Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in incident en de beoordeling
4.De beoordeling in de hoofdzaak
5.De beslissing
14 februari 2025te 10:00 uur om een datum voor de mondelinge handeling vast te stellen,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft ING Bank N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in Duitsland woont. De procedure begon met een dagvaarding op 28 juni 2024, gevolgd door een rolzitting op 24 september 2024. Tijdens deze rolzitting heeft de gemachtigde van de gedaagde aangegeven dat hij de voorkeur geeft aan behandeling door de Nederlandse rechter, ondanks dat de Duitse rechter ook bevoegd is. De kantonrechter heeft deze opmerkingen opgevat als een bevoegdheidsincident. ING heeft vervolgens gesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van een forumkeuzebeding in de Algemene Bankvoorwaarden 2009, waarmee de gedaagde akkoord is gegaan bij het openen van zijn bankrekening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van artikel 109 Rv, omdat ING in Nederland is gevestigd en de gedaagde nu in Duitsland woont. De kantonrechter heeft de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden en bepaald dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling is gepland voor 14 februari 2025, waarbij partijen hun verhinderdata kunnen opgeven. Het vonnis is op 31 januari 2025 uitgesproken door kantonrechter Q.R.M. Falger, bijgestaan door griffier A. Chu.