 2024 door
the Instruction Court number 3 of Marbellain Spanje (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 februari 2025, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat in Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
national and international detention and handing over order from the 27/12/2024,met referentie
premilinary investigation N⸰ 2619/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Spaans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
-
deelneming aan een criminele organisatie;
-
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Spanje

Het standpunt van de raadsman
Volgens de raadsman bestaat er een gevaar dat de grondrechten van de opgeëiste persoon worden geschonden indien de rechtbank zijn overlevering aan Spanje zou toestaan en staat artikel 11 OLW daarom aan de overlevering in de weg. Daarbij heeft de raadsman gewezen op een nieuwsbericht van 2024 van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT), inhoudende dat het CPT in 2024 een
ad hoc-bezoek aan Spaanse detentie-instellingen heeft gebracht. Daarnaast is op de website van het CPT aangekondigd dat het CPT in 2025 opnieuw een bezoek aan Spaanse detentie-instellingen zal brengen.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie staat artikel 11 OLW niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg. De nieuwsberichten op de website van het CPT waaraan de raadsman heeft gerefereerd kunnen niet dienen als objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens die duiden op een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten in Spaanse detentie-instellingen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman, door enkel te refereren aan nieuwsberichten die zijn gepubliceerd op de website van het CPT over (aangekondigde) bezoeken aan Spaanse detentie-instellingen, geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens heeft verstrekt die duiden op een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten in Spaanse detentie-instellingen. Ook ambtshalve beschikt de rechtbank niet over dergelijke gegevens. De rechtbank ziet daarom geen reden om het onderzoek ter zitting te heropenen om onderzoek te doen naar een dergelijk algemeen reëel gevaar. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Magistrate-Judge of the Instruction Court No. 2 of Marbellaheeft bij uitspraak van
13 februari 2025 de volgende beslissingen genomen:
The judicial authority takes the obligation and authorizes the return of the arrested [opgeëiste persoon] , born [geboortedag] /1999 and of DUTCH nationality, to its country of origin, in case he would be condemned by the competent Spanish Court or Tribunal of a penalty or measure depriving him of his freedom.
(…)
Notify this judgment to the PUBLIC PROSECUTOR and all other parties involved, informing that this resolution is not a final one, and against it, can be recurred in writing presenting in this court, in a period of three days, or it can be appealed in a period of five days.
Het standpunt van de raadsman
Volgens de raadsman is de terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk, nu expliciet melding wordt gemaakt van de mogelijkheid voor verschillende partijen om tegen het afgeven van de garantie in beroep te gaan en door de Spaanse autoriteiten niet is vermeld of van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de vraag hoe de rechtbank de terugkeergarantie dient uit te leggen en heeft aangegeven dat bij de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie kan worden opgevraagd.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk. De garantie is namelijk bij een rechterlijke uitspraak verleend, terwijl expliciet is aangegeven dat verschillende belanghebbende partijen daartegen in beroep kunnen gaan en de rechtbank niet kan vaststellen of deze partijen van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt.
De rechtbank zal het onderzoek ter zitting heropenen en direct schorsen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en/of de autoriteit die de voormelde garantie heeft uitgevaardigd, voor te leggen:
- Kunt u aangeven of beroep is ingesteld tegen de uitspraak van 13 februari 2025 van de Magistrate-Judge of the Instruction Court No. 2 of Marbella, waarin de terugkeer van de opgeëiste persoon [opgeëiste persoon] naar Nederland bij veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf wordt gegarandeerd en geautoriseerd?
- Indien dit het geval is, is hierover reeds geoordeeld in hoger beroep en, zo ja, wat was daarvan de uitkomst?
- Indien dit niet het geval is, is de verstrekte garantie en autorisatie daarmee onvoorwaardelijk en onherroepelijk geworden?

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in rubriek 6 vermelde vragen aan de Spaanse autoriteiten voor te leggen.
BEPAALTdat de zaak zo snel mogelijk, maar in ieder geval 14 dagen voor het verstrijken van de verlengde beslistermijn op 27 maart 2025, opnieuw op zitting wordt aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.