ECLI:NL:RBAMS:2025:1672

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13-362804-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Hongarije, detentieomstandigheden en individuele garanties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Hongarije. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1981, werd gedetineerd in Nederland en was niet aanwezig tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende data, waaronder 15 januari en 20 februari 2025, voortgezet. Tijdens deze zittingen werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn detentieomstandigheden in Hongarije besproken. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten bestond in de detentie-instelling in Hongarije, met uitzondering van de instelling in Tiszalök. De rechtbank heeft de informatie van de Hongaarse autoriteiten over de detentieomstandigheden in Szombathely in overweging genomen en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon daar naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Hongarije kan plaatsvinden, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-362804-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 6 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 november 2024 (zoals gecorrigeerd op 17 december 2024) van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) [1] . Dit EAB is uitgevaardigd op 18 januari 2024 door de
Eger District Courtin Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 15 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 januari 2025, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, eerste en derde lid, OLW).
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
De tussenuitspraak van 29 januari 2025 [2]
In de tussenuitspraak van 29 januari 2025 is de rechtbank ingegaan op het verweer van de raadsman ten aanzien van artikel 11 OLW en heeft zij geoordeeld dat dit verweer geen aanleiding gaf om af te wijken van de lijn van de rechtbank dat geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van het gehele gevangeniswezen in Hongarije.
Ten aanzien van het al eerder door de rechtbank vastgestelde algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten in de penitentiaire inrichting in Tiszalök in Hongarije heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en direct geschorst om de antwoorden van de Hongaarse autoriteiten in dit kader af te wachten en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om een aanvullende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de gevangenneming (artikel 27, derde lid, OLW).
De zitting van 20 februari 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 20 februari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.De tussenuitspraak van 29 januari 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 29 januari 2025, waarin zij heeft geoordeeld over de grondslag en de inhoud van het EAB (rubriek 3) en de dubbele strafbaarheid van de in het EAB vermelde feiten (rubriek 4). Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Hongarije

Inleiding
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen in rubriek 5 van de tussenuitspraak van 29 januari 2025. De overwegingen in deze rubriek dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in de tussenuitspraak van 29 januari 2025 heropend om de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit op vragen van het Openbaar Ministerie af te wachten, aangevuld met de vraag die de rechtbank in de tussenuitspraak heeft geformuleerd. Deze vragen zijn geformuleerd in het kader van het onderzoek van de rechtbank of, gelet op het algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten dat in een eerdere uitspraak [3] ten aanzien van de detentie-instelling van Tiszalök in Hongarije is aangenomen, ook de opgeëiste persoon het gevaar loopt op een schending van zijn grondrechten.
Op 16 januari 2025 heeft de
Deputy General for Security and Incarcerationvan de
Hungarian Prison Serviceaanvullende informatie verstrekt. Voor zover betrekking hebbend op de vraag waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden gedetineerd, luidt deze informatie als volgt:
In connection with the surrender case of the above number instigated before the competent authorities of The Netherlands based on a European arrest warrant with regard to Hungarian national [opgeëiste persoon] (place and date of birth: [geboorteplaats], [geboortedag] 1981), I hereby inform you about the following.
(…)
Depending on the phase of the criminal proceedings it cannot be determined obviously in which sentence enforcement institution the detainee will be placed, but the information regarding the guarantee shall be recorded in the registration documents (manual or electronic) of each detainee.
In case the surrender of the person named in the request occurs, his placement will take place by ensuring the conditions being in line with the provisions of the European Convention on Human Rights, the United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, and Recommendation No. R/2006/2 of the European Council on the European Prison Rules; after takeover, the person will be transported to the Szombathely National Prison as soon as possible.
Het standpunt van de raadsman
Volgens de raadsman wordt in de aanvullende informatie niet gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije niet in de detentie-instelling van Tiszalök wordt gedetineerd. Daarnaast is niet gebleken dat het Openbaar Ministerie de in de tussenuitspraak van 29 januari 2025 door de rechtbank geformuleerde aanvullende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft voorgelegd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het onderzoek ter zitting te schorsen om deze vraag alsnog aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te laten leggen, dan wel geen gevolg te geven aan het EAB.
Verder heeft de raadsman de rechtbank verzocht om terug te komen op het oordeel over de door de verdediging op de zitting van 15 januari 2025 gevoerde verweren.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie blijkt uit de aanvullende informatie dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering waarschijnlijk in detentie-instelling in Szombathely in Hongarije wordt gedetineerd. Nu de rechtbank ten aanzien van deze detentie-instelling geen algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten heeft aangenomen, staat artikel 11 OLW niet aan de overlevering in de weg.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie verplicht is om uitsluitend de detentie-omstandigheden te onderzoeken in de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijk zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [4]
De rechtbank begrijpt uit de aanvullende informatie van 16 januari 2025 dat het antwoord op de vraag in welke detentie-instelling een gedetineerde in Hongarije wordt geplaatst afhankelijk is van het stadium waarin het strafrechtelijk onderzoek zich bevindt, waardoor in de regel op voorhand geen instelling kan worden aangewezen. Desondanks spreken de Hongaarse autoriteiten in de onderhavige procedure ten aanzien van de opgeëiste persoon en met betrekking tot de detentie-instelling waar hij na overlevering zou worden gedetineerd van een “
guarantee” die in de relevante “
registration documents” wordt opgenomen. Daarnaast is op ondubbelzinnige wijze vermeld dat: “
after takeover, the person[de rechtbank begrijpt: de opgeëiste persoon]
will be transported to the Szombathely National Prison as soon as possible.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije naar alle waarschijnlijkheid in de detentie-instelling in Szombathely wordt gedetineerd. Het door de rechtbank aangenomen algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van de detentie-instelling in Tiszalök leidt derhalve niet tot een individueel gevaar voor de opgeëiste persoon. Nu verder geen algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten is aangenomen ten aanzien van de detentie-instelling in Szombathely en de rechtbank niet over gegevens beschikt die aanleiding geven tot onderzoek naar een dergelijk gevaar, staat artikel 11 OLW niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van de verweren die de raadsman op de zitting van 15 januari 2025 heeft gevoerd, verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van 29 januari 2025 en de daarin vervatte oordelen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Eger District Courtin Hongarije voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
3.Rb. Amsterdam 7 januari 2025, ECLI:RBAMS:2025:232.
4.Vergelijk: Hof van Justitie EU 25 juli 2018, C‑220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589.